| |
| |
| |
Schoolgang
(Vervolg de route met behulp van de door Microsoft gratis aangeboden ingesproken gids.)
U loopt nu de donkerbruine, eikenhouten trap aan het eind van de gang naar boven op en kunt op de overloop even stil blijven staan om het tweeluik in glas-in-lood, de vensters die hier licht brengen in de sombere architectuur, wat nader te bekijken. Links verheft zich de strenge gestalte van de godfather van alle rectoren en directeuren, Bint zelf. Rechts de praalhans onder de onderwijzers, Meester Pennewip. Onder Bint, rietmager, kaarsrecht, zijn kin geslepen tot een bokkenbaard van grijs, staan de zinnen gekalligrafeerd die hem onsterfelijk zouden maken: Ieder woord in de klas moet een bevel zijn. Het bevel is kort. Het woord in de klas kan korter zijn. Pennewip, in een grijze schooljas gestoken, dijvest, en korte broek met gespen, is zichtbaar gekroond met 'n bruin pruikje. Hij verheft zich stram en met donderende blik boven zijn lijfspreuk: Godsdienst en deugd staan bij mij op de voorgrond.
De trap waaiert achter u naar twee kanten uit. Welke opgang u kiest, maakt niet uit. Beide voeren via de overloop rechtstreeks naar een gang met slechts twee ramen en vele deuren met daarop de geëmailleerde bordjes: rector magnificus, decaan, directoraat, schoolarts, administratie, docentenkamer, jongens- en meisjeskleedkamer, collegezaal, conciërge, consistoriekamer, bibliotheek, drukkerij. Links aan de muur hangt een ingekaderde groepsfoto waarop De klas van altijd, aan de overkant enkele Rembrandteske schilderijen in zwaar vergulde omlijsting - die van enkele Keizers van het Krijttijdperk, pedagogen met oog voor het dagelijkse leven. Aan het eind van deze corridor staat een door spotlights belichte glazen zuil, een kunstwerk van Jan Wolkers, in de vorm van een immens euroteken met daarin versnipperd de miljoenen guldens die nooit direct in scholen zijn gestoken, maar wegvloeiden naar allerlei geldverslindende begeleidingsinstituten, adviesbureaus en commissies die regelen, vastleggen en opleggen wat in de weerbarstige onderwijspraktijk van alledag nogal eens onuitvoerbaar blijkt. De ingebouwde computer boven het voetstuk voert u naar eigen goeddunken langs allerlei werktuigen voor de geest - attributen, rijtjes, maatregelen en ezelsbruggetjes die u hebben gevormd dan wel misvormd. Voor de desktop stond het u ongetwijfeld nog bekende leesplankje model. Tip een van de pictogrammen aan en u verdwijnt in een nooit vergeten wereld van het 't kofschip, eindeloze staartdelingen en
| |
| |
Computerleesplankje [Willem Broens].
optelsommen, van Voorne, Putten, Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duivenland, Tholen, Bali, Lombok, Soemba, Soembawa, Flores, Timor, van Hoogezand-Sappemeer, Zuidbroek, Heiligerlee, en Bonifatius bij Dokkum vermoord, het Hollandse Huis, het Henegouwse huis, de Tachtigjarige Oorlog, van honderd regels ik mag niet praten in de klas, ik moet stilzitten in de les, en aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, van inktlap, schoolbord, stokje waarmee meester sloeg, collegedictaat, reageerbuis, laboratoriumjas en strafhok.
Richt u allereerst naar de linkerwand, naar De klas van altijd. De grootste boenders zitten zoals altijd achterin. Op 13 ziet u Tijl Uilenspiegel, onze eerste allochtoon, een frequent spijbelaar als we zijn levensweg mogen geloven. Afkomstig uit een mondelinge wereld, dus niet op zijn mondje gevallen. Het middeleeuwse Noord-Duitsland was zijn vaderland, de Franse auteur Charles de Coster zijn vader en hij werd onsterfelijk als de Vlaming die de Majesteit vroeg d'r kont te kussen: ‘Ik vraag dat, voor ik gehangen word, gij mijnen mond komt kussen waarmee ik geen Vlaamsch spreke...’ Een schoffie om onvoorwaardelijk in je hart te sluiten. Naast hem op 14 de onweerstaanbare retor onder de beterweters, met professor Bolland een van de weinige filosofen die ons land heeft voortgebracht,
| |
| |
De klas van altijd [Willem Broens].
de Wittgenstein van elk nadeel heb z'n voordeel. Zo maakte hij zijn onvoldoendes tot voldoendes, goochelaar Johan Cruijff. Eveneens op de achterste rij, wie anders dan Van der Karbargenbok ( 12), ooit door Bordewijk in ‘De Hel’ geboekstaafd als eeuwige raddraaier, bijgenaamd de roofvogel, altijd voorwaardelijk over met taken voor taal en rekenen. Hier zoals uit zijn in de lucht priemende vinger blijkt opnieuw in de contramine. Roept provocerend, zoals zijn biograaf optekende: ‘Meester, mag de deur dicht.’ Meester heeft zijn antwoord al klaar: ‘Ik draag de scholier Van der Karbargenbok aan de directeur voor om van de school te worden verwijderd voor vier dagen met nader op te geven strafwerk.’ In de leraarskamer krijgt hij een eenstemmig gelijk. De querulant zal via de mat van de rector zijn gerechte straf niet ontgaan.
