terug het water in wilde ook daadwerkelijk hebben teruggegooid. Je had gelijk toen je hem op zijn recht op beloning wees. Ook het botje was het ermee eens. Hoezo hebzuchtig? Waar bemoeien ze zich mee! Ik weet dat die publieke afkeuring je verdriet heeft gedaan.
In jullie levensverhaal staat dat jullie tot op de dag van vandaag leven in een omgekeerde pispot. Dat gegeven werd jullie dood, eerst die van je man, nu die van jou. Het leven in pispotten wordt in Pommeren niet langer gedoogd. Toen ik dat las in de krant voelde ik al meteen onheil. In het bejaardentehuis konden jullie niet aarden, dat begrijp ik goed. Als tweehonderdvijftigjarige, zo oud schat ik je, kon je voor die jonkies en hun afstotende moderne ziektes geen enkele aandacht opbrengen. Jullie kwijnden weg, eerst hij, als man vanzelf zwakker, daarna jij.
Je schijnt op je doodsbed het botje in de zee, dat zo'n belangrijke rol in jullie leven heeft gespeeld, voor een laatste keer te hebben aangeroepen. Het schijnt dat je laatste wens aan hem een kop heerlijke, geurige, verse koffie was, en toen nog een, en nog een. Je bent de grootste leut uit de geschiedenis en in die zin ben je voor ons, medeleuten, heilig. Sancte Ilsebile, ora pro nobis. Het botje heeft je niet in de steek gelaten.
Natuurlijk wilde je een steeds groter huis, dat is toch logisch met zo'n pispottige achtergrond. Logisch, ook, dat je achtereenvolgens koning, keizer, paus, God Zelf wilde worden. Je wilde geen macht, je wilde gewoon het hoogste wat je kon bedenken. Daar hoef je geen materialist voor te zijn; dat heet verlangen. Ik vond dat de hermelijnen mantel en de pauselijke mijter je goed stonden.
God werd je niet. Waarom werd het botje zo boos toen je dat vroeg? Voelde het zich betrapt? God is onzichtbaar. We weten niet hoe hij eruitziet. Wie weet lijkt hij op een ambitieus dwergenvrouwtje dat goed, beter, best wil. Jij werd daarna hoe dan ook in de ogen van de mensen weer gewoon Ilsebil, Pispot 1, te Pommeren.
En nu ben je dood. Ieder jaar op 5 december gedenk ik je en dat zal ik blijven doen. Wij vieren in Nederland die dag met geschenken en gedichten. Ik maak in mijn gedichten graag variaties op ‘In het land der blonde duinen en niet heel ver van de zee/ woonde eens een dwergenpaartje en dat heette Piggelmee.’ Je kent het. De pispot is in die apocriefe maar mooie versie van jullie leven veranderd in een Keulse pot, dat is wel wat comfortabeler en mooier dan een pispot, als je het mij vraagt.
Het land van de blonde duinen, dat is mijn land; je hebt het voorzover ik weet nooit bezocht. De koffie is in die duinenversie naar behoren belicht. Dat aspect was door je eerste biografen volstrekt ver-