| |
| |
| |
Geertrui Daem
Aan zee
Meme keek uit over het strand en de zee alsof ze haar persoonlijk eigendom waren.
Haar hoofd stak uit de wijde, felgekleurde badcape die ze voor de vakantie nog gauwgauw ineengestikt had. Op 't gevoel en zonder patroon was het ding wel erg ruim uitgevallen.
Verstrengeld in de badstofplooien vochten haar ledematen om het bezit van een verticaal gestreept slank makend badpak.
‘Waarom hebt ge uw badkostuum niet onder uw kleertjes aan gelijk ik, meme?’
‘Wat is 't, manneke?’
Alsof memes hoofd niks te maken had met het geworstel onder zich.
Meme noemde haar kleinkind altijd ‘manneke’.
Wat is 't, manneke, wat zegt ge, manneke, maar doet dat toch niet, manneke.
Soms zei ze ook weleens jongske, alsof het kind niet alleen een eigennaam ontbeerde maar ook een jongetje was, in plaats van een meisje.
Het kind reageerde niet - meme begreep haar toch zelden of nooit - en begon een strandemmertje te vullen met schepjes droog, los zand.
Elke portie streek ze zorgvuldig met haar hand vlak, zoals pepe in de winkel deed wanneer hij gebroken rijst en vogelzaad uit de jutezakken schepte.
Het speelgoed was pas gekocht op de dijk en toch vertoonden de randjes sporen van roest, daar waar de hemelsblauwe lak afgesprongen was.
Pepe vond het weggesmeten geld: verroeste, versleten brol van verleden jaar zonder korting gekocht.
‘Er is precies méér wind vandaag dan gisteren, of is dat mijn gedacht, en ietske gedraaid, hij komt meer van overzee, mij dunkt,
| |
| |
want ik voel meer vocht en 't is fris hoewel het omzeggens niet koud is...’
Meme praatte aan één stuk door.
Altijd en overal en eender waarover. Ongegeneerd.
In tegenstelling tot de meeste mensen die het kind kende, liet meme zich zelden door gebrek aan belangstelling afremmen.
Eenmaal goed op dreef, kon meme zelfs zonder publiek, helemaal op haar eentje, een lange meerstemmige dialoog voeren waarin ze haar eigen argumenten weerlegde en aanvulde en opnieuw veranderde. Alsof er meer dan één mens in memes lichaam woonde.
Terwijl meme onder de sponsen badcape schijnbokste met haar andere helft, had pepe zijn overhemd uitgetrokken en zijn broekspijpen tot net onder zijn knieën opgerold. Dat was voor hem zomers genoeg.
In zijn onderlijfje zat hij door een fladderende krant te bladeren, op misschien wel krek dezelfde strandstoel als gisteren.
Gisteren waren ze hier ook geweest, op dezelfde plek achter het lange grauwwitte windzeil, bij dezelfde verhuurder.
‘Voilà!’
Meme gooide de tent over haar hoofd vandaan alsof ze applaus verwachtte.
Ze vertoonde zich aan de buitenwereld in wat ze ‘een zeer gekleed badkostuum makkelijk in het onderhoud’ noemde en ze keurde haar buik en billen alsof ook die nieuw waren.
‘In een lauw sopke uitplodderen en binnenstebuiten ophangen...’
Ze trok de pijpjes van het badpak wat lager.
Haar lijf paste niet bij haar hoofd, meme had een ouwelijk hoofd, vond het kind.
‘Zegt tegen de kleine dat ze iets op haar kop zet!’
Zonder van zijn krant op te kijken gaf pepe orders. Hij kon hun leven bepalen zonder rechtstreeks het woord tot hen te hoeven richten. Er was méér dan een zonnesteekje nodig eer hij vrouwen of kinderen aansprak.
‘Maar manneke toch, ge gaat een zonneslag opdoen met uw kopke bloot! Waar is uw mutske, zet dat mutske op, zijt ge 't vergeten of ziet ge 't niet graag, waarom zegt ge dat niet, dan had ik u op de dijk een strooien hoedje gekocht...’
Zo gierig als pepe was, zo gul was meme.
Ze graaide in haar tas, vond haar breiwerk, zonnecrème, zonne- | |
| |
bril, Rijk der Vrouw, reservedot wol, thermos met vieruurtje en alles wat ze niet zocht.
‘'k Zou er nochtans op gezworen hebben... voorlopig zal ik een van mijn fouillarkes...’
Het kind kieperde het zand uit het speelgoedemmertje en zette het als een helm omgekeerd op haar hoofd.
‘Zo goed, meme?’
Meme keek niet.
Het kind begon met het metalen schepje op het emmertje te roffelen.
Toen keek meme wel.
‘Doe niet onnozel hé!’
Als ze ‘manneke’ vergat, meende meme wat ze zei.
