waaraan het bord van de herberg moet hangen afgebroken, maar het is een rechthoekig bord met een afbeelding van Sint-Eustachius en het opschrift ‘Dit is in den Hert’.
In Williams' gedicht ‘Bruiloftsdans in de openlucht’ komt een ‘marktplein’ voor. Het gelijknamige schilderij hangt in Detroit, zonder marktplein. Een marktplein komt voor op ‘De boerendans’ en dat schilderij hangt in Wenen.
Het echtpaar Williams gebruikte begin 1924 Parijs als uitvalsbasis voor hun kleine Europese rondreis. Het Louvre bezit een kopie van De parabel van de blinden, in het begin van de zeventiende eeuw met olieverf op paneel geschilderd door Pieter Brueghel de Jongere of Pieter Brueghel de Fluwelen. Deze kopie wijkt ook qua voorstelling op meerdere punten af van het origineel. En het is niet de enige kopie van dat schilderij. Zou Williams zo'n kopie hebben gezien met daarop zoiets als een wasbekken? Met andere woorden, zou Williams niet alleen de inhoud van de verschillende schilderijen van Pieter Brueghel de Oudere door elkaar hebben gehusseld, maar ook zijn werk met dat van zijn zonen en navolgers hebben verward?
Stel ik wel de goede vragen? Pictures from Brueghel: moet die titel wel worden gelezen als ‘Schilderijen van Brueghel’? Zou het woord ‘picture’ hier niet veeleer moeten worden gelezen als betrekking hebbend op de gedichten in plaats van op de schilderijen? Dus als ‘beelden’, ‘plaatjes’ of ‘voorstellingen’? Zoals het voorzetsel ‘from’ wellicht niet (alleen) moet worden geïnterpreteerd als ‘afkomstig van’ maar als ‘gebaseerd op’, ‘naar aanleiding van’ of iets dergelijks? Beelden op Brueghel?
Het is veelzeggend dat ik me in eerste instantie in verwarring liet brengen door de incongruenties tussen de gedichten en de schilderijen. Merkwaardig, aangezien ik voldoende voorbeelden ken die tonen dat de artistieke kwaliteit van beschrijvende of afbeeldende kunst niet afgemeten hoeft te worden aan de mate van haar registrerende correctheid. En dat niet alleen omdat ik een correcte, dat wil zeggen objectieve beschrijving a priori voor onmogelijk houd. Dat Williams met zijn woorden beschrijvingskeuzes maakte, heeft moeten maken en derhalve beschrijvend interpreteerde, stond voor mij bij voorbaat vast.
Als je een in schelpen gespecialiseerde taxonoom een afdruk van Rembrandts ets De schelp laat zien, zal deze opmerken dat het kenmerk van de afgebeelde Conus marmoreus nu juist is dat zijn windingen precies andersom lopen. Op de etsplaat zelf was de richting van die draaiing natuurlijk wel juist, maar het ging Rembrandt om de afdruk ervan en om op die afdruk zijn signatuur ‘Rembrandt f 1640’ wél correct te laten overkomen tekende hij die bewust spiegelbeeldig in de etsgrond... Een artistieke mislukking werd De schelp ondanks zijn typologische fout allerminst.
Ik heb me wellicht laten verschalken door Williams' toon, door de spreektaal van bijna al zijn gedichten, door het observerende en noterende karakter ervan, het praktisch ontbreken van begeleidend psychologiserend of emfatisch commentaar. Dat laatste heeft me overigens onmiddellijk aangetrokken in de poëzie van William Carlos Williams. Het staat haaks op de voor mij onverteerbare behoefte van dichters en dichteressen om beelden te bedenken voor en te forceren tot lorries van hun gevoelsuitdragerijen.
‘Pure onzin!’ noemde Williams ooit de interpretatie van zijn gedicht over het opeten van pruimen die in de koelkast werden bewaard. De literatuurshrink had geschreven dat er ‘symbolisch op de dood van de pruimen (of hun formeel verdwijnen of verval) werd vooruitgelopen door de ijzige charme van hun levende vlees’.
Nu ik eenmaal doorheb dat de gedichten van Pictures from Brueghel zich tegelijk baseren op en losmaken van hun aanleiding, kijk ik ook anders aan tegen vragen en problemen die ik tegenkwam bij het vertalen van gedichten die in eerste instantie een betrouwbare beschrijving lijken te zijn van een bepaalde plant of bloem. Williams heeft meerdere van zulke