De Gids. Jaargang 165(2002)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 813] [p. 813] Fotogedicht Hans Tentije Een sieraad haast voor Thomas en Karien Wiens vuist, klam van het zweet, omklemde zijn kolf, wie koesterde hem, zo tussen dood en overleven en maakte hem schoon, af en toe, met wat naaimachineolie van zijn moeder? heeft hij er 's nachts, misschien, voor de spiegel staande mee geoefend, liet hij hem als een revolverheld losjes rond zijn middelvinger draaien en bracht hij hem lachend naar zijn slaap en haalde dan de trekker over terwijl hij wist dat de haan niet gespannen was, streelde hij met de loop de binnenzijden van zijn liefjes dijen, haar tepels, haar geslacht dat als een schotwond bloeide? het magazijn, dat huis met al zijn kamers, ontbrak vreemd genoeg toen ze beneden de vloeren vervingen en hem vonden, in zand gesmoord een sieraad haast, zijn zwart schelpwit uitgebeten in de tijd dat hij daar lag, onder een plank die ietsjes meegaf - misschien stopte er met gierende banden plotseling een overvalwagen, net voorbij de Ruïnekerk [pagina 814] [p. 814] Foto: Koos Breukel [pagina 815] [p. 815] de herfst verging maar lichtte nog, bescheen vergelend lindeblad en streepte in karmijnrood, in violet weer een dag op de hemel af, de voordeur viel krachtig in het slot en iemand riep halverwege de trap dat hij weg moest wezen vocht hij zich door meidoornhagen, haagbeuk heen waaraan hij mouwen en armen openhaalde, dook hij in elkaar achter rietmatten, priëlen, fietsenschuurtjes tot het donker eindelijk kwam, dat hem verloste van een slapend been, van de geuren van eten, etensresten en gronderige avondnevel, die je proeven kan voordat je er iets van ziet, pijn die vanuit zijn lendenen opkroop en zijn gedachten flakkeren liet? voortstruikelend in zijn meegegriste, veel te bleke regenjas doorzocht hij koortsachtig zijn zakken hoewel hij donders goed wist dat hij hem thuisgelaten had - liep hij daar ten slotte in de val, bij de Hertenkamp waar de weg zich van alle kanten op vertakt, toen een pauw hem toeschreeuwde en hij binnen het dansende licht van staaflantaarns versteende of schoten ze hem overhoop onder de dennen aan het begin van de Eeuwigelaan, hem bijna het hart uit zijn lijf - verlaten kamers, vol herinneringen stromend? in negatief, in zilverwit, in slierten mist de jurk die zachtjes ruisend van haar afgleed, ooit en een kort ogenblik lang hopeloos mooi rond haar enkels rimpelde en die hij nu, midden op straat als een vod over zich heen gegooid kreeg - Vorige Volgende