waard te vechten voor het voortbestaan van onze cultuur..., wat zeg ik, voor het voortbestaan van menselijk leven op aarde.’
Hier toont Casimir zich van de generatie fysici waarover hij zo graag sprak en schreef: Ehrenfest, Pauly, Einstein, de Amerikanen Weehler, Rabi, Condon, maar vooral Bohr. De generatie die trots was op de ontwikkeling van de moderne natuurkunde die zij tot stand had gebracht, maar die achteraf ook wroeging kreeg over de ontdekking van kernsplijting en de ontwikkeling van de bom.
Over deze generatie schreef Casimir zijn eerste stuk als redacteur van De Gids in 1985, het honderdste geboortejaar van Niels Bohr. Het stuk gaat uitgebreid in op de moderne natuurkunde, hoe die geïnterpreteerd moet worden en wat het betekent voor ons begrip van de wereld om ons heen. Het stuk toont Casimir meteen op zijn sterkst: niet theoretisch en abstract, maar persoonlijk en anekdotisch. Om de moderne natuurkunde te beschrijven zit Casimir aan de voeten van Bohr, Pauli en Ehrenfest. Hij luistert en verhaalt met gevoel voor stijl en detail, bescheiden van toon en toch prominent aanwezig. Het is zijn verhaal, soms zijn de anekdotes persoonlijk ingekleurd en boeiender gemaakt, dat doet er niet toe, de bedoeling is oprecht. Als Casimir vertelt dan gaat het ergens over, hij zal zijn gehoor niet irriteren en ‘wat het ergste van alles is’, vervelen. Toch is hij zorgvuldig, in zijn stijl en in zijn persoonlijke benadering, hij zal niet kwetsen, hij heeft geen haast, geen angst om onderbroken te worden. Hij schroomt niet kritiek te uiten, zijn oordeel over mensen is altijd origineel, afgewogen, mild en zal geaccepteerd worden ook door de bekritiseerde zelf. Casimir heeft gezag en schrijft met ervaring uit gezaghebbende kringen. Hij voorziet ons van contact met een voorbije generatie. Dat maakt hem legendarisch ook in de internationale fysische gemeenschap.
Toch zou hij nooit zo'n prominente plaats hebben ingenomen als hij niet een bijzondere ontdekking had gedaan. Casimir voorspelde dat twee vlakke platen in vacuüm dicht bij elkaar gebracht een zekere aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen. Toen hij het aan Bohr vertelde was diens reactie: ‘Dat is aardig, dat is wat nieuws. Dat is iets met de nulpuntsenergie.’ Toen wist Casimir dat het goed zat met zijn ontdekking. Pas jaren later werd het ‘Casimir-effect’ experimenteel aangetoond in het Philips Natuurkundig Laboratorium door Sparnaay in proeven met ultrahoog vacuüm. Het was maar een bescheiden kracht die Casimir ontdekte. Zelf vond hij het nauwelijks de moeite, of was hij te bescheiden om erover te schrijven?
In 1984 had de redactie van De Gids, als hommage aan Multatuli, 147 auteurs uitgenodigd aan een van de onderwerpen uit het Pak van Sjaalman een verhandeling, gedicht of verhaal te wijden. De auteurs werden gekozen op grond van hun mogelijke affiniteit met het aanbevolen onderwerp. Tussen de kunstenaars, politici, journalisten, historici, taal- en letterkundigen, psychologen, sociologen, economen, waren S.R. de Groot en H.B.G. Casimir de enige vertegenwoordigers uit de exacte wetenschappen. ‘Moet ik me werkelijk gaan verdiepen in oude en verouderde denkbeelden over het vacuüm?’ zo begint Casimir zijn bijdrage, ‘Ik voel er weinig voor, want Blaise Pascal (1623-1662) heeft dat meer dan drie eeuwen geleden al zo duidelijk en welsprekend gedaan, dat ik me liever op hem beroep dan dat ik tot oudere bronnen terugkeer.’ Hij vertelt van het experiment met een afgesloten buis gevuld met kwik. Deze wordt met de duim dichtgehouden en omgekeerd in een bak met kwik gedompeld, de duim wordt weggehaald en er vloeit kwik uit de buis in het bakje. Het kwik in de buis blijft echter op een bepaalde hoogte hangen. Deze hoogte is wat wij tegenwoordig de barometerstand noemen. Op Pascals verzoek was op 19 september 1648 diens zwager vanuit Clermont de Puy de Dome op gewan-