| |
| |
| |
Aristid Teofanović
(pseudoniem van Slobodan Blagojević)
Somber gemutst - fragmenten
Onlangs voltooide tijd
Daar zat hij, ik sloop naderbij en bespeurde meteen de boosaardige gedachte in zijn hoofd. Ik sprong op hem af, schopte met de punt van mijn bergschoen tegen zijn scheenbeen en porde met mijn knuppel tussen zijn ribben. Aajaajaj! Wat is er? Heb ik je op een boze gedachte betrapt? En ik gaf hem een draai om zijn oren. Ik rukte de knopen van zijn hemd en met mijn elleboog ramde ik zijn kunstgebit in zijn strot. Oeioei! Ik liet hem ineenkrimpen onder mijn blik. ‘Hou op, ik zal het nooit meer doen, wat ik ook gedaan heb!’ Ik met mijn boksbeugels slaan, net zolang tot zijn onderkaak doormidden is. Met m'n knie gaf ik hem een trap in zijn kruis. En net toen hij op het punt stond dubbel te slaan, pakte ik een bijna opgebrand stuk hout en schroeide met het gloeiende gedeelte de rug van zijn hand. Hij leek zich weer op te willen richten en ik duwde een gloeiende pook tussen zijn schouders. Daarna een mep met een stuk ijzer in zijn knieholte, een haal met een passer over zijn voorhoofd, met een grote timmermanswaterpas een stevige stoot in zijn edele delen en met een metalen liniaal op zijn oog. Toen rukte ik de overgebleven knopen van zijn kleren. Met een schaar knipte ik zijn ondergoed aan stukken. Ik gaf een ruk aan zijn snor en trok al die haren van hem uit z'n kop. Aan mijn bebloede knuisten bleef een vettige pluk ongewassen haren kleven. Dat was waar die vuile schoft me toe had weten te brengen!
| |
Duurzaam voltooide tijd
‘Nou, wat hebben we dan eigenlijk besloten?’
‘Nou, we hebben besloten dat er oorlog komt.’
‘Nou, heeft iemand ons daarover iets gevraagd?’
| |
| |
‘Nou, wat zou iemand ons daarover moeten vragen?’
‘Nou, het gaat toch om ons hachje?’
‘Nou, wie zal ze anders onder handen nemen zodat ze niks meer kunnen doen, en ze berechten zoals ze verdienen, als wij dat niet doen?’
‘Nou, als iemand óns onder handen neemt zodat we niks meer kunnen doen, en ons berecht zoals wij zouden verdienen, wat dan?’
‘Nou, dan zal iemand, wie het ook is, onder handen worden genomen totdat hij niks meer kan doen, en dan zal die iemand, wie het ook is, worden berecht zoals hij, wie het ook is, heeft verdiend.’
‘Nou, is dat soms dat befaamde historia est magistra vitae?’
‘Ja, dat is... - wel verdraaid... hoe noemde je dat ook alweer?’
‘Historia est magistra vitae!’
‘Ja, juist! Dat is het! Je haalt me de woorden uit de mond!’
| |
Uitleg van tijd
‘Aangezien je je na je afmelding in Trpanj niet tijdig hebt aangemeld in Rtanj, dien je te verzoeken om een nieuw bewijs van afmelding, dat je echter niet in Trpanj kunt aanvragen, zodat je verplicht bent een bewijstuk betreffende het je te laat aanmelden na je afmelding in Trpanj aan te vragen in Rtanj, en wel binnen ten hoogste zeven dagen gerekend vanaf heden, om zo voor alles te bewijzen waar je je bevond en wat je deed gedurende de wettelijke termijn tussen je afmelding in Trpanj en je aanmelding in Rtanj.
Op grond van het aanhangsel bij artikel 14, lid 8 van het derde kapittel van het Tweede Boek van de Wet op de Aan- en Afmeldingsplicht, kan een dergelijk bewijsstuk je echter niet worden verstrekt!
Tegen deze overweging bestaat geen recht van beroep, want beroep kan slechts worden aangetekend tegen hetgeen is bepaald in het tiende en elfde boek van de Gezamenlijke Wetten op de Aan- en Afmeldingsplicht, waarbij de inhoud der afzonderlijke hoofdstukken onverlet blijft.
Indien je het nogmaals waagt een verzoek in te dienen, zul je onherroepelijk in hechtenis worden genomen!’
| |
| |
| |
Directe rede van een geweldenaar in de krijgswetenschappen
Heren grensbeambten, u staat aan de grenzen niet alleen! De grenzen zijn met u. En zolang er grenzen bestaan, bestaat u ook. Want de grenzen zijn daar waar u bent. Wij zullen de grenzen bewaken zoals de grenzen ons bewaken. De grenzen zijn de appels, de pupillen, ja, het licht van onze ogen, en de ogen zijn de organen waarmee we zien.
En iedereen, heren grensbeambten, die zich aan de blik daarvan zou willen onttrekken, dient terstond te worden opgepakt om opgesloten te blijven binnen onze gezichtskring waarvan we hierboven hebben beschreven van welke aard hij is, waartoe hij dient en hoe het ermee verder moet.
| |
Onjuiste, maar zeker niet minder waarachtige tijd
Twee opvoeders sloegen mij met harde hand.
