| |
| |
| |
Nurit Zarchi
Vissen
Leven doe je niet, zoals je dacht, vooruit,
Waar we zijn? Weer op de plek waar we waren,
Na een weg te hebben afgelegd, op weg naar elders.
Als je dacht dat leven in een spiegel je doet zien,
Heb je het mis. Hier, in de weerspiegeling van de lucht,
Is het moeilijk te zeggen of deze roze is of lichtblauw,
En wat zich achter wat schuilhoudt.
Want wat is ons idee van volume? Lapwerk.
Staan de kraaien op de bomen of de bomen op de kraaien?
Begrijpen valt buiten de vlakke meetkunde, dat weet je.
De waterlelies houden ons misschien voor tweezijdige schepsels,
Doorzichtige handschoenen of gouden schoentjes,
Maar voor onszelf blijft hetgeen je ik noemt
Aan zichzelf kleven, steevast in het midden zwemmend.
Jezelf niet horen, dat is de betekenis van stemloos zijn,
Maar anders dan jij, doen wij ook geen moeite.
's Ochtends, als het licht in het water valt,
Is het lichaamloos, net als wij.
De vijver vat vlam, een korte verliefdheid,
Het water schrikt, maar daar komt de schaduw al.
Het is nu eenmaal je goed recht om koelhartig te leven:
Je weet niet eens of je verdriet voelt.
| |
| |
Als de regen ons geselt, zijn wij als zwijgend glas,
Zo ook bij alles wat ons raakt, zij het duisternis of wind.
Maar onzichtbaar zijn betekent nog niet dat je een geheim hebt.
En druk van bovenaf betekent niet dat je de bodem hebt bereikt.
Je vraagt hoe we ons redden.
Niet iedereen heeft evenveel behoefte aan buitenlucht.
We klagen niet, maar toch, de plek waar we niet zijn
Is zoveel ruimer dan die waar we ons bevinden,
En de schijnbaar logische oplossing, vertrekken,
Zou voor ons de ultieme waanzin zijn,
| |
| |
| |
Vervanging
Je kunt niet overleven zonder de kunst der vervanging toe te passen.
Water laat zich door modder vervangen, zo groeit er een bos.
Jezelf vervangen betekent even ophouden te bestaan,
Alweer heb ik een liefde verloren, alweer koop ik een hond.
Zodoende heb ik meer dan één hond gehad,
Meer dan één huis, om van de kudde paraplu's nog maar te zwijgen.
Hoe kan ik nu leven, waar vind ik een andere liefde?
Kon je de dingen maar door zichzelf vervangen.
De nieuwe hond kijkt me met grote ogen aan,
Alsof scheiden of verlaten worden ondenkbaar is.
Een vriendin had vierentwintig uur op het station op haar geliefde gewacht,
Totdat de wereld zichzelf terug zou tellen, naar zijn allereerste dag.
Huizen blijven zichzelf trouw totdat ze vervallen.
Nu begrijp ik de gelovigen in de leugen die voor hun geloof stierven.
Wie zo denkt, zal de kunst der vervanging nooit meester worden.
Ik zeg tegen mezelf: kom op, zet een eerste stap in het niet bestaande.
| |
| |
| |
Semele
Omdat je met geweld mijn angst voor de dood wilde proeven
Heb ik jou op mijn beurt een moment van godenliefde ontstolen.
Toen ik mijn armen naar je uitstrekte om je koele huid
Te voelen, zag ik er blaadjes van zonlicht op flakkeren
En rook ik de geur van brood en velden.
Jij wordt mijn dood, denk ik, alsof ik niet weet dat ik het ben.
Mijn hart sprong je tegemoet - zonder de kennis van de weg terug
Die de blauwe ganzen hebben, en de pijlstaartvlinders.
Een nog glorieuzere vergissing dan de maagdelijkheid van de cyclaam,
De kortstondige verzadiging van de vos in de wijngaard, dagzielen in de nacht.
Ik dacht: de liefde van het ware hart duurt eeuwig.
Ik heb gelogen, bedrogen, net als jij, maar tegen mezelf.
Ook al loop ik achteruit -
Ik bereik je niet, daar, onder de woeste bladeren.
Aan den lijve heb ik het ondervonden, je kunt van een ander niet nemen
Wat jij van mij wilde nemen, ik van jou.
Toch trekt de hak van je sandaal smeulend door mijn ziel,
Als een brandweg in de bergen, als jij komt kijken
Hoe ik mij, meer dan jij, verstout
De liefde te verdragen, en haar dood.
|
|