| |
| |
| |
Johannes Bobrowski
Landweg
De vuurpadden, wij hoorden
ging langs de kalmoesoever, ik was
- kalmoes de morgen, vuurpad de avond,
middag de kaarsrechte straatweg, de boom
zamelt de schaduw rondom zijn voet.
trokken erover) het witte huis,
en week terug, om het drasland
geritsel vloog door het gras.
Ik heb het marmer gezien,
een gedenkplaat onder de beuken,
wij reden voorbij, de paarden
schichtig, een schot heeft de steen
getroffen, we spreken erover,
we wijzen elkaar op de plek,
we zeggen: de beuken, we zeggen:
het deugt niet, de varens halen
| |
| |
omlaag naar de weiden en velden,
er loopt een kaarsrechte straatweg,
de boom heeft de schaduw geslagen
rondom zijn voet, langs de berg
vlijt zich, hij ademt in vleugen,
met vlotten en 's avonds het zeil,
| |
| |
| |
Steppe
die de avond in zong. Buiten
boomloos, om schraal gewas
daar stonden de wolken donker,
de kudde. Eén kwam er, bruinbaardig,
weg. In het venster de ander zong.
van eindeloos stromende hemels
de glans. De jongen die zong
aan de straatweg, ik stond er,
| |
| |
| |
Roepende stemmen
de weide, de heiningen, over
de palen - ik was de wind
het onophoudende spreken, ik kwam
met kalmoeshanden, ik was
in het gras met geopende slapen,
gevlogen over de winden, die gaf
in het oeverzand, waar de koude
hechtte zich rijp, van een bloem
heeft mij gehoord. Ik zag niet
zijn visangel uitwierp, de vrouwen
spoelden langs scheepsboord de was,
die ander met paarden, in damp,
het gezang van twee roepen, helder
klonk één en het antwoord
diep, maar dat raakte 's avonds
| |
| |
| |
Vlierbloesem
met hekken, daarboven vlier.
Wit geschuurd de drempel,
Mensen, jullie zeggen: vergeten -
lachend als bossen vlierbloesem.
aan jullie vergeetachtigheid.
| |
| |
| |
Op de joodse handelaar A.S.
Dat is waar de tweede woudnacht
voorbijgaat, als je komt van de stroom,
waar zich het struikgewas opent
Daar zijn de nachten helder.
Onze vrouwen doven de vuren
ademen wij, diep met de donkere
tijd uit de handen der vaderen.
Hun zorg houdt ons wakker.
glanst door de twijgen van ons gesprek.
Kleumend storten wij voor hen
zich de wolken daarboven, rook.
kijkt niet om, geen wuiven
volgt hem. Doch vast houdt hem
de spreuk der ouden aan de post
van de poort boven de zee nog. Ver
klaaglijk klinkend snarenspel.
vertaling: c.o. jellema
|
|