Door opvoeders werd ik geranseld,
Door opvoedersknuisten gevormd.
Ik riep: Waartoe die wijze woorden? Waartoe die redeneringen?
Maar de opvoeders bleven - met een stok op mijn rug,
met een laars in mijn nieren -
hun wijsheden debiteren.
| |
Voorjaar in onze stad (haiku)
De laarzen zijn ontloken en de soldatenkistjes botten uit, daar ontvouwen zich als bloemknoppen de uniformjassen en petten, fluiten de koppelriemen en klinkt het zacht fluisteren van de granaatwerpers. Een aardkluit spat uiteen. De natuur is met een schok ontwaakt.
| |
| |
| |
License to kill
Inderdaad, ik doodde dagelijks vijftien mensen, maar dat deed ik als strijder voor mijn land.
In het land waar ik woon bestaat geen wet op grond waarvan ik voor een van die moorden in staat van beschuldiging kan worden gesteld. Meer nog: had ik anders gehandeld, dan had ik mij, en dat ook volgens onze uitleg van de werken Gods, schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en insubordinatie. En een zwaardere zonde dan insubordinatie is zowel voor onze militaire leider als voor onze geestelijke voorganger niet of nauwelijks denkbaar.
Het militaire commando is nimmer doof geweest voor de aanwijzingen die de Schepper ons geeft, en het zet ze met een niet-aflatende liefde om in concrete daden, waar en wanneer de opdracht van de voorzienigheid ook komt. De commandant is degene die met de meeste toewijding Gods streven navolgt, mits hem de mogelijkheid wordt geboden om de aanwijzingen van de Schepper correct te interpreteren.
Ook als ik duizenden zondige zielen had omgebracht, dan nog was ik niet meer dan een strijder die zich in dienst stelde van de bedoelingen die de voorzienigheid met ons heeft, maar de realiteit is dat ik me slechts heb gekeerd tegen degenen die aan deze bedoelingen duidelijk en bewust een onjuiste uitleg gaven, en daarmee heb ik slechts de roem vergroot van de enige en ware voorzienigheid, die geen zonden kent.
En zie: ineens werd ik opgespoord en opgepakt op verzoek van een of ander internationaal gerechtshof, dat zichzelf meent te kunnen stellen boven het heilige recht van de individuele staten en hun uitvoering van de besluiten des Heren. Tegenover Gods gerechtigheid, waardoor Babylon, een melting pot die zich als een typisch wangedrocht van de zogeheten internationale gemeenschap aan Zijn wil trachtte te onttrekken, werd veroordeeld en vervolgens vernietigd, staan nu nieuwe, Babylonische juridische verdragen.
Er is niets dat ik niet in overeenstemming kan brengen met mijn geweten dat nooit weigerde gehoor te geven aan enige overweging die voortkwam uit gehoorzaamheid en gebaseerd was op de eed die ik, nog nietiger dan een papaverzaadje, tegenover de officiële organen van mijn vaderland heb afgelegd. Datzelfde gerecht veroordeelde het stamhoofd der manicheeërs tegen wie wij zo oprecht streden, voor zijn gruwelijke misdaden tegen de menselijkheid, maar niet onze opperbevelhebber, aangezien hij daarvoor te rechtgelovig is.
Daarom zei ik tegen de rechters van dat grote hof geen woord dat
| |
| |
belastend zou kunnen zijn voor mezelf en mijn naasten, de hofmaarschalk en de sergeant-majoor. Ik pleegde op geen enkele wijze verraad jegens het heilige geheim van gebod en gehoorzaamheid. Want volgens onze uitleggers van de Heilige Boeken is alles wat ik in het nadeel van mezelf en mijn naasten zou zeggen een valse getuigenis, omdat het een getuigenis zou inhouden tegen het dogma van gehoorzaamheid zelf.
Het is waar, er hangt mij een zware straf boven het hoofd, maar iets dat als bevestiging van hun eigen waarheid zou kunnen dienen, hebben ze van mij niet verkregen. Er is namelijk maar één waarheid, en die kent alleen God. Het oordeel dat ze uitspreken zal hun als zonde worden aangerekend. Ook al hebben ze de bevelhebber niet aangeklaagd, ze hebben gezondigd tegen zijn ondergeschikte. Maar als zij hun toorn tegen zijn ondergeschikte richten, is dat tevens een aanval op de bevelhebber, want de ondergeschikte is niet meer dan een afspiegeling van de bevelhebber. Het toppunt van hypocrisie. Kom niet aan degene via wie de Schepper spreekt, maar pak de ondergeschikte die zijn wil uitvoert. Een volkomen arbitraire inbreuk op de bevelsstructuur! Ze waagden het niet op te treden tegen degene die Gods bedoelingen verkondigt. Maar een oprecht aanhanger van het ware geloof zal de juridische inconsequentie van hun optreden ontdekken en wereldkundig maken. Ik zal in mijn cel rustig wachten totdat de nationale staten - en uitsluitend zij zijn het die Gods zegen hebben - zich tegenover het goddeloze gerecht met zijn onaanvaardbare pretenties voldoende sterk kunnen maken, en dan zal ik zelf over die rechters rechtspreken.