Kijk nu naar de figuur links van hem, dat is Philip Corvage (11), een door zijn medeleerlingen op handen gedragen pestkop en dichter in de dop. Okkernoten noemt hij zijn hersenvoedsel, zijn grote mond is een bek ‘als een gruwelkabinet van tandresten’. Om zijn
| |
| |
flirterige gedichten aan het dienstmeisje van zijn oom, zal hij door haar minnaar worden vermoord. Elke school telt zijn doden en schrikt op van de zelfmoordenaars, zelfs al bereikt zo'n bericht het docententeam pas jaren later. Helemaal vooraan, tweede van links, herkent u Eline Vere. Oplettend als altijd. Niemand die toen vermoedde dat deze modelleerlinge zich nog eens met enkele druppels vergif van het leven zou beroven. Maar bij het horen van het onverwacht doodsbericht herinnerden al haar docenten zich haar melancholieke karakter en haar hang naar fataliteit. Bankzitter naast balkunstenaar Johan is De uitvreter, bij iedereen bekend zonder dat iemand ook maar weet heeft van zijn werkelijke naam. Altijd op andermans zak terend, sigaretten en drop bietsend. Zou ooit één van zijn klasgenoten gedacht hebben dat hij op een zomermorgen om halfvijf, toen de zon prachtig opkwam, van de Waalbrug zou stappen? Waarschijnlijk niet. Elke klas zit vol raadsels.
En niet te vergeten, vol dromers. Helemaal links vooraan, naast Eline, haar maatje Frits van Egters. Niet bepaald het zonnetje in de klas, een nogal somber en zwaarmoedig type. Hij houdt zijn dromen bij, geniet ervan om 's zomers met blote voeten in open sandalen rond te lopen en is gek op kamperen. Hij telt onder de les graag de haren op Meester Pennewips hoofd wanneer deze zijn pruik eens een keer niet draagt. Achter hem (3) Kees Bakels, de dagdromer zonder weerga die zich in de beeldschone Rosa Overbeek verliefde maar haar moest laten gaan om de kost voor het verweesde gezin te verdienen. Ongetwijfeld het gevoeligste jongetje uit dit gezelschap, heel sociaal, vijanden kent hij niet. Alleen Remco Campert zag hoe het tweetal elkaar te veel jaren later toch nog eens ontmoette: ‘Ben jij die Kees die als kind daar en daar op school ging?’ ‘Ja, Rosa Overbeek, die Kees ben ik.’ De school van vroeger, die vergeet je nooit.
Het middenrif van het gezelschap bestaat, zoals later zal blijken, uit enkele leerlingen die beroemd zullen worden. Let op Vincent van Gogh, zijn jongensgezicht vertoont dan al de karakteristieke gelaatstrekken die we van zijn zelfportretten kennen. Hij zat lessen lang in zijn leerboeken te tekenen en te krassen of in het houten tafelblad te kerven, wat hem op menig uurtje strafbank kwam te staan. Naast hem Aletta Jacobs, feministe van het eerste uur, zocht voortdurend de discussie op. Zou later voorvechtster van het vrouwelijk kiesrecht worden, stemde daarom altijd op zichzelf bij de verkiezingen voor een klassenvertegenwoordiger. Haar grootste concurrent in die strijd, Johan Thorbecke, de wonderboy die het nog tot minister-president zou schoppen, flankeert haar. Hors con- | |
| |
cours het knapste jongetje van de klas en onafgebroken veroveraar van die begeerde positie. Vierde rib in dit gelid is Hollands Eigen Homerus, Harry Mulisch. Toen al wist hij het altijd beter dan de meester, desondanks een geregistreerd schoolverlater. Een typisch voorbeeld van een selfmade genie. Onvergetelijk is zijn uitspraak: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Rechts achterin, een beetje verscholen achter de ruggen van hun medeleerlingen, de eeuwige zittenblijvers, Annemarie Jorritsma en Jan Pronk. Dat hun twijfelachtige cijfers in gedrag en vlijt een perfecte voorbereiding vormden op een leven in het pluche van de politieke arena zou toen voor onvoorstelbaar zijn gehouden. Nooit hebben ze hun huiswerk af, desondanks toch altijd babbels voor twee. Vlak voor hen (op 8 en 9) de twee poldergodinnen uit de klas, ongenaakbare schoonheden met wie elke jongen wel over het schoolplein wilde paraderen: Doris Day en Sylvia Kristel. Altijd goed
voor een stempeltje bij de vakken schoonschrijven, mooizitten en bloemen water geven. De hartenbreeksters zullen, helaas, helaas, naar Hollywood verdwijnen met achterlating van een stoet teleurgestelden en vertwijfelden die het gevoel hebben dat hun iets onherstelbaars is ontglipt.