Ze spiedde rond, bedacht op getuigen bij deze beschamende vertoning. Er was niemand, behalve de verhuurder en enkele wandelaars bij de vloed. Geen mens zat 's middags zo vroeg op het strand.
‘Doet dat van uw kop!’
Alsof er onder het speelgoedemmertje een tijdbom stak die elk ogenblik kon ontploffen, rukte meme het emmertje van haar kleindochters hoofd.
Tenminste, dat was de bedoeling, maar doordat het meisje zich onverwacht terugtrok en doordat het handvat van het speelgoed over haar neus gleed en daar bleef haken, sneed het harde plastiek tussen haar neusgaten. In dat gevoelige plekje waar geen vlees en geen bot zit, wel iets daartussenin, kraakbeen.
Het kind hoorde iets kraken, ze voelde 'n vlijmscherpe pijn.
‘Miljaaaaaaaaaaaaaaar!’ profiteerde ze ervan om te vloeken.
Maar haar neus zat er nog en er was geen bloed, nog geen druppel.
‘Dat komt ervan! Van al uw zotte kuren! Ziet ge 't nu, manneke manneke toch...’ jammerde meme opgelucht.
‘Zegt tegen de kleine dat ze niet mag vloeken!’ zei pepe die hen vanachter zijn opengevouwen gazet zat te bespieden.
‘Dat doet zeer hoor!’
‘Ssssst, manneke toch...’ deed meme terwijl ze het wondje keurde en betreurde. ‘'t Is bloot vlees, een snee, klein maar diep en er mag in geen geval zon aankomen. Nu ligt dat in de schaduw van uw eigen neuske, de zon staat loodrecht op de noen...’
In haar grenzeloze goedheid nam meme de grote, fraaie, breedgerande strohoed die klaar voor gebruik rond het houten frame van haar ligstoel geknoopt zat en ze bond hem op het hoofd van haar kleindochter.
| |
| |
‘Maar draagt er zorg voor want ik heb daar al járen deugd van, van die hoed,’ ratelde ze. ‘Eens peinzen, al meer dan tien jaar heb ik hem! Hij is al ouder dan gij en er mankeert nog altijd niets aan.’
Rond haar eigen onbeschutte hoofd bond ze dan maar een sober zijden sjaaltje.
Het kind gooide de brede hoedrand naar achteren en keek pal in de zon boven zich.
‘Zo schoon dat ons manneke met mijn hoed is! En ze zit er helegans mee in de schaduw, schouders en al. Ze zal er niet te rap verloren mee lopen, zo'n hoed ziet ge van ver...’ mummelde meme tevreden.
‘En als er een rukwind opsteekt kunnen we ze in Engeland gaan opvissen,’ treiterde Pepe.
De zeldzame keren dat pepe spontaan het woord nam, was dat kwetsend of ten minste spottend bedoeld. Dat lag in zijn aard. Het was moeilijk te zeggen of hij dan kwaad of juist vrolijk was.
Het kind strekte haar armen, bromde als een opgefokte motor, tolde rond haar as als een vliegende schotel en zorgde er vooral voor veel van dat venijnig los zand te doen opvliegen, tegen pepes uitgedroogde benen en tegen zijn krant.
‘Niet stuiven! Nondedju!’
Zo sprak hij tenminste duidelijke taal.
‘Ga een eindje verder in 't zand spelen, manneke.’
Heftig sputterend daalde de machine en takelde het licht verroeste speelgoedemmertje van de eindeloze zandgroeve de hoogte in.
‘Ik ben een watervliegtuig, vrrroem vroemmmm, ik ga om water...’
‘Niet te diep hé, manneke! Dat ge niet verdrinkt!’
‘Niet in 't water. Ze mag niet zwemmen.’ Pepes verdict.
‘Ge moogt nog niet in 't water hé, manneke, want ge hebt nog niet lang genoeg geleden gegeten en dan riskeert ge een bloedsopdrang te krijgen en daar kunt ge van doodgaan...’
‘Jaja neenee...’
Kust mijn kloten blaast mijn zak op duizend bommen en granaten loopt schijten alle twee maar pepe eerst, sputterde het watervliegtuig in stilte.
Zo traag ze kon slenterde ze naar het water.
Haast niet te merken, zo langzaam probeerde ze vooruit te komen, zonder haar evenwicht te verliezen.
Iemand die naar haar keek kon denken dat ze stilstond in een wat
| |
| |
rare houding, om over de zee uit te kijken, dacht ze.
Een malheureus, gebrekkig meisje met een veel te vrolijke zonnehoed.
Ze keek over haar schouder en zag meme breien en pepe luieren - de krant over zijn gezicht gespreid.
Toen nam ze het besluit om niet meer bij hen terug te keren. Nooit meer, nooit meer, nooit! Ze liet het speelgoed uit haar handen glijden.
Ik loop gewoon door, dacht ze, langzaam maar zonder ophouden loop ik altijd maar verder door, het zeewater in, tot de golven over mijn hoofd stromen.
Als er 's avonds een doorweekte, vormeloze strandhoed aanspoelt ben ik verdwenen. Weg. Verdronken, denken meme en pepe. Ze zijn er volledig kapot van, vooral pepe.
Maar wat niemand ooit te weten komt is dat ik niet dood ben maar in het geheim in Engeland verder leef, onder een schuilnaam.
Bij de vloedlijn stond een jongen met de binnenband van een auto als een reuzenreddingsboei om zijn magere middel naar haar te kijken. Hij stond haar in de weg.
Ze moest stoppen om niet tegen hem op te botsen.
‘Opzij! Laat mij door!’
De jongen bleef haar dom aankijken.
‘'t Is dringend. Ik moet in Engeland zijn. Of verstaat ge geen Vlaams?’
't Kon een of andere ongezonde Franstalige zijn, een Waal uit een stad vol met vuile fabrieken, of uit Brussel.
Zo'n mager mens had ze nog niet gezien. Zijn armen waren niet veel dikker dan de rugleuning van memes keukenstoelen - waar ze op leken, maar dan bleker en minder sierlijk gedraaid.
‘Parlee frounsi zeker, gij?
‘Neen ik. En gij?’
Hij stak zijn puntige kin vooruit en lachte zonder reden. Afzichtelijk mager was hij.
‘Krijgt gij thuis geen eten misschien?’ Het was eruit voor ze het wist.
‘Ik kan veel eten. En gij?’
‘Ik krijg meer slagen dan eten,’ zei ze.
Dat zei meme geregeld: kinderen kregen in vroeger jaren meer slagen dan eten.
Op de magere maakte het niet de minste indruk. Hij bleef maar kijken en lachen, alsof hij van een andere planeet kwam.
| |
| |
‘Daarom trap ik het hier af! 'k Ben 't beu, 'k ga naar Engeland.’
‘Ik ben al naar Engeland geweest, met de mailboot,’ lachte hij.
‘Gaat ge mee, geef dan uw zwemband.’
‘Dat moet ik eerst aan vakenenmoeke gaan vragen.’
Hij knikte met zijn hoofd in de richting van de golfbreker maar toonde geen haast.
‘Het is de beste reddingsband, van vake gekregen. Ik kan er nooit mee verdrinken. Hij wordt warm van de zon.’ Hij betastte het rubber. ‘Voel maar...’
De magere beeldde zich in dat hij door het bezit van een logge, versleten binnenband aan gewicht won.
Zij raakte het rubber aan, keurend.
‘Als de zon daar de hele dag op schijnt, blijft het caoutchouc aan uw vel plakken,’ zei ze. ‘Met alle gevolgen van dien. Neen, we hebben iets beters nodig om in Engeland te geraken. Wie zijn uw vakenenmoeke?’
Ze sprak het op dezelfde kinderachtige manier uit als hij, alsof het een heilige tweevuldigheid was.
‘Die daar.’ Hij wees naar de golfbreker waar twee figuren op een grote handdoek of een deken zaten.
‘De mijne - mijn vakenenmoeke zitten daar, recht op mijn vinger, voor het windscherm in de ligstoelen,’ zei ze.
Meme keek in haar tijdschrift. Ze breide een ingewikkeld patroon en had voor niks of niemand anders nog oog. Telkens opnieuw bestudeerde ze de tekening en telde en hertelde de steken op haar breinaald.
Soms gaf ze de brui aan de aanwijzingen en ontwierp op goed vallen uit een heel eigen creatie. Die viel weleens tegen. Het manneke mocht het dan uitzweten in alwéér een wollen winterjurk.
‘Ziet ge die vrouw met haar brei? Naast haar 'n lege stoel en daarnaast ligt 'n pee te slapen met 'n gazet op zijn gezicht - zo ziet ge niet hoe stom hij eruitziet. Wel, da's mijn pepe, mijn papa.’
De magere merkte niks, het was niet duidelijk of hij wel naar haar luisterde.
Hij deed niet eens de moeite de goeie kant op te kijken.
‘Mijn vake is politieagent. Hij wordt commissaris. Dan is hij baas over alle politiemannen.’
Vol van zichzelf en van zijn afkomst was hij.
‘Vake! Oehoe!’
Als een gek begon hij te zwaaien naar de twee op de deken - moeke was juist bezig vakes rug in te smeren.
Beiden zwaaiden met weidse gebaren terug naar hun schriele
| |
| |
zoon die met één arm de zware band tegen zijn ribbenkast drukte, bang dat het geval hem zou ontglippen.
Pepe en meme keken gelukkig niet op.
‘Mijn vake pakt de bandieten en hij sluit ze allemaal op in 't gevang.’
‘Kan niet! Mijn papa is bandiet en hij is veel te slim om zich te laten pakken. En hij is heel rijk ook want hij moet nooit gaan werken. Hij heeft een winkel voor zijn plezier, met allemaal snoepen en koeken. Ik mag altijd snoep kiezen, zoveel ik wil en ik moet nooit betalen...’
‘Ge liegt!’
‘Niet waar. Kom maar mee, dan kunt ge 't hem zelf vragen. Maar pas op, want hij heeft een los handje én een revolver in zijn broekzak, daarom draagt hij nooit een zwembroek.’
De lafaard draaide haar zijn magere, witte rug toe.
‘Durft ge niet? Ik dacht dat uw pa bij de police was - uw vake, daa-ag vake, dada vakenenmoeke!’
Had ze hier al eens iemand van haar leeftijd gevonden, bleek het dan nog een kinderhol te zijn!
‘Papkind!’ riep ze. ‘Kinderhol, broekschijter, pissemanneke!’
‘Al wat ge zegt zijt ge zélf!’ riep hij over zijn hoekige schouder.
‘Magere graat!’
Hij liep door zonder te reageren, verder weg van haar - niet naar zijn vakenenmoeke.
Wat later zag ze hem, de autoband met beide handen optillend, langzaam weer in het water waden, tot op kniehoogte. Daar liet hij zich drijven.
Een vrolijke schipbreukeling die op de golfjes ronddobberde.
Het emmertje en het schepje lagen op het natte zand.
Pepe en meme keken nog altijd niet op.
Het meisje kreeg opeens erg veel zin, er was nauwelijks aan te weerstaan eigenlijk, om in het water te springen en om keihard te schreeuwen ‘help, help, ik verdrink’, of zoiets.
Het zou haar vast een hoop ellende opleveren, wist ze.
Nog voor pepe en meme haar hoorden kon ze gemakkelijk al drie keer écht kopje onder geweest zijn. Ze zou door de vader van de magere uit het water worden gevist en hij zou proces-verbaal opmaken - hij was toch ergens agent voor - tegen pepe en meme. Dan zou ze de rest van de vakantie zelfs niet meer mogen pootjebaden!
Misschien was het slimmer niet te gillen.
Gewoon adem inhouden en kop onder water steken was genoeg.
| |
| |
Dan werd ze nog juist op het nippertje gered en mocht ze met de ambulance direct naar de kliniek. De dokters roepen papa en mama op, ze moeten zo rap mogelijk uit Italië terugkomen. En de politie arresteert pepe op staande voet. Had hij maar niet onder zijn gazet moeten liggen maffen terwijl zijn kleindochter in nood verkeerde en bijna de verdrinkingsdood stierf!
Meme wordt ernstig berispt. Ondanks alles is ze haar steken blijven tellen. Ze moet twee brillen kopen, een om beter ver en een om beter dichtbij te kunnen zien. Of één verkijkbril met vierkante stukjes leesglas erin.
Het ijzige water raakte haar warme buik. Ze schrok. Het moest snel gaan.
Ze hapte lucht, kneep haar neus en ogen dicht en zakte huiverend het water is. Het zout beet in het wondje onder haar neus.
Hoezeer ze zich ook tegen de zandbodem probeerde te drukken, ze kon er maar kort gehurkt blijven zitten. De beweging van de golven bracht haar uit evenwicht.
Ze viel om.
De lucht ontsnapte uit haar opeengeperste lippen, spoot uit haar oren en neusgaten. Ze probeerde zich nog eens onder te duwen maar kon zich nergens tegen afzetten, zodat haar lichaam uit zichzelf weer naar boven sprong.
Smerig zand zat in haar mond, ogen, oren en overal.
Ze dacht aan de donzige sponshanddoek en het voorzichtige gebaartje waarmee meme zich 's ochtends bij het wasbakje het gezicht had droog gedept - ‘een vrouwenhuid is te fagiel om te wrijven,’ had meme verklaard, ‘véél te fagiel.’
Het kind wiste met haar vingertoppen de druppels van haar wimpers.
Zodra ze iets kon onderscheiden zag ze memes hoed naast zich drijven, helemaal doorweekt en met een gapende scheur in de rand.
Meme zat nog nietsvermoedend te breien en pepe sliep nog altijd.
Stel dat ze verdronken was, dan hadden ze 't godverhemelste niet eens gemerkt!
En vakenenmoeke zaten op hun reuzenhanddoek rustig te kaarten.
Bij het water stond een groepje badgasten te praten.
Niemand sloeg acht op haar.
En de magere jongen?
Net toen ze aan hem dacht hoorde ze iemand roepen.
‘Wat was me dat! Hela... wat is er gebeurd?’
| |
| |
Hij was het. Met de band rond zijn middel kwam hij haastig op haar afgelopen - een Michelinmannetje op sprinkhanenpoten.
Ze goot het zeewater uit memes hoed - de lintjes zaten er niet meer aan.
‘Zijt ge gevallen?’
‘Neen.’
Ze drukte de hoed op haar hoofd. De natte flap viel over haar ogen, sloeg tegen haar wangen.
‘'t Was een haai die mij aanviel,’ zei ze.
‘Echt!?’
‘Hebt ge 't niet gezien?’
Ze rolde de hoedrand naar achteren. Probeerde haar hijgende adem te controleren. Meme zou er het hart van in zijn, of heel erg kwaad.
‘Zo'n beest! 'n Kanjer, 'n hondshaai godverdomme!’
Ze was behoorlijk over haar toeren. Dat overkwam haar wel meer. Dan raakte ze zo opgewonden dat het verschil tussen waarheid en verdichting voor haarzelf even onduidelijk werd als voor anderen.
‘Ik heb hem nog juist op tijd van mij kunnen afslaan. Vlam!’
Ze deed het voor, wankelde en greep zich vast aan de hoed waarvan de rand verder scheurde.
‘Hij is gevlucht, naar Engeland.’
Ze begon te klappertanden.
‘Hoe doet ge dat?’ vroeg de jongen.
‘Wat?’
‘Dat geluid, met uw tanden.’
De magere bestudeerde haar gezicht en probeerde ‘takke-takketak...’
Zijn imitatie leek nergens op. En hoewel hij graatmager was en lijkbleek, zag hij er eigenlijk niet écht afzichtelijk uit. Zijn ogen waren mooi. Groen als de zee. Ze maakten veel goed.
‘Doe dat nog eens...’
Ze probeerde het wel, maar zolang hij met die ogen zo naar haar mond bleef kijken, kwam er geen klank meer uit.
‘Hoe heet gij misschien?’ vroeg hij plots.
‘Gij eerst.’
‘Oddilon,’ zei hij alsof dat een heel gewone naam was. ‘Maar vakenenmoeke zeggen Oddy. Zegt gij ook maar Oddy.’
‘Mag ik in uw binnenband, Oddy?’
Hij liet de zware band al gereed zakken, maar bedacht zich toch nog.
| |
| |
‘Zeg eerst uw naam.’
‘Brigitte!’ zei ze te snel en ze drukte de band ruw tegen het zand. ‘Naar Brigitte Bardot. En naar mijn doopmeter natuurlijk.’
Hij scheen het te geloven. Behendig schoof ze haar andere been door de opening. Ze drukte zich tegen Oddy aan, terwijl hij het opgeblazen gevaarte optilde.
‘Is uw vader nog gewoon agent of is hij al baas?’
‘Bijna, hij is bijna baas.’
Eendrachtig brachten ze de grote boei ter hoogte van hun middel.
Zij was een stuk groter dan hij en voller. De ruimte bleek krap maar het lukte.
Ze raapte nog emmer en schepje op - geen aanwijzingen achterlaten, dacht ze. ‘Langs daar, we gaan langs daar,’ gebaarde ze.
Als een vreemd soort wezen liepen ze schrijlings zigzaggend over het warme zand verder, weg van zijn familie en de hare, naar de golfbreker aan de overkant.
Samen voortbewegen liep gesmeerd.
Oddy's schriele lijfje straalde warmte uit.
Ze zag van opzij aan zijn gezicht dat hij het heerlijk vond.
Ze zeiden geen woord tijdens de tocht.
Aan de voet van de grote, donkere stenen draaiden ze als één lichaam om en lieten zich zachtjes zij aan zij neerzakken.
Van hieruit konden pepe en meme eender wie zijn, en vakenenmoeke ook. Contouren zonder gezicht. Stippen.
Geen van hen had de verhuizing opgemerkt. Ze bleven rustig tegen hun stoel geplakt en op de badhanddoek zitten. Vier vliegenstrontjes in het zand.
Oddy lachte naar haar met samengeknepen ogen tegen de zon. Hij schurkte met zijn messcherpe schouder tegen haar aan.
Ze had erop durven zweren dat ze hem al eerder had gezien, ooit, lang lang voor haar geboorte, in de eeuwen der eeuwen amen misschien. Want ze kende hem.
Maar daarom moest hij nog niet denken dat ze zijn lief wou zijn.
‘Brigitte...’ zei hij.
Hij had het tegen haar. Wie gelooft dat nu, dacht ze - zonder slag of stoot, dat ik Brigitte heet. Wie is er zo simpel om direct alles te geloven!
‘Uw hoed kriebelt zo...’ giechelde hij als de onnozelste meisjes op school.
| |
| |
‘Oddilon, is uw pa flik?’
Hij knikte vriendelijk.