| |
Troost van een vroegere medestrijder
Als je eenmaal begrijpt dat je niets en niemand hebt om je boos op te maken, zit je pas echt in de penarie. De nederlaag die de omstandigheden je toebrachten, laat je eenzaam achter, teruggeworpen op jezelf. Uit die nederlaag alleen al blijkt dat je iemand met serieuze bedoelingen bent, want een minder serieus, in de filosofie van het gemak grootgebracht persoon zou nooit zo'n nederlaag riskeren, maar tijdig de kant van zijn tegenstander kiezen. Hij zou niet voorbeschikt zijn om op zichzelf teruggeworpen te worden, maar wel in staat zijn zich aan alles aan te passen, en er dus voor zorgen nooit in een situatie te raken waaruit hij als verliezer weer te voorschijn zou komen. Je schreeuwde moord en brand, wees links en rechts om je heen, deelde je bevelen uit, probeerde de strijd aan te binden met de
| |
| |
realiteit, wist zelfs een enkele overwinning te behalen en bleef je eigen doelen najagen, totdat je ineens genoeg kreeg van jezelf.
En zie, daar bezweek de hele constructie waaraan je pamflettistische natuur houvast zocht. Je trok je haastig terug, maar bleef nog lang genoeg tekeergaan om jezelf volkomen belachelijk te maken. Als een balling, met een verloren identiteit, in een vacuüm dat je elke legitimiteit ontneemt, probeer je nog steeds iemand iets te bewijzen. Je tracht uit deze absurde situatie te ontsnappen door je met je val te verzoenen.
Je woede is echter nog niet gezakt. Ze zoekt een mogelijkheid om zich te ontladen. Zie dus maar of je over de kracht en de vermogens beschikt om op net zo'n pamflettistische en arrogante manier om te gaan met de bronnen van het leven zelf. Om de natuur - want dat woord is hier het meest relevant - met verwijten te overladen omdat ze de menselijke wereld heeft uitgevonden. Jij zult wel weten hoe je je woede op transcendentale zaken kunt koelen. En als je daartoe niet in staat bent, vergeet het dan maar! Want dan zal niemand je meer serieus nemen.
| |
Filippica tegen een militair
Terwijl je tevreden naar de parade kijkt, lijk je geen moment te willen beseffen dat ook jij - en zeker nu - een slachtoffer van het algemene verouderingsproces bent en dat de zware voetstap van de paraderende militairen je niet zal beschermen tegen het onverbiddelijk voortschrijden van de tijd. Want wat heb je aan dreunend voorbijtrekkende tanks, glanzende raketbatterijen of in strakke formatie overrazende gevechtsvliegtuigen, als iedere cel gereedstaat om je te verraden en langzaam maar zeker op het stoffige hiernamaals voor te bereiden? Nu je majoor bent geworden, zijn je dagen als kapitein eersteklas voorgoed begraven, en intussen droom je er alweer van om op te klimmen tot generaal. Alsof een paar epauletten je voor de gerontologische consequenties van je lichaam zal behoeden! Ook als generalissimus zul je machteloos staan tegenover de biologische grondslagen van je bestaan. En mocht je ooit worden bevorderd tot bevelhebber over alle bevelhebbers, dan zal ook dat je geen redding brengen. Hoe indrukwekkend je staat van dienst ook mag zijn, je lichaam zal onverbiddelijk vergaan. Als je niet door terroristen wordt vermoord, zal de natuurlijke loop der dingen je uiteindelijk wegvagen.
| |
| |
| |
Gejaagd door het Plenum
De ochtend na het Plenum
Het zou bijna aldus kunnen worden verteld:
Mijn vrouw - ze is componiste en schrijft vooral koormuziek - had al een krant gekocht en koffie gemaakt, en zodra ze me naar de keuken hoorde komen, riep ze: ‘Het communisme is gevallen! Ik wist zo gauw niet wat ik moest doen, jou wakker maken of niet.’
Ik snap onmiddellijk wat er aan de hand is en terwijl ik de keuken binnenstap, werp ik een blik op de voorpagina van de krant en constateer: ‘Dan zijn we nu nationalisten!’
‘Hoezo dat, als ik je vragen mag?’
‘Nou, wat wil jij dan? Dat de tijd over ons heen walst? Als de geschiedenis vanochtend ineens een ruk naar rechts maakt, wat kunnen wij anders dan daarin meegaan! We kunnen ons daar toch niet als een stel ezels tegen blijven verzetten, dat is een verloren zaak! Nee, je hoeft me niets te vragen! God nog aan toe, ik heb je zeker wel honderdmaal verteld: een vitale man wordt door iedere overheid altijd en overal serieus genomen!’
‘Maar als de nieuwe overheid ons nu eens niet serieus neemt? We hebben onze naam toch als communisten verworven?!’
‘Maar de overheid zal zichzelf altijd serieus nemen.’
‘Dat snap ik niet.’
