De Gids. Jaargang 163(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 925] [p. 925] Jevgeni Rijn Ik was het balkon opgelopen van het enorme Stalingebouw aan de rivier, vlak bij het Kremlin. De garages werden donker, de arcaden kromden zich, de lucht was heiig boven Moskous velden in de verte. Als een oliefontein ziedde de grandioze stad, als een tanker, als een lijnschip dat Gibraltar binnenvaart; het gestamp van de dieselmotoren werd gesmoord, versplinterd, en op deze hoogte verstomde het volkomen. In de kamers achter me werd gefluisterd boven spiritus, aan reseda geroken, chocola gebroken. De eeuw liep ten einde als een verachte parasiet en zijn pupillen puilden uit als twintig jaar geleden. En wie hier had geleefd onder het juk van de Spasski-toren wist niets te zeggