| |
| |
| |
Maarten Asscher
Het straatje
Mijne heren, vanwege mijn hersenschudding ben ik nog niet in staat rechtop in bed een brief te schrijven. Bovendien zit mijn rechterarm in het gips. Dus ik hoop dat u zo vriendelijk wilt zijn dit verhaal af te luisteren of het anders door een van uw secretaresses te laten uittikken. Ik heb geen keus en ben al blij dat ik dit apparaatje heb kunnen lenen om mijn verhaal te vertellen.
Ja, daar ben ik weer. Ik moest even controleren of ik niks fout heb gedaan, maar alles staat erop. Dus daar gaat-ie dan. Ik ben een optimist, dus aan mij zal het niet liggen.
Al mijn ellende is begonnen toen ik in december tien staatsloten kocht. Daarmee bedoel ik niet dat wat er daarna is gebeurd uw schuld is, maar ik spreek gewoon de pure waarheid, in de hoop dat u mij wilt geloven. Kort daarna zouden mijn vrouw Mona en ik voor een wintervakantie naar Tunesië vertrekken. Nu wij ook een dagje ouder worden bevallen de Nederlandse winters ons steeds minder. Met die korte dagen is Amsterdam ook zo'n sombere stad. Wij moeten van een klein pensioen en de aow rondkomen, maar de laatste jaren slaan wij nooit onze oudejaarsvakantie in het zuiden over. Deze keer hadden wij voor Tunesië gekozen.
Om Mona te verrassen en natuurlijk in de hoop op een wonder, kocht ik vlak vóór ons vertrek, een ‘straatje’. U weet wel. Tien staatsloten achter elkaar, ik bedoel met de laatste cijfers o tot en met 9. Stom genoeg kocht ik ze niet bij zo'n officieel verkoopkantoortje, maar van een van die zielige jongens die met staatsloten de cafés afgaan. Die krijgen er dan een paar gulden fooi bij. Anders had ik mijn aankoop gemakkelijk kunnen bewijzen en lag ik nu misschien niet in het ziekenhuis.
Afijn, omdat ik Mona wilde verrassen, zei ik haar niks over de loten. Maar moest ik ze nou meenemen naar Tunesië of niet? Daar zat ik in mijn eentje over te piekeren. Ik durfde ze niet thuis te laten. Stel je voor dat ons huis afbrandt, dacht ik. Alle loten in mijn bin- | |
| |
nenzak steken leek me ook gevaarlijk, met die zakkenrollers op het vliegveld. Dus besloot ik om vijf loten bij me te houden en de andere vijf in mijn koffer te stoppen. Een stommiteit natuurlijk, maar ja, dat is achteraf praten.
Op de dertigste december kwamen Mona en ik aan in Tunesië. We hadden wat vertraging opgelopen bij een tussenlanding in Madrid, maar we voelden ons prima toen we de vliegtuigtrap afliepen. Die zachte, lente-achtige lucht in het zuiden zo midden in de winter, die doet je gewoon geweldig goed.
De koffer van Mona lag al snel op de band, de mijne kwam maar niet. Uiteindelijk werd de band stilgezet. Wij waren de laatsten van de groep die nog op bagage stonden te wachten, maar geen koffer dus. Er werd mij door de hostess gezegd - ik kan nou even niet op haar naam komen - dat er waarschijnlijk bij de tussenlanding iets was misgegaan. Als ik de volgende dag op dezelfde tijd even langs wilde komen, dan kon ik mijn koffer zo meekrijgen.
Mijn heren, ik heb even geslapen. Het kost mij nog veel moeite dit allemaal te vertellen, en ik heb een koppijn als een eersteklas kater, maar ik ben optimist, dus aan mij zal het niet liggen. Ik kreeg dus te horen dat als ik de volgende middag nog een keer langs wilde komen, dan zou mijn koffer gewoon voor mij klaarstaan. Zoiets kwam wel vaker voor. Ik maakte mij dus helemaal niet ongerust en eerlijk gezegd was ik die staatsloten glad vergeten. Van nature ben ik ook helemaal niet zo'n gokker. Ik dacht er pas weer aan een paar dagen later, toen ik bij een krantenkiosk in onze Holiday Village een Telegraaf in het rek zag staan.
‘Hè gatsie, ga je nou al een Nederlandse krant kopen,’ zei Mona. ‘Zonde van het geld.’
‘Ach, waarom niet,’ zei ik, ‘alleen even de eerste krant van het nieuwe jaar.’ Maar wat ik natuurlijk wilde bekijken waren de uitslagen van de Oudejaarsloterij.
Onze oudejaarsavond was fantastisch geweest, met een groot feest in de Holiday Village, en we hadden het daarna even twee dagen rustig aan gedaan. Het enige vervelende was dat mijn koffer nog altijd niet terecht was. De hostess was er geweldig verlegen mee, maar daar had ik niks aan. Dus was ik al een paar keer naar het vliegveld geweest om te kijken of ik zelf iets gedaan kon krijgen. Gelukkig was het weer goed en als Mona mijn kleren had gewassen, dan droogden ze snel in de zon op het balkon. Maar ik wilde mijn spullen terug: mijn scheerapparaat, mijn tandenborstel en ja, natuurlijk die vijf staatsloten.
Mona en ik zaten op een terrasje en zij moest even naar het toilet.
| |
| |
Ik dook meteen in de krant om de uitslagen te zoeken. En wat ik daar zag, met in mijn hand die vijf loten uit mijn binnenzak, het maakte me zo duizelig als een man die zijn parachute niet opengaat. Ik had prijs, en niet zo'n klein beetje ook. Midden in mijn straatje was het miljoen gevallen. Ik had BA 039570 tot en met BA 039579 gekocht en de hoofdprijs was gevallen op BA 039575. Maar ik kon wel door de grond zakken, daar op dat terras in Tunesië, want de eindcijfers 5 tot en met 9, die zaten nou juist in mijn koffer. Ik had willen lachen en huilen tegelijk, maar daar kwam mijn vrouw in de verte alweer aangelopen, dus ik stopte de loten haastig weg.
‘Staat er nog iets in de krant?’ vroeg Mona en ik mompelde iets over vuurwerkdoden.
‘Zie je wel dat het zonde van het geld is, zo'n krant in het buitenland.’
Ik zei niks terug, maar zat me van binnen op te vreten. Ik kon verder niks tegen Mona zeggen. Zonder overleg met haar had ik voor een kleine driehonderd gulden aan loten gekocht. Nu had ik dankzij een godswonder een knal van een prijs gewonnen, en was ik zo stom geweest om het winnende lot niet bij me te houden. Het was allemaal te vreselijk voor woorden.
Na een nachtje slapen voel ik mij nu iets beter, mijne heren. Maar mijn hoofd, dat in het verband zit, voelt nog steeds erg zwaar. Het schijnt dat ik vanmiddag voor het eerst door de politie verhoord zal worden. Vóór die tijd wil ik dit verhaal afmaken.
Na een week was mijn koffer nog steeds niet gevonden. Er was een kans dat-ie nooit meer terecht zou komen, zeiden ze op het vliegveld. De hostess - Agnes heette ze. Dat schiet me ineens te binnen, maar ik had niks aan die vrouw, zo'n meissie dat pas van school is - die liet niet meer van zich horen en ik moest het zelf maar uitzoeken op het vliegveld. Ik ben een optimist van nature, maar de man van het bagagekantoor adviseerde mij in ieder geval de schadevergoeding te vragen waar ik recht op had. Ik moest een formulier tekenen en kreeg omgerekend f 45, - per kilo bagage, bij elkaar een bedrag van f 1800, -.
Mona was enthousiast en vond dat we voor die vakantiespulletjes van mij een mooie prijs hadden gekregen. Maar ja, zij wist natuurlijk nog altijd niks van dat winnende lot.
Wat ik pas later hoorde, toen ik op Schiphol weer overnieuw over mijn koffer begon - daar kon ik het goddank gewoon in het Nederlands uitleggen - was dat ik dat formulier beter niet had kunnen ondertekenen. Door die schadevergoeding te vragen en het formulier te ondertekenen had ik, zoals dat heette, ‘al mijn rechten op het
| |
| |
bagagestuk prijsgegeven’. Mijn koffer, waar hij ook ter wereld was, was dus nu niet meer mijn koffer. Hij was nu eigendom van de vliegtuigmaatschappij.
‘En wat gebeurt er dan mee, als-ie ooit weer wordt gevonden?’ vroeg ik aan de man van de bagage op Schiphol. Die wist alle vragen te beantwoorden alsof dit soort dingen honderd keer per dag voorkomen, en dat schijnt ook zo te zijn.
‘Dat hangt ervan af,’ zei hij. ‘Bagage die beschadigd is, die wordt meestal direct verbrand. Onbeschadigde stukken gaan op de veiling.’
Ja, sorry mijne heren, ik moest even eten, want als je hier je maaltijd niet direct opeet, halen ze hem gewoon weer weg en dan duurt het uren voordat je weer eens iets krijgt. Waar was ik gebleven? O ja, de veiling.
Gelukkig zat mijn koffer stevig dicht en kon-ie dus niet 1-2-3 openspringen. Een prijs in uw loterij blijft een jaar openstaan, dus hoe groot was de kans dat mijn koffer binnen een jaar op de veiling zou komen? Waarschijnlijk net zoiets als de kans om de loterij te winnen. In ieder geval ging ik er maar serieus achterheen. Ik ben van nature een optimist, dus aan mij zal het niet liggen.
De kofferveilingen bleken een paar keer per jaar gehouden te worden in Veilinghuis ‘De Egelantier’ in de Amsterdamse Jordaan. Dus ik eropaf om de data van de veilingen en de kijkdagen te weten te komen.
Nou, de spelregels van de veiling waren simpel genoeg. Alle koffers worden genummerd en ze blijven dicht tot na de veiling. Je moet dus blind bieden. En pas achteraf, wanneer je bod op dat nummer het hoogste was, mag je de koffer meenemen en is-ie van jou.
Mijne heren, ik geloof dat u wel merkt dat ik een optimist ben. Nooit zal ik zomaar de moed opgeven. In het afgelopen halfjaar ben ik diverse malen naar die kijkdagen geweest. Tegen Mona zei ik dat ik langs de Amstel ging fietsen. Honderden, nee duizenden koffers moet ik gezien hebben. Maar als het om mijn eigen spullen gaat, dan ben ik net een hond. Van een afstand ruik ik ze direct. En hij was er gewoon niet bij, mijn koffer. De mijne heeft een grappig rood randje, blauwe wieltjes en er loopt een witte band overheen. Je ziet zogezegd meteen dat er een Nederlandse koffer aankomt.
Een week of wat geleden was er weer zo'n kijkdag en ik stapte net de eerste zaal binnen, in een hele rij mensen. En daar stond-ie ineens, mijn eigen koffer. Geen twijfel mogelijk. Uit duizenden. Mijn ouwe trouwe koffer. Ik sprong eropaf en kuste hem uit pure blijd- | |
| |
schap. Maar er waren zaalwachters die mij meteen wegtrokken, want het was natuurlijk mijn koffer niet meer. Als ik nog een keer probeerde de koffers aan te raken, kon ik beter vertrekken, werd mij gezegd.
Sowieso had ik mijn koffer beter niet zo enthousiast kunnen omhelzen, want nu hadden allerlei andere mensen op de kijkdag gezien dat ik zo blij was om mijn koffer weer te zien, dat er wel heel wat van waarde in moest zitten. Maar goed, ik ben nu eenmaal een spontaan iemand.
Zo, ik hoop dat u het bandje ook even hebt omgedraaid. Maakt u zich geen zorgen, ik zal het kort houden, maar ik moet wel even mijn verhaal afmaken. Ik ben bijna klaar.
De veiling zelf, mijne heren, was een ramp. Mijn koffer stond als nummer 382 op de veiling, maar ik was al 's ochtends vanaf nummer 1 aanwezig, om goed te kunnen zien hoe het bij het bieden toeging. De meeste koffers brachten ongeveer f 150, - tot f 250, - op, een enkele die er heel chic uitzag f 300, -.
Blijkbaar zag nr. 382 er nog prima uit, want de veilingmeester zette om te beginnen al in op f 250, -. En het ging direct omhoog, mijne heren: f 275, -, f 300, -, f 325, - en zo verder. Ik bood de hele tijd mee. Eerst met f 25, - tegelijk, toen met f 50, -. In de kortste tijd zaten we tegen de f 1000, -. Dit was waanzin, ik wist niet wat er gebeurde. Ik voelde mij als een kind dat op een of ander knopje heeft gedrukt en de zaak niet meer kan stoppen. En ik was nota bene de enige die wist wat er in die koffer zat. Het was ook godverdomme mijn...
Mijne heren, ik moet het nog erg rustig aandoen. Mijn vrouw Mona maakt zich grote zorgen. Zij was hier gisteren (of was het vanochtend?) maar toen sliep ik net en zij wilde mij niet wakker maken. Wanneer en hoe had ik haar het hele verhaal kunnen vertellen? Het is verschrikkelijk. Wij zullen moeten verhuizen, ik zit helemaal aan de grond en zij kan er niets aan doen.
Maar goed, kalm maar. Terug naar de veiling. Ongelogen, mijne heren, maar op een gegeven moment stond mijn koffer op f 11 000, -. Er hadden boven de f 5 000, - nog twee mensen tegen elkaar opgeboden. De ene was een kale man met een half brilletje, gekleed in een bruin corduroy pak. En de ander, dat was ik. Al was het mijn eigen koffer, ik kon natuurlijk wel doorbieden, want ik wist dat ik het toch makkelijk kon betalen met de opbrengst van het winnende lot dat erin zat. Maar hij, waarom bood hij door, relaxed zwaaiend met zijn brilletje? Hij kon toch niet weten van dat miljoen wat erin die koffer zat? De veilingzaal was vol met mensen, maar ik lette alleen maar op de veilingmeester.
| |
| |
Toen ik f 20 000, - had geboden, kreeg ik een papiertje in mijn handen. Ik keek om naar de kale man, die knikte dat het van hem afkomstig was. Er stond op:
Stop met bieden en ik verkoop je wat je wilt hebben voor de helft.
Maar ik deed gewoon mijn arm weer omhoog, want het was mijn koffer en ik wilde hem terughebben. Het ging nu met f 5 000, - tegelijk. De spanning in de zaal was te snijden. Wie was deze engerd die als een idioot op mijn koffer zat te bieden en mij dreigbriefjes schreef?
Ik durf het haast niet te vertellen, maar op f 125 000, - besloot ik dat het zo niet langer ging. Ik had nog twee briefjes van de kale man gekregen. Dit was waanzin. Zo meteen ging ik voor een paar ton mijn eigen koffer terugkopen, waarvan ik niet eens voor 100% zeker wist dat daar die vijf staatsloten nog steeds inzaten. Wat stond ik hier met geld te smijten. Zoveel geld heb ik niet eens, bedacht ik. Dus liet ik mijn hand omlaag zakken.
‘Eenmaal... andermaal...’ zei de veilingmeester, en hij keek mij nadrukkelijk aan. De hele zaal hield zijn adem in. Iedereen had op dit moment gewacht. Ik voelde me plotseling leeg en waardeloos. Er was iets verschrikkelijks misgegaan en ik kon er niks meer aan doen. Heel zachtjes schudde ik ‘nee’ tegen de veilingmeester.
Ik hoorde hem niet eens meer ‘verkocht’ zeggen, zo groot was het tumult in de zaal. Een enorm applaus. Allerlei mensen sloegen me op de schouders en feliciteerden me dat ik het zolang had volgehouden. Ik kreeg handdrukken en complimenten. Maar daar gaf ik niet om. Ik wilde door de stoelen en mensen heendringen naar de kale man, die nu eigenaar was van mijn koffer.
Ja, mijne heren, ik moet mijn verhaal nu snel afmaken. Want zo meteen vindt het eerste verhoor plaats. Daarna komt Mona weer op bezoek. Dan hoop ik schoon schip met haar te kunnen maken. Snel dus verder nu.
De kale man stond bij de uitgang te wachten en zei: ‘U bent toch nog verstandig geworden.’
Hij gaf mij geen hand en noemde ook zijn achternaam niet. Hij zei alleen dat hij Helmut heette.
‘Ja,’ zei ik, ‘dit werd gekkenwerk. Maar waarom wilt u mijn koffer zo graag hebben. Wat denkt u wel dat erin zit?’
Daar gaf hij geen antwoord op, maar het was duidelijk dat die koffer voor hem minstens zoveel waarde had als voor mij. Ik begreep er niets van. Hij kon toch onmogelijk van die staatsloten van
| |
| |
mij weten.
‘Hoeveel wilt u voor mijn spullen hebben,’ vroeg ik, ‘dan kunnen we het meteen in orde maken.’
‘Dat hangt ervan af,’ zei meneer Helmut, ‘hoeveel contant geld u bij zich hebt. Ik had gezegd: de helft. En u hebt zelf besloten om zolang door te bieden. De helft is dus nu f 62 500, - plus natuurlijk de helft van de veilingkosten. De koffer gaat niet open voor u mij hebt betaald. Vervolgens mag u onder mijn toezicht een paar spullen, waar u blijkbaar in geïnteresseerd bent, eruit halen. De rest blijft van mij.’
‘Als u onder “een paar spullen” ook een paar papiertjes van ongeveer zo groot verstaat’ - en ik wees het formaat van een staatslot aan - ‘dan hebben we inderdaad een deal.’
Nu gaf hij mij toch een hand, een beetje een kouwe. We spraken af voor de volgende dag. Hij zou met mijn koffer komen en ik met het geld, contant in briefjes van duizend. We zouden elkaar ontmoeten in het straatje bij de zij-ingang van...
Mijne heren, mijn naam is Mona van Kruisbeek. Ik ben de echtgenote van Rinus van Kruisbeek en ik heb deze uitgetikte tekst van de politie gekregen. Mijn man is er de afgelopen maanden heel erg aan toe geweest, maar de laatste weken gaat het weer wat beter. Rinus is een optimist, dat zult u misschien wel begrepen hebben, maar hij heeft met deze geschiedenis geen geluk gehad, en ik ook niet. Mijn Rinus liegt niet, dat verklaar ik u met de hand op mijn hart. Hij is zo eerlijk als wat. Ons huis is inmiddels door de bank verkocht, omdat wij onze schulden niet meer konden betalen. Terwijl Rinus nog in het revalidatiecentrum verblijft, ben ik bij mijn zuster ingetrokken.
Het was een hele schrik om te horen dat Rinus in het ziekenhuis was opgenomen, maar ik ging helemaal onderuit toen ze me vertelden dat hij beroofd was en toen ik erachter kwam dat hij f 80 000, - bij zich had gehad. Mijn eigen Rinus, wat moest die man met zoveel geld op zak? Hij bleek het diezelfde dag van de bank te hebben geleend. Intussen heb ik de tekst die Rinus op het bandje heeft ingesproken een keer of wat gelezen en ik heb met de politie gepraat. Ik stuur u het verhaal van Rinus maar toe, met deze paar zinnen van mij erbij. Het verhaal was tenslotte ook voor u bestemd.
Er bleek een hele bende achter te zitten. Van de politie heb ik begrepen, dat waarschijnlijk stomtoevallig Rinus' koffer gebruikt is voor een cocaïnetransport. Het schijnt een veelgebruikte smokkelmethode te zijn om gebruik te maken van zogenaamd ‘verloren’ koffers op drukke vakantieroutes. Zodra die dan ‘kwijt’ zijn, wordt er allemaal spul bij
| |
| |
gepropt en dan wordt het ding via de veiling naar de dealer doorgesluisd. De echte betaling vindt natuurlijk op een andere manier plaats. En de vliegtuigmaatschappij zorgt zelf gratis voor het transport! Niemand komt erachter, want de koffer reist zonder passagier. Hoe bedenken ze het, hè?
Mijne heren, mede namens mijn Rinus, wil ik u vragen. Wij zijn geruïneerd. Mijn man had een winnend staatslot dat hij als een verrassing voor mij had bedacht. Nu hebben wij niets meer. Geen prijs, geen lot, geen koffer, geen huis. Maar het nummer van ons winnende oudejaarslot kan ik u zo geven. Dat is BA 039575. Misschien zijn er allerlei formele regels, maar er bestaat toch ook nog zoiets als menselijke rechtvaardigheid. Wilt u zo vriendelijk zijn de hoofdprijs van een miljoen gulden over te maken op de rekening van mijn zwager bij de ABN-AMRO 548128081? Ik ben u eeuwig dankbaar en wij zullen het geld heus niet allemaal voor onszelf houden.
Met de meeste hoogachting,
(w.g.) M. van Kruisbeek-Sitterman
|
|