‘Nou kijk maar eens naar de foto's op deze voorpagina. Herken je de uitvoerders van deze omwenteling dan niet? Samen met hen hebben we veertig jaar lang geknokt voor het communisme.’
‘Oké, schrijvers zijn misschien slimmer dan musici, maar je wilt me toch niet vertellen dat die mannen hier het communisme omver hebben geworpen? Ik had gedacht dat zij juist de slachtoffers van de nieuwe ontwikkelingen zouden zijn.’
‘Dat heb je dan verkeerd gezien.’
‘Hoe kan iemand die zijn eigen systeem omverwerpt, daarna weer als overwinnaar uit de strijd te voorschijn komen?’
‘Tja, dan kom je terecht in een wirwar van subtiele details die je aan een musicus maar beter niet kunt proberen uit te leggen. Dat kan alleen eindigen in oeverloos getheoretiseer. Kijk alleen maar wie de overwinnaar is! Dacht je nou echt dat iemand van buiten onze rijen het communisme omver kan werpen? Doe toch niet zo naïef! En als dat wel zo was, dan kun je toch op je vingers nagaan dat je het beter zelf kunt doen dan iemand anders? Als de tijd eenmaal zegt: verander je naam en je leuzen, en heers dan naar believen ver- | |
| |
der, zouden wij daaraan dan geen gehoor moeten geven? Dan moet je niet vasthouden aan doelen waarbij je geen belang hebt, maar juist aan die waarmee je belang gediend is, zo is het, en niet anders. Dacht je nu echt dat ze voor de komende strijd geen doorgewinterde strijders nodig hebben en steun zullen zoeken bij opponenten en critici?’
‘Dan kan wel zijn, maar weet je eigenlijk wel waarvoor je nu gaat strijden? Weet je wel heel zeker dat jouw ervaring ons ook hier doorheen zal helpen?’
‘Alsof je zelf niet heel goed weet dat ik mijn inspiratie put uit de macht van de overheid en niet uit wat die inhoudelijk voorstelt. Maar één ding kan ik je verzekeren: ze zullen in adoratie voor mijn hymnische talenten neerknielen! Dat is wat in dit leven telt, de rest is melancholie! En zie je mij soms als een melancholicus?’
‘Ik weet best dat ik met een sanguinicus getrouwd ben.’
‘Precies. Net zoals de overheid altijd over mij heeft gedacht. En ook de huidige zal haar woordvoerders nodig hebben.’
‘En als we het nationalisme omverwerpen, wat gaat er dan gebeuren, heb je daar wel eens over nagedacht?’
‘Wanneer zou ik dat moeten doen, met al die vragen van je! Nog maar vijf minuten geleden riep je dat het communisme is afgeschaft, ja toch?! Dat was waarmee je mij stond op te wachten. Ik krijg nog niet de kans om me aan de nieuwe maatschappelijke orde aan te passen, of jij wilt die alweer veranderen. Hoe kan ik dat nou weten? Misschien zal het communisme wel weer zegevieren, ik weet het niet, ik zeg maar wat er bij me opkomt, bedenk zelf maar welke ideologie in deze tijd van verscherpte machtsverhoudingen de meeste kansen heeft. Maar als je van mij een democraat wil maken, moet je even wachten en vooral niet te hard van stapel lopen, we zien wel wat voor aanwijzingen er komen.’
‘Om mijn eigen werken maak ik me geen zorgen, maar wel om al die communistische romans van jou. In een koorwerk hoef je alleen een paar woorden te wijzigen en een lied voor een partijcommissaris verandert in een lofzang op een patriarch, en niemand die iets van het communistische verleden van je compositie zal merken. Maar al die romans vol met compromitterende namen, datums of revolutionaire gebeurtenissen. Die moffel je niet zo maar weg!’
‘Nou, ik kan die namen, datums en gebeurtenissen net zo goed veranderen! Leven we in een postmoderne tijd of niet? Een geschreven tekst heeft toch ook meer dan één gezicht? Je moet hem alleen hier en daar wat opschonen. Ik zou een arme zielenpiet van een schrijver kunnen inhuren om er een hagiografische versie van te
| |
| |
maken. Om er archaïsche elementen in te stoppen. Ik weet nu al een oud verhaal waar je zó een heel nieuw einde aan zou kunnen geven. De jonge talenten van het modernisme hebben me ooit verweten dat mijn werk zo “hermetisch gesloten” was, maar nu zal ik ze eens in alle openbaarheid de oren wassen. En als ik snel reageer, weten ze dat ik iemand ben om rekening mee te houden! Aan een snelle reactie herkent men zijn medestrijders.’
Dat was mijn eerste gesprek met mijn echtgenote, componiste van koormuziek, na de val van het communisme.
| |
Een dag na het Plenum
Vandaag hield mijn schoonzuster een twee uren durende alleenspraak over morele principes. Ze verklaarde stellig dat zij voor niets ter wereld afstand wenste te doen van de ideeën die ze met haar naasten deelde. Zíj haar vrienden in de steek laten?! Het ging om menselijke verhoudingen! Om het voortbestaan van al wat humaan en fatsoenlijk was! Alleen een schoft zou er anders over denken! Enzovoort.