‘Pas op, mij geen blaaskes wijsmaken hé! Daarjuist zegt ge nog dat hij com com...’
‘Commissaris. Hij wordt commissaris.’
‘En ik word Grace Kelly!’
Hij lachte eensgezind met haar mee. Had hij waarschijnlijk nog nooit van gehoord, van Grace Kelly, evenmin als van Brigitte Bardot.
‘Vake is nu nog champetter maar later...’
‘Champetter!’
Ze begon genadeloos te lachen.
‘Champetter op uw gat staat een letter, op uw gat staat een O, o gij lelijke martiko!’
Oddy zweeg. Hij zat zo roerloos stil dat het leek alsof hij zelfs niet meer ademde.
‘Kriebelt mijn hoed nog?’
Geen reactie.
Ze vond zijn lichtgeraaktheid kinderachtig. De zoon van een veldwachter moet daar tegen kunnen.
Toch nam ze memes hoed van haar hoofd, zo zou haar haar sneller drogen.
Ze botste met opzet zachtjes tegen Oddy's magere botten. Maar hij reageerde nog steeds niet. Er was meer nodig om hem te ontdooien.
‘Oddy, zal ik u een geheim vertellen?’ Ze wachtte niet op antwoord - stel dat hij 't niet wou horen! ‘Die twee daar zijn mijn pa en ma niet maar mijn pé en mé, echt waar!’ Ze deed haar best het even geestig te vinden als het klonk.
Omdat hij niets liet merken deed ze er nog een schep bovenop.
‘En weet ge wat? Ik háát ze!’
Ze keek hem recht in de ogen. Het monterde hem niet op.
‘En weet ge wat nog? Brigitte is mijn schuilnaam, voor zolang mijn pa en ma aan de Adriatische kust zijn. Wilt ge mijn échte naam weten? Ge moogt, maar aan niemand zeggen hé.’
Hij begon zich bruusk uit de binnenband te wurmen, stootte haar overal met zijn harde beenderen.
Toen hij zich eindelijk uit het rubber bevrijd had, ging hij boven op de band zitten - een magere page, neen een varkenshoeder op een koningstroon.
‘Ik zie daar een haai rondcirkelen,’ zei hij op een toon die geen tegenspraak duldde.
‘Ik heet Gerda en ik zal niet meer liegen tegen u,’ zei ze.
| |
| |
Hij wees onbestemd met zwalpende arm naar de golven. ‘Ziet ge hem niet?’
Gerda kroop uit de boei en ging naast hem zitten kijken.
‘Waar?’ vroeg ze.
‘Hij is juist weg,’ zei Oddy.
Was het een wraakactie of meende hij het?
Gerda sprong op en begon te gillen.
‘Ja! Ze zijn daar, de haaien, ik zie ze! Kijkt daar! En daar nog twee!’ Ze wees naar pepe en meme en naar vakenenmoeke en eindelijk kon er bij hem weer een glimlachje af.
Misschien maakten ze wel iedere nacht in bed ruzie?
Gerda had het vorige nacht voor 't eerst meegemaakt. Ze was er wakker van geworden.
Ze sliep met pepe en meme in één kamer. Die hadden ze als vakantieverblijf gehuurd: een grote kamer met zicht op zee. Er stond een tafel met vier stoelen, een kast, een wasbak, een kookfornuis op gas, een dubbel bed en een sofa waar Gerda op sliep.
Ze herinnerde zich dat ze verschillende keren wakker geschrokken was en weer in slaap gesukkeld. Ze had versnipperde fragmenten van het gebeurde in haar droom meegenomen, of omgekeerd.
‘Nog dertien keer slapen,’ zei ze.
Met het metalen schepje trok ze evenveel kerven in het zand. Elke snee een dag. In De juwelen van Gaga Pan stonden de muren van Nero's cel vol met die tekens.
‘En nog dertien keer pepe in de pompbak horen pissen.’
Oddy giechelde weer als een meisje.
Hij nam het schepje uit haar hand en begon driftig het zand om te spitten.
‘Meme begint dan te reclameren, dat ze haar patatten daardoor afgiet en dat we ons daar 's morgens allemaal in moeten wassen, in datzelfde lavabootje.’
Varken, had ze tegen pepe gezegd, of hij misschien te schoon was om de wc op de gang te gebruiken.
‘Wij slapen in de caravan en daar staat een emmer voor 's nachts,’ zei Oddy zorgeloos gravend. Hij groef een greppel, het begin van een fort.
Op de huurkamer stond ook een emmer, bij het kuisgerief achter de deur, met een dweil en een trekker ernaast. De vakantiegangers werden verondersteld zelf in te staan voor het onderhoud van hun logement.
Meme had pepe die emmer gebracht, hem bij de wasbak voorge- | |
| |
houden. Er was een schermutseling ontstaan, gerommel en gerammel met de emmer die over en weer werd gestoten. En grommen en sissen. Waardoor Gerda wakker werd.
