en de aanvliegroute over hun stad ligt. De wijn schenkt haar op zo een moment troost, terwijl ze naar pianomuziek luistert en denkt aan het ivoor van de toetsen en zijn voorzichtige handen die haar naakte schouders vatten of haar zij ergens. Stilletjes humt ze mee met de tonen en wiegt zo haar angst in slaap.
Hij drinkt zijn wijn uit, zet zijn glas rechts van zijn bord, waarop de kelner aanstalten maakt bij te schenken. Hij legt zijn hand op het lege glas en plaatst het kristal dan links, onderwijl denkend aan de film en de waarheid. De lach verdwijnt van zijn gezicht, al is het maar voor even en ziet zij het niet. Hij denkt, terwijl hij het lemmet van haar mes door een aardappel ziet gaan: Waar ben je, als ik weg ben, wie ben je dan? ‘Heb jij de nieuwe van Gere en Anderson al gezien?’ vraagt hij aan haar.
Ze is verliefd geworden. Zij moet nu naar de film vragen, waarop hij dan de plot, de flashbacks, de flash forwards, de synopsis als het meezit, aan haar vertelt opdat ze niet meer hoeft te gaan en alleen maar aan de gezichten van Gere en Anderson hoeft te denken en te mijmeren, maar ze doet het niet. Ze denkt aan de zakenrelatie.
Toen ze het brood doorgeslikt had, het motorisch gebrul van de een of andere luchtvaartmaatschappij was overgewaaid, net als de gedachte aan hem, wist zij het. Ze keek naar het glimmende voorhoofd van haar relatie, geschrokken, herbeleefde het gemis, de angst in een echo, maar keek daarop gulzig naar hem die daadwerkelijk tegenover haar zat. Eén seconde. Ze wisten het van elkaar, heel zeker, afspraken hotel, eten, toneel, het concerthuis, de jeugd, de toekomst, de wensen, verlangens, alles onuitgesproken en toch, het lag daar door deze verstandhouding, onbekend, maar zijn vormen al prijsgevend, als meubelstukken in een verlaten huis toegedekt door wit linnen tegen het stof. Enkel de beslissing was nodig en ze kon uitstel lijden. Er is geen haast weet ze en ze denkt eraan terwijl hij ongeduldig wacht op haar vraag ‘Is er een nieuwe dan?’
Een tel te laat merkt hij. Haar ogen, het zwart erin het leek zonder focus, een blik naar binnen gericht, op wat? Terwijl hij haar van de film vertelt denkt hij aan het hotelbed, wrijft over het tafellaken en herinnert zich het frisse linnen van het beddengoed. In het centrum van de stad was een kermis. Hij heeft er nauwelijks iets van gezien, alleen de hoogste gondels vanuit het hotelraam. Hij is het kwijt. Ze kijkt geschrokken naar hem, alsof hij een geheim prijsgeeft. ‘En, hoe verder, hoe ging het verder?’ vraagt ze. Hij moet iets wegslikken, kijkt naar zijn glas, plaatst het rechts. Het was een klein zwart kevertje dat hij door het nat van zijn grienen op het laken zag. Het zat roerloos en hij dacht het dood totdat hij zijn vinger ernaartoe