De ene beledigende opmerking na de andere.
Ik wees haar erop dat haar naasten - haar vrienden en familieleden - wellicht de nieuwe realiteit zouden aanvaarden en met de nieuwe ideeën instemmen. En als zij allemaal schurken bleken te zijn, wat zou zij daar als respectabele vrouw uiteindelijk beter van worden? Hun onderlinge verhoudingen zouden hetzelfde blijven, ze zouden dezelfde ideeën met elkaar delen als voorheen. Alleen zou zij niet langer bij de relevante gebeurtenissen betrokken zijn en buiten de harmonische sociale verhoudingen vallen. ‘De enige vriend die je overhoudt, is een gedachte waar niemand meer in gelooft. Je zult met je ideeën helemaal alleen komen te staan, tegenover de andere mensen en de manier waarop ze leven en denken.’
Ze antwoordde dat de macht waarmee ik me vereenzelvigde, me had gecorrumpeerd en dat ik een cynicus was geworden.
‘Wat heb ik te maken met al die schijterige en wispelturige figuren zonder enige ruggengraat. Alsof dit allemaal eeuwig zal duren. Een idee heeft meer eeuwigheidswaarde dan menselijke zwakheden en corruptie.’
‘En wat wil je daaraan doen?’
‘Ik wacht tot jullie je ware gezicht laten zien, en zodra ik jullie achillespees heb ontdekt zal ik tot de tegenaanval overgaan.’
‘Je kunt wel zien wie hier de ware communist was,’ luidde het
| |
| |
commentaar van mijn vrouw.
Maar toen ik het verhaal vertelde van mijn roman in wording over de immanentie van het biologisch substraat in het nationale bewustzijn en over de voordelen die de slaafse plattelandsbewoner geniet boven de in vrijheid levende mens uit de grote stad, zei mijn schoonzuster op verwijtende toon:
‘Onderwerp jij je maar. Morgen, als het universalisme over het parochialisme zegeviert, zul je uit het armzalige stoppelveld dat je ons als een fabula voorhoudt, niets meer of minder dan een roman te voorschijn moeten zien te trekken. Ik zal elk woord van al jouw propagandistisch publicaties onthouden! En je hoeft later niet te komen met de smoes dat je niet wist waar je achter stond!’
Uiteraard weet zij niets af van de geheimen van de artistieke vervoering, waaraan ideeën ondergeschikt zijn en waarin de bevrediging van het machtsgevoel het meest wezenlijke element is. Een scheppend kunstenaar is altijd meer dan zijn ideeën waarover hij de heerschappij van zijn inspiratie vestigt.
De eerste dagen van mijn geestelijke gedaanteverwisseling las ik vluchtig een van mijn oude boeken door en ik zag al meteen dat zowel de grondtoon ervan als de stijl, de manier van denken die eruit sprak en de bouw van de zinnen na enkele kleine inhoudelijke ingrepen, maar met behoud van de gevoelsmatige pointes, ook bij een nationalistisch gestemd publiek voldoende enthousiasme zou kunnen oproepen. En gaat het uiteindelijk niet altijd om diezelfde, kleine en gesloten lezerskring? Ik kon ook ieder woord ongewijzigd laten, en dan zouden de liberalen onder hen me als een van hun geestverwanten verwelkomen!
Dat ik me een bepaald idee eigenmaak, meer nog: me daarmee volkomen identificeer, hoort bij het artistieke procédé. Ik wil vooral dat mijn werk authentiek overkomt, dat mijn koortsachtige scheppingsdrang niet onderdoet voor de macht van de autoriteiten die aan het bewind zijn.
Een kunstenaar zal zijn naasten nooit afvallen, maar altijd bijvallen.
Goed, er zijn een paar humanisten die me al vroeger als een stalinist beschouwden en aanvielen. Ik twijfel er niet aan, of ze beschouwen me nu als een fascist. Maar quant à de eeuwigheid is de tijd de enige criticus. Dat is een gegeven waarmee ook ik rekening houd. Hier en nu geldt echter alleen het kritische oordeel van de autoriteiten. En waarom zou ik zo dom zijn om niet te behoren tot degenen die dat oordeel verwoorden? De eeuwigheid zal geen belang hechten aan de futiliteiten van de strijd die nu gaande is, maar of ze enig
| |
| |
belang zal hechten aan het werk van mij of een tegenstander, dat weet noch die tegenstander noch ikzelf, en dat levert geen situatie op waarin de een zich ten opzichte van de ander in het voordeel kan wanen.
Een schrijver van het soort waartoe ik behoor, ontleent zijn voordelen aan de tijd waarin hij zelf leeft!
Toen ik tegen mijn schoonzuster zei dat ze er verkeerd aan deed om kunst en moraal met dezelfde maat te meten, omdat ze weliswaar van dezelfde orde zijn maar op een wezenlijk verschillende manier tot uitdrukking komen, gaf ze me het volgende, verbijsterende antwoord:
‘Dat geldt misschien voor kunst met een dionysische inslag, maar wat moet de maatschappelijk geëngageerde kunst met een dergelijke uitgangspunt?’