Iemand was ergens tegenop gebotst.
‘Gij hébt mij godverdomme niet te commanderen, stom wijf!’
Verkrampt en met ingehouden adem had ze liggen luisteren. Maar er was niks meer gebeurd. Ze was ingeslapen en later weer wakker geschrokken. Of had ze dat gedroomd?
Iemand kon opeens geen adem meer krijgen. Het was pepe geweest. Ik zal u eens hetzelfde lappen, zei hij tegen meme, en u zonder dat ge het weet in uw slaap ook eens versmachten!
Meme had alleen eventjes zijn neus toegenepen, huilde ze. En omdat het niets uithaalde - hij was blijven snurken, tegen de sterren op - had ze zijn neus wat langer dichtgehouden en erbij gefloten of geprobeerd te fluiten. Schuifelen, zei ze altijd. Schuifelen gelijk de vogelkes. ‘Als ge schuifelt, stopt het ronken vanzelf. Maar ja, ge moet eerst kunnen schuifelen natuurlijk.’
Het was niet gelukt en pepe had haar een dreun verkocht. Hij meende dat er iemand had ingebroken die geprobeerd had hem in zijn slaap te wurgen, zei hij.
Gerda had ook meme horen snurken.
‘Pepe en meme ronken zo. Ik kan daar niet van slapen.’
‘Mijn vake ronkt ook, maar ik slaap daardoor. Ik word alleen soms wakker als de caravan wiebelt, als hij zich omdraait, of moeke.’
‘Zal wel van iets anders zijn, dat de caravan wiebelt.’
‘Van wat dan?’
‘Van te wíppen natuurlijk.’
Ze nam aan dat hij snapte wat ze bedoelde. Haar ouders lagen thuis regelmatig in 'n wiebelend bed stiekem te wippen - iets wat ze haar verboden omdat het slecht was voor de vering van de matras.
‘Van als ge nog maar bougeert wiebelt de caravan mee.’
‘Als ze in bed liggen te wippen toch ook!’
‘Ze wippen alleen maar in 't begin van de vakantie,’ zei hij.
Gerda probeerde zich pepe en meme samen wippend voor te stellen - tot haar opluchting lukte dat niet.
‘Hoe lang zijt gij hier al?’
‘Wij blijven altijd heel de maand augustus. Ik en moeke. Als vakes congé op is komt mijn suikertante in zijn plaats.’
Oddy was al aan het vestinggedeelte bezig. Hij klopte de versterkte muur hard.
De zandberg binnen de wallen kon nog tot verschillende niveaus uitgebouwd of eenvormig afgewerkt worden.
| |
| |
Gerda twijfelde aan de zin van de onderneming.
‘Komt dat water nu op of trekt het af?’ vroeg ze.
Stel dat het nog lang geen vloed was, dan had het weinig zin hier naast het bouwsel op de komst van het water te wachten.
Samen keken ze naar de aanspoelende golven.
‘Is het eb of vloed, wat denkt ge?’
‘Het komt peins ik wel weer...’ zei Oddy.
Alsof ze daar nog aan twijfelde! Als ge hier elk jaar een volle maand doorbrengt, mocht ge beter weten.
Eb komt van hebben en vloed komt van vloeien, had meme haar geleerd. Gelijk pranile van praline komt, weps van wesp en schuifelen van fluiten, had ze moeten denken.
Dus het water komt op en gaat af, het is eb van hebben en de zee wil alles hebben, dan vloeit het water en pakt het strand. Als het dan terugstroomt...
‘Gaan we zwemmen?’ vroeg Oddy.
Hij raapte de zware rubberband op en verwoestte in zijn enthousiasme de helft van de vestingmuur.
Zonder op antwoord te wachten rende hij in zijn slobberende zwembroek naar het water, de boei als een boot achter zich aan slepend.
‘Kommon, followmie followmie!’ vuurde hij een leger volgelingen aan.
Gerda wilde net achter hem aan gaan toen iemand die ongemerkt genaderd was, haar in een knellende greep bij de bovenarm vastschroefde.
Ze bleef even ter plaatse door de lucht trappen - een tekenfilmfiguurtje dat rennend van de aardbodem wordt geplukt door een dreigende schaduw.
‘Wie heeft u de toelating gegeven om weg te lopen!’ blies pepe tegen de wind in.
Wat ze wou zeggen interesseerde hem niet. Nog voor ze iets kon bedenken verkocht hij haar met zijn vrije hand een vernietigende mep op haar hoofd. Ze hoorde de golven ook binnen in haar oren woest af en aan rollen.
Pepe sleepte zijn kleindochter onverbiddelijk mee over het zand.
‘Oddy! Help, help!’ brulde Gerda alsof ze ontvoerd werd.
