De Gids. Jaargang 165(2002)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Mark Boog Omhuld door de genade van de geleidelijkheid Omhuld door de genade van de geleidelijkheid, in de tijd geen kwaad ziend, ons het schoonhouden der vloeren ten doel stellend, de aanraking vermijdend maar niet uitsluitend - wij wassen ons iedere ochtend zorgvuldig en zetten steeds onze beste gezichten op - zomaar brengen wij dit tot een einde, en wij ontroeren ons daarmee. De zon die achter de bomen zakt, zwellend van trots door ons voortdurend wijzen, het niet-weggeweest-zijn van onze sterren, je wonderbaarlijke rijkdom aan haren, ogen, vingers, onze krimpende toekomst. [pagina 157] [p. 157] Het afstoten Het afstoten van het overbodige, bespreken van het aanwezige, aan het mislukte zo min mogelijk betekenis toekennen, zoals aan het ontbrekende - het is verre van gecompliceerd, allemaal. Maar men is allemaal een ander en zit elkaar ook onbewust dwars. Je lichaam is niet het mijne: afstand, en van de afstand tussen ons zelfs zijn er twee. Je steekt je hand uit zodat ik haar kan pakken, en ik pak haar niet. Er valt niets uit te leggen. [pagina 158] [p. 158] Water, aspirine, jou Water, aspirine, jou. De zon brandt! De wind slaat gaten in het loof! Er klemt! De tijd tikt kraaiend op de trommelvliezen! En breng me, als je toch bezig bent, een eeuwige duisternis en een stilte van heb ik jou daar. Wikkel me in en laat me liggen. En vraag me dagelijks wat ik wil. Sta schaars belicht in de deuropening. [pagina 159] [p. 159] Er ontbreekt ‘Er ontbreekt.’ Niet goed genoeg? Niet goed genoeg. Mijn wijzen op de verschillende leegten en het ijskoude galmen van onze stemmen: niet goed genoeg. Waarop ik mij verklaar volgens verwachting, in bewoordingen. Verontschuldigingen aanvaard, nieuwe misdaad in aantocht; eenzelfde pad volgend, eenzelfde einde vindend. Mijn groots ontkennen. Mijn vals vertoon. [pagina 160] [p. 160] Speels gemak Met steeds speelser gemak sla ik de aanvallen af op mijn zwaarbevochten onverschilligheid. De hemelen druipen af, met pracht en al, de bomen laten moedeloos hangen hun fonkelend loof. Geen oog, geen oor. Een brede glimlach. Je brengt wijn en jezelf: mijn laatste zwakheden. Ik zal mij verzadigen tot herhaling ongewenst wordt, en het vuil nog eenmaal van mijn harde handen spoelen. Vorige Volgende