Als voorbeeld noemde ik haar Goebbels, een geëngageerd kunstenaar in hart en nieren, van wie ze met recht mocht stellen dat hij zich nimmer om de morele kant van zijn werk had bekommerd. Maar wie verleende haar dat recht? Het standpunt zoals dat de laatste veertig jaar algemeen had gegolden! Ook Goebbels had zijn eigen, samenhangende morele visie, die hij op iedere bladzijde van zijn roman uitdroeg, en hij verwierf zich daarmee de onvoorwaardelijke instemming van zijn publiek. En wat bereikte hij er uiteindelijk mee? Na de militaire nederlaag verloor zijn visie iedere geldigheid, maar het kon niet anders, of de huidige autoriteiten, niet alleen hier, maar ook elders, zouden daarin opnieuw een rijke bron ontdekken van inspiratie bij alles wat ze thans ondernamen om het morele beeld van de mens te wijzigen.
‘Op dit moment ben jíj immoreel!’ zei ik tot besluit tegen haar.
‘Ik zou al die verzinsels van je zonder meer voor kennisgeving aannemen als ik je als kunstenaar serieus kon nemen. Maar hoe zou ik een scribomaan, een apologeet, iemand die schrijft bij de gratie van diefstal en plagiaat, in vredesnaam serieus kunnen nemen?!’
Ik moet - niet zonder spijt overigens - vaststellen dat onze betrekkingen daarmee tot ver onder het nulpunt waren bekoeld. Zo'n strijdbare dame kom je niet elke dag tegen.
| |
Zeven dagen na het Plenum
Vandaag kreeg ik een brief van een anonieme bewonderaar die me ervan beschuldigde dat ik het humanisme had verraden, en als post scriptum stond eronder dat hij al die ‘dikke, waardeloze prullen’ van
| |
| |
me bij het oud papier had gegooid, zodat ze tot pulp zouden worden vermalen.
Vanwaar zo'n vlotte reactie? Sinds een week verschijnen in een veelgelezen boulevardblad fragmenten van mijn nieuwe ‘visionaire roman’ waarin door mij ‘het belang van de recente, beslissende gebeurtenissen voelbaar wordt gemaakt’.
De genoemde bewonderaar gebruikt het woord ‘humanisme’ duidelijk in een wat simpele betekenis. Maar als hij de zaak wat nuchterder zou bekijken en wat meer afstand zou willen nemen van de verwarrende gebeurtenissen van dit moment, zou hij zien dat zowel het communisme als het nationalisme, zowel de strijd voor arbeidersrechten als die voor de rechten van het volk, uit een en dezelfde humanistische traditie voortkomen en dat we ons eigenlijk rond hetzelfde centrum bewegen. De burgerlijke revolutie, links, rechts, het proletariaat boven alles, enzovoort.
Hij weet blijkbaar nog steeds niet dat over al deze etiketten wordt gewaakt door een toeziende overheid van humanistische of niethumanistische signatuur. Daarom doet het er niet toe of je beginselen opgeeft, ontrouw wordt of verraadt als ze in geen enkel opzicht met de beginselen van de autoriteiten overeenstemmen.
Het verlangen naar macht, de drijvende kracht achter alles wat mensen doen of wat hun overkomt, volgt nauwlettend de polsslag van de krachten die op dit moment werkzaam zijn en wacht voorturend zijn kansen af.
Waar het op aankomt is het vermogen om op sluwe wijze een bepaalde nuance zodanig uit te buiten dat de massa's in vuur en vlam raken. Zodat ze vervolgens kunnen worden opgehitst. Het gegeven dat onze turbulente eeuw van ons eist dat we de massa's ophitsen, betekent nog niet dat we zelf al te verhit moeten raken. Met onze overtuigingen creëren we slechts een mise en scène, waarin karakters op een rampzalige wijze met elkaar in botsing komen.
De logica van het genre ‘dagboekaantekening’ gebiedt me eigenlijk hier te stoppen, maar terwijl ik dit opschrijf verschijnt voor mijn ogen steeds opnieuw het beeld van die berg ‘oud papier’ en mijn onschuldige boeken die tot pulp worden vermalen. Kijk toch eens wat de mensen in hun onbeheerste ressentiment allemaal doen! En over een paar maanden, een klein jaar misschien, zal hij, gesteld dat hij niet de aansluiting met de dan heersende tijdgeest wil kwijtraken, opnieuw mijn boeken moeten aanschaffen. Blijkbaar begrijpt hij niet dat de literatuur van deze tijd, welke artistieke richting ze ook pretendeert te vertegenwoordigen, gewoon niet om mij heen kan!
| |
| |
| |
In je haast om niet te laat te komen...
Ik hol wat afwezig mijn huis uit, maar lijk steeds ergens te worden opgehouden, ik zwaai om een taxi aan te houden, en daar stopt voor mijn neus een tank. Het luik gaat open en daar verschijnt het hoofd van de tankbestuurder die glimlachend zegt: ‘Waar naartoe, beste landgenoot?’
‘Naar de Beurs...’ begin ik.
‘Stap maar in!’