‘Houd uw bek, ambetant jong!’ sneerde pepe.
‘Wilt ge verloren lopen misschien, ongehoorzame kleine! Nu nog beter! Wilt ge verdrinken misschien? Zomaar weglopen en uw meme en pepe in onrust laten!’
Hij had nog nooit zoveel achtereen tegen haar gezegd - met een
| |
| |
boze bezorgdheid in zijn stem. De boodschap was dan ook voor de nieuwsgierige wandelaars bedoeld, voor wie hij de goede grootvader speelde.
Meme stond naast haar stoel te gesticuleren alsof er ergens een vreselijk ongeluk was gebeurd waaruit pepe met bovenmenselijke krachtinspanning zijn kleinkind nog net had weten te redden.
‘Manneke, manneke toch...! Hoe is dat nu mogelijk...!’
‘Dat jong was nog van zins om in 't water te gaan ook.’ Pepe spuwde zijn woorden. Hij dwong Gerda op de knieën voor meme.
‘'t Wordt tijd dat ge ze gehoorzaamheid leert!’
Hij was buiten adem. Zijn broekspijpen waren weer over zijn blote enkels gezakt van de stevige pas die hij erin had gezet.
Voldaan liet hij zich in zijn stoel zakken, zijn taak zat erop.
‘En mijn hoed! Waar is mijn hoed, mijn schone strooien hoed! En het speelgoed dat ik juist heb gekocht!’ Meme panikeerde.
Pepe vertrok geen spier. Hij hield zich nooit met futiliteiten bezig, ook nu niet.
‘Ge zijt mijn hoed toch niet kwijt, Gerda!?’
‘Ik had hem in 't zand gelegd, meme, om hem niet vuil te maken, maar pepe is mij komen halen en...’
‘Ik heb geen hoed gezien, Irma,’ blafte pepe.
‘Pepe heeft hem niet gezien en hij heeft erop getrapt en nu denk ik dat hij kapot is.’
‘Dat jong liegt!’
Onmiddellijk begon Gerda te huilen, dat was niet erg moeilijk.
‘Niet waar, meme. En ik heb zo'n zeer in mijn oor, hier vanbinnen, waar pepe mij geslagen heeft...’
Meme was verontwaardigd maar bang ook.
‘Maar Antoine toch...’ zei ze zacht.
Haar manneke huilde nu uit volle borst.
‘Sssst stil, jongske toch...’
‘Ik kan precies niet goed meer horen, meme...’
‘Gij hebt nooit wíllen horen. En stopt met bleiten.’
Pepe sprong gepikeerd op uit de strandstoel, die van de weeromstuit ineenklapte en tegen het zand ging. Hij toonde Gerda zijn grote hand, liet ze dreigend voor haar ogen heen en weer zwaaien.
‘Ze zit los hé, ziet ge 't?’
‘Allez Antoine, toe...’
‘Als ge niet stopt zal ik u eens reden tot janken geven!’
In haar gekleed badpak en met haar goedgevulde boodschappentas als buffer manoeuvreerde meme zich behendig tussen de strijdende partijen in.
| |
| |
‘Ga zitten, Antoine, 't is gedaan - en vergeet niet uw stoel eerst weer open te plooien. We gaan 'n lekkere boule de Berlin eten want ik heb precies honger gekregen. Hier, hou de thermos eens vast, manneke...’
Daar was ze altijd goed in, meme, in het bewaren van orde en rust, zoals ze 't zelf noemde.
Mopperend vouwde en hervouwde pepe het onwillige raamwerk van de klapstoel, op zoek naar de oorspronkelijke vorm van het ding.
Tussen zijn benen door zag Gerda Oddy naderen - wijdbeens, om de zware band niet te verliezen, kwam hij op hen af, in de ene hand memes hoed of wat daarvan restte, in de andere een blauw emmertje met 'n schopje erin.
Ze gaf meme een teken.
‘Ha, maar dat is vriendelijk van die jongen!’ zong meme verrukt.
Ze beet nog gauw in haar boule voor ze hem terug in de zak stak en wreef haar handen vetvrij aan het handdoekje-voor-alle-gebruik.
Gerda liep haar vriendje tegemoet - hij zou ongetwijfeld zien dat ze gehuild had.
‘Ge zijt dat vergeten!’ riep Oddy.
‘Beziet dat nu! Maar beziet dat nu toch...’ jeremieerde meme.
Ze nam de hoed uit Oddy's hand - een dodelijk gewonde soldaat had ze niet liefdevoller gekoesterd.
‘Allemaal de schuld van pepe,’ fluisterde Gerda haar toe. Ze nam het speelgoed van Oddy aan en gaf hem haar boule.
‘Ik heb mijn pak slagen al gehad, gij krijgt mijn eten,’ zei ze.
|
|