Maar in zo'n gelukkige klas als deze heelt de tijd alle wonden. Te beginnen met de gebroken arm van wildebras Jan van Schaffelaar, uiterst rechts met mitella. Nooit vies van een joint. In Barneveld zal hij van zich doen spreken door een broodnodige duik in het niets te nemen om zijn kameraden een vrije aftocht te bezorgen.
En waar is Woutertje Pieterse, vraagt u zich vermoedelijk af. Want u kent hem ongetwijfeld. Die moest van Meester Pennewip terwijl de fotograaf klikte, voor straf het bord uitwissen omdat hij zo schandelijk een verdorven Roverslied had geschreven.
De oude meester schreef het al: de klas is een wezen.
Keer u nu naar de rechterwand, naar de schilderijen daar. Linksboven het portret van Jacob van Maerlant, de schoolmeester die de Nederlanden de eerste leerboeken verschafte; zijn twee fantastische encyclopedieën, Der naturen bloeme en Spieghel Historiael, over de natuur en de geschiedenis, zijn werken van een ongelooflijke rijkdom. Naast hem P.J. Thijsse, ook al een Keizerpedagoog van formaat alleen al om zijn Verkade-albums waarmee onvermoed velen naar de natuur leerden kijken. Helemaal rechts beneden (op F) Jacob Cats, de vader van veler gedachten, en bedenker van zeden- en praktische levenslessen die eeuwenlang in brede kringen van de bevolking toonaangevend zijn gebleven. Hij vormt daar een koppel met Kees Boeke, initiator van de school als werkplaats, fervent
| |
| |
voorvechter van een pedagogie voor
De Keizers van het Krijttijdperk [Willem Broens].
hoofd, hart en handen. Lees hun levensgeschiedenissen zo dadelijk op uw gemak op de bijbehorende fiches.
Speciale aandacht verdienen de twee coryfeeën die alles in aanmerking genomen een onpeilbare invloed hebben gehad op onderwijs en opvoeding in ons land. Ontegenzeggelijk zijn het twee tegenpolen van elkaar, deze Hieronymus van Alphen en Annie M.G. Schmidt. (op C en D).
Met zijn verzen voor kinderen waarvan ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ het beroemdste is geworden, zette de achttiende-eeuwer Hieronymus van Alphen de toon voor een pedagogie van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en verstikkende onderdanigheid die definitief onderuit is gegaan met de komst van de onorthodox geaarde Annie M.G. Schmidt, een pedagoge zonder diploma of wetenschappelijke woorden. Ze nam het acht zijn mee in haar tachtig worden, waar Van Alphen elke spruit overjarig maakte. Geen modern kind dat tegenwoordig nog weet heeft van het allemansmodel van vroeger, het brave Jantje. Kinderen moesten volgens Van Alphen op hun volwassenheid worden voorbereid en dat ging in zijn verlichtingsogen het snelst als ze zich in houding, vlijt en kennis maar meteen in het keurslijf van de burgerlijke gedragscode hesen. Nimmer mag ik ledig wezen. Alles doen met lust en vlijt. Bidden, leren, schrijven, lezen waren de ideeën die in hun hoofden werden geprent, en de mond moest die op rijm gezette wijsheden eerbiedig prevelen voor het front van de klas.
Annie M.G. Schmidt toonde in haar teksten een uitgesproken hekel aan dit soort dressuur. Als non-conformiste, snedig en ontheili- | |
| |
gend, wars van hypocrisie en andere vormen van schijngedrag, pleitte ze in haar werk, dat een overzichtelijke en tevens onhiërarchische wereld verbeeldt, voor oprechtheid en onbevangenheid. Ze schiep een wereld waarin kinderen zich als volwassenen gedragen en volwassenen zich regelmatig hun kindtijd herinneren. Ze schreef met vliegende Abeltje, smeerkees Floddertje, ondeugende Jip en Janneke, met Otje, Minoes en zelfstandige Pluk een geheim genootschap bij elkaar waarvan 's avonds voor het slapen gaan elk kind en elke ouder op de rand van het bed automatisch lid werd. Hun rijk geschakeerd zielenleven staat voor een pedagogie van de onbevangenheid. De sfeer daarvan hangt nog onverminderd rond in elke schoolklas en elke collegezaal, of docenten dat nu leuk vinden of niet.
|
|