Ik stap in en vraag hem: ‘Sinds wanneer rijd je hiermee als taxichauffeur rond?’
‘Sinds gisteravond.’
‘Is het dan al zover gekomen...?’
Hij geeft geen antwoord, maar vraagt: ‘Wat is er in de Beurs?’
‘De Internationale Boekenbeurs,’ zeg ik, met enige tegenzin.
‘Zo, wat wordt er tegenwoordig het meest gelezen?’ - zijn ogen schitteren vol belangstelling.
Ik zeg, meer uit een soort balorigheid: ‘Het jaar van de gordiaanse knoop van een of andere onbeschofte politicus, en de geromantiseerde seerde versie van een kruiswoordraadsel uit Paris Match, van een veelbelovende plagiaatschrijver.’
‘Wat is onbeschoft?’
‘Iemand die zich te pas en te onpas als een schoft gedraagt.’
‘En veelbelovend?’
‘Iemand die veel meer belooft dan hij waar kan maken.’
‘En oorlogsliteratuur?’
‘Waarom zou ik jou een beschrijving geven van iets wat nog dagelijks gebeurt?’
En net als hij zegt: ‘Niet kwaad worden, beste man,’ wordt onze taxi getroffen door een regen van kogels. Hij antwoordt met een langdurig salvo.
‘Wat gebeurt er?’ vraag ik verbijsterd.
‘Een groet van mijn collega, en ik groet terug,’ zegt hij opgewekt.
‘Zit je collega ook in een taxi?’ verman ik me hem te vragen.
‘Nee, in de Tsjeka,’ zegt de man naast mij in de tank.
‘Wat doet iemand van de Tsjeka?’
‘Een man van de Tsjeka checkt, controleert, loert en arresteert. Hij is een uitermate gevaarlijk iemand om tegen je te hebben. Hij is zelfs in staat een mus op een telefoondraad te arresteren. Hebben ze jou nog niet gerarresteerd?’ vraagt hij bij het zien van mijn onwetende verwondering over de rol van de Tsjeka in dit geheel.
Ik raap al mijn moed bijeen: ‘Mag ik hier roken?’
| |
| |
‘Jazeker, hier heb je lucifers, daar een lont, dan zijn dit de molotovcocktails, en de granaten zitten in het handschoenenkastje.’
‘Ik wilde alleen maar een sigaret opsteken,’ zeg ik aarzelend.
Maar hij vervolgt op een sussende toon: ‘Als je zin hebt om een granaat te gooien, of een cocktail, dan weet je waar ze liggen.’
‘Naar wie zou ik een granaat moeten gooien?’ vraag ik verschrikt.
‘Naar burgers, argeloze wandelaars, liefdespaartjes...’ zegt hij met bloeddoorlopen ogen.
‘Alstublieft, stopt u hier!’ roep ik vol weerzin.
‘Is die Beurs van je dan hier?’
‘Ja, hier is het. Stop!’
‘We stoppen als ik het zeg! We gaan naar de afgesproken plek!’
‘Waar brengt u me heen?’ vraag ik angstig.
‘Je hoeft niet zo bang te zijn. Ik breng je naar de Internationale Moordwerktuigenbeurs. In hetzelfde complex. Of je hebt wel heel lang liggen slapen, of je houdt je vakkundig van de domme.’
Inderdaad, we stopten op de plek waar ik ook moest zijn. De taxichauffeur deed het luik open en we bleken ons in de hal te bevinden waar ik een dag eerder ook was. Ik snap er niets van. In plaats van boeken zie ik modellen van tanks en houwitsers, allerlei typen verouderde en ultramoderne geweren, pistolen, granaatwerpers en mitrailleurs. Onder een glazen koepel in grote letters de slogan van de Beurs: Hier laten we de tijd samenkomen! Ik ben volkomen van slag. Gisteren liep ik hier nog rond om zo af en toe in een boek te bladeren. Zó lang kon ik me toch niet verslapen hebben?
‘Wat is er vannacht gebeurd?’ vroeg ik me hardop in verwondering af.
‘Revolutie, beste kerel. Het volk heeft eindelijk het heft in eigen hand genomen. Zoals je straks zult zien, presenteren we hier het raamwerk van onze schone letteren. Laten we maar eens gaan kijken. Vanaf nu ben ik voor jou geen tankbestuurder meer, maar Vergilius. Waar ik Vergilius van ken? Mijn grootvader heette zo, en de zijne Praevergilius. We hadden in onze familie ook twee Supervergilii, en die behoorden allebei tot de leiding van de generale staf.’
‘Goed, maar wat hebben al die uitgestalde dingen hier te betekenen?’ Ik zie dat er geen andere zijn. Maar hoe heb ik me toch zo kunnen verslapen?
‘Die paardenkar komt uit Verscheiden tijden, de geweren uit de krant van gisteren, de munitie uit De gewortelden, deze twee pistolen uit het Prentenboek voor kinderen, de afluisterapparaten uit De zondaar, dat zakmesje uit Elementaire gedragsregels voor de beheerder van gebruiksartikelen, het kanon uit De afvallige, de houwitser
| |
| |
uit de honderdeneerste, geheel herziene druk van Vertellingen van een eerbiedwaardige stoottroeper...’
