De Gids. Jaargang 165(2002)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 829] [p. 829] Huub Beurskens Vijf gedichten Onder de linde Het hart is niet hartvormig. Hoe zien wij wat we ons in de bast uitsneden decennia nadien? Vergroot? Vergroeid? Hoger op de stam? Men ziet ons nochtans nimmer bijeen. De lindebloesemnectar is dodelijk voor veel insecten. Onder de linde speelt een man op de hem door mij verbeelde mandolien, hoewel hij pas de jongen is die ik voor hem ben geweest. Een merel in de kroon zingt mee de melodie. Zoet geurt heel de hooimaandschaduwboom, maakt de man een minnaar zonder min. Zonder min? Hij keert weer als het avond is, ik strooi de maan beloverd door haar haar, hij klemt haar tussen zich en onze linde in. In tegenstelling tot het hart is hartvormig het lindeblad. Terecht dat gif zit in de nectar al weet de wetenschap niet waartoe. Maar in de oogstmaand behoeven wij geen vriendin. We plakken ons het steeltje op de neus, laten het vruchtje bungelen aan zijn draadje kleef. [pagina 830] [p. 830] Dode juffers - Na het lesgeven de ramen sluiten s.v.p. - Op de vensterbank trof de leraar twee dode juffers aan. Nog wat opruimen in het lokaal dan was het jaar gedaan. Hij zag zichzelf als van glas in een der ruiten buiten staan, hoofd en hart paringsgewijs doorvlogen, nam de twee dode in zijn ene hand en schreef met de andere op het bord: Ischnura elegans. Toen legde hij een juffer op het tafelblad waarachter Fransje had gezeten en weende omdat ze nog zo'n zomerhemelsblauwe kleur bezat. De andere legde hij voor Fleur. Bewoog nog wat? Hij kreeg zelf een kleur maar een hoogrode, riep ‘Gat!’ en sloeg met een klap de juffer plat. [pagina 831] [p. 831] Altijd iets met september voor Stefan Hertmans ‘Ik had altijd iets met september. Het licht is anders, er hangt een frisse vochtigheid in de lucht en de eerste prikkelende geur van droger wordend blad.’ Remember. In je kleine Gentse achtertuin daalde die maand, die er aardgericht een wisse tochtigheid bezat, als een schijnbaar beheerste jaarlijks in het bezeten zijn af. Liet je met een gat waarvan je dan pas weer besefte het altijd al te hebben gehad, tollend tussen hoofd en hart. Het duister der laatste hemelsblauwe gentianen dreunt en banjert erin rond hoe meer je ze vertrapt. Maar erin wou je, niet eruit. Met een tomeloze val? De grond in met een ladder zand? Waarde, hard en wreed moesten we zijn en het laten van tranen overlaten aan wie wij de rug toekeren, bars. Hoe lapt die ploert van een Pluto hem dat? Liefde is twee handjes rozen gooien, een enkelbandje met belletjes rinkelen laten en maskers maskers maskers dragen. Na een halfjaartje is het de baas wel weer genoeg. ‘Dwaas’ had je op je schutting geschreven. Maar nee, je kwam niet van je plaats, katjes kwamen als delletjes schrale kopjes geven, het vijvervisrood liet je vervagen onder het ijs waarvan je wou dat het je eeuwig droeg. Te vroeg in het jaar alweer verandert het licht. Fuck forsythia! Het is een schande. Uitgewoond en afgedankt trippelt het hoegenaamd aangerande als maagdelijk herboren achterom: ‘Eeuwig trouw [pagina 832] [p. 832] zal ik zijn, als een vrouw.’ Wonderen worden verricht, merels zingen in de seringen, je wordt meegetroond naar vruchtbeginsels, gekroond met bloeisels, allerhande, kameraad. Je zwicht. Opnieuw. April had altijd iets met jou. [pagina 833] [p. 833] Artis op een tropische dag na sluitingstijd Nu hij door mensen zo goed als verlaten is bestaat de tuin pas echt uit een macht aan bomen en volle struiken waartussen en -onder beschaduwd de dieren zich loom en verzaligd overgeven aan een leven zonder dwangbeelden van vermeende paradijzen. Het is geen wonder dat als alle hekken nu wijken de dieren blijven, geen leeuw gaat jagen op patrijzen, geen parkiet de stad in vliegt. Alleen valt het ergste te vrezen daar eerder al een staat als deze een god opriep. Ik laat de zoo maar zoo voordat wie of wat me met een vinger roert. De mensen gaan halfnaakt. Niets aan hen lijkt diep. Vannacht zal het onweren dat het kraakt. Je hoort de slang niet als ze gaapt. [pagina 834] [p. 834] Het leven geeft nooit antwoord voor Laurens van Krevelen In mijn exemplaar van Verhaal van twee tuinen, gebonden boek met gedichten van Octavio Paz, heb je, soigneus uitgever, in het rugwit naast ‘Antwoord en verzoening’ met vulpenzwart een kleine correctie aangebracht: de juiste initialen van wie dit gedicht vertaalde. De L van de liefde waarmee. De Vvormt een vogel, een wiekend hart. Alles beweegt. Staat dit vast? Wat je wellicht een smet leek werd deel van het gedicht, van Paz, van jou, van mij, je inkt spiegelt wat we zijn, doorlaatbaar als een gat, eindeloze samenstelsels die eindig tellen. Je houdt halt met je vouwfiets in de stad. We praten over zomaar wat. Heeft het belang? Jazeker. We zijn niet bang de grote vraag te stellen. Maar we zijn en gaan. Akkoord. Het heeft geen belang. Vorige Volgende