maar groot genoeg is, verdwijnt de heg vanzelf en kunnen we naar hartelust met onze buren en naasten kouten. Want hij die liefde heeft is diegene die de liefde geeft, zoals The Beatles reeds dichtten, de vier heemsbeatles op de rug van het paard zonder naam. Het is wellicht de enige pasmunt ter wereld die zich bij deling vermenigvuldigt. Immers: wie met mate liefheeft, heeft weinig lief.
Maar, soit. Étienne de La Boétie, want over hem wilden wij het graag hebben, is, zoals u ongetwijfeld weet, of hoort te weten, een van de vele alter ego's van Alphonse Sochaux, de om duistere redenen onbekend gebleven Verlichtingsfiguur uit het midden van de zestiende eeuw die in zijn korte, al te korte leven een even indrukwekkend als warmkloppend en imposant poëtisch oeuvre heeft nagelaten dat zijn gelijke niet kent en ook ongekend expliciet-lyrisch schunnig van aard is, met vele woorden en vaktermen die voordien alleen in de slaapkamer werden uitgesproken en zelfs daar onwelvoeglijk werden gevonden. We hoeven ze op deze plaats dan ook niet voor u te herhalen, want als u ze zou kennen, zoudt u ontkennen ze te kennen, en als u ze niet zou kennen, zouden we ze niet kunnen herhalen, laat staan hoeven herhalen. Ook hier volgt het non posse logisch en onmiskenbaar evident, als het ware evolutionair, uit het non esse.
Zijn niet alle gedichten geschreven door één dichter? Zijn niet alle liederen van merels gezongen door één merel? Zijn niet alle dichters loten aan dezelfde stam, bloesems aan dezelfde boom, opgeschoten op de mestvaalt van het dagelijks leven? In dat dagelijkse, al te dagelijkse leven, begrensd door de mijlpalen van geboorte en dood, waar wel degelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de een en de ander, volgens het principium individuationis, daar was Étienne de eerste ugly dichter avant la lettre en hij heeft het genre van de ugly poëzie niet alleen ontdekt en nieuw leven ingeblazen, maar tegelijkertijd als het ware in één moeite door, in één asemtocht voltooid en de nek omgedraaid. Dat ziet men wel vaker, dat de schepper van een nieuw geluid, een nieuwe wijze van uitdrukken, een nieuw levensgevoel dat zijn schuchtere of juist schreeuwstem vindt in woorden en ritmes, er tegelijk de voltooier, de vernietiger van is. Hoe dit komt is voor ons evenzeer een vraag als voor u, met dit verschil dat wij het antwoord weten en u niet, omdat u daar mijlenver boven staat en het dus niet eens hoeft te weten. U hanteert immers slechts het poëtische zwaard der rechtvaardigheid en bent niet geïnteresseerd in verzachtende omstandigheden of historische patronen. Voor u, nietwaar, edele vrouwe, telt slechts het resultaat, het gedicht in uw allesverzengende licht der eeuwigheid en buiten alle tijd, ruimte en banale causaliteit geplaatst, en dan nog - als alles opgeteld en afgetrokken is, waargenomen, gemeten en geteld,