‘En waar komt dat vliegtuig vandaan?’ vroeg ik met toenemende irritatie.
‘Dat is een product van de oorlogsindustrie. Maar laten we niet van de hak op de tak springen.’
‘Zelfs op school heb ik geen boeken met zo'n fraai literair raamwerk gelezen.’
‘Laten we geen ruzie gaan maken,’ zei Vergilius op een verzoenende toon. ‘Deze bijl komt uit Coïtus op de puinhopen, de bajonetten uit Al mijn opstandelingen, de pook uit Dolgeworden Haardsteden, en de messen uit de Hoek met tegen elkaar geklemde benen. Dat bliksemsymbool uit Hoe een lied een onvruchtbare boom deed ontluiken, deze kleren uit de beschrijvingen van diverse prozahelden, en de springladingen uit de Gezamenlijke werken van drie schrijvers die in de genietroepen zitten en met dynamiet werken.’
Vervolgens troonde hij me mee naar de stand met het thema: Exclusieve Steek- en Slagwapens uit de Schoollectuur. Hij toonde me hellebaarden, vleeshaken, sabels, pantsers en maliënkolders, kettingen, slingers, knuppels en knotsen, dolken, vampiertanden op sterk water, vuurkorven, priemen, boren en scharen - allemaal afkomstig uit de moderne werken en klassieken uit binnen- en buitenland.
Het begon me te duizelen, maar ik vroeg:
‘Staan hier soms ook ergens voorwerpen tentoongesteld uit De eeuwige bruidegom of Vrouwe Sabina?’
‘Waarom, waarvoor, en waartoe? Om propaganda te maken voor vrijgezellendom of adeldom?’ vroeg hij met enige stemverheffing.
Ik zag van verdere discussie af en besloot te wachten. En toen hij vol verrukking de minuscule schroefjes begon te bestuderen van een automatisch literair geweer van groot en respectabel kaliber, was voor mij het moment gekomen om van zijn apologetische verblinding gebruik te maken en tussen twee oorlogsbodems door ongemerkt weg te glippen uit de beurshal die zo'n wonderlijke metamorfose had ondergaan.
Ook buiten kijk ik met stijgende verwondering om me heen, en ik neem een gepantserd transportvoertuig dat me naar het stadscentrum brengt. Onwaarschijnlijke gebeurtenissen op zo'n onverwacht vroege ochtend. Op de taxistandplaats voor Keizer aller keizers staat een honderdtal tanks roerloos maar waakzaam op iedere haastige voorbijganger te loeren.
Ik belandde uiteindelijk in De hoofdstad, waar ik met een kopje espresso en een klein gebakje mijn gedachten weer wat hoopte te
| |
| |
kunnen ordenen. Net toen ik mezelf vol verwijt begon af te vragen hoe ik, lui varken, me zo had kunnen verslapen, toen ik nog geen halve slok en nauwelijks twee happen ophad en nog niet éénmaal met mijn ogen had kunnen knipperen, hoorde ik een tumult naderbij komen zoals ik nog nooit had meegemaakt. Er drong een panische massa burgers De hoofdstad binnen, achternagezeten door een razende troep politieagenten - zo razend had ik ze nog nooit gezien - gewapend met pistolen en gummiknuppels. Zonder verder na te denken pakte ik mijn sigaretten, maakte dat ik in twee sprongen aan de andere kant van het vertrek ben en smeer hem door de personeelsuitgang naar buiten. Maar daar zag ik hoe, iets verderop in de hoofdstraat, het leger en een eenheid reservisten met alle beschikbare middelen jacht maakten op een menigte mensen die in totale wanorde voor hen uit renden. Vlak bij me kwam een vreemd, groot luchtvaartuig voorbij waaraan ik me angstig en met de snelheid van een ninja vastgreep. Toen het vaartuig opsteeg, zag ik de ongelijke strijd op de perrons van het spoorwegstation, waar brandweerlieden meedogenloos hun waterkanonnen op de wagons met pas gearriveerde reizigers richtten, om hun zo de toegang tot de stad onmogelijk te maken.
Toen zette het ding de vaart erin en klom steeds hoger. Ik klemde mijn tanden op elkaar en zag een oorlogsschip waarvan het geschut zijn vuur uitbraakte over de monding van twee rivieren, terwijl mijn oren werden verdoofd door squadrons vliegtuigen en aanstormende Pershing-raketten. De piloot schrok blijkbaar en liet zijn toestel zo ver omlaagduiken dat ik los kon laten om mijn armen om de hals van een reusachtig standbeeld te slaan en me vervolgens naar de veiligheid van een park te laten zakken. ‘God nog aan toe,’ zei ik tegen mezelf, ‘de halve wereld kan vergaan, en jij weet niet eens wat er aan de hand is.’
Toen de verse lucht van gifgas mijn neusgaten binnendrong en ik aan de horizon een reusachtige kweekpaddestoel van rook en stof zag oprijzen, zei ik: ‘Hé, nu overdrijven ze toch wel wat.’
Vertaling: Roel Schuyt
| |
| |
| |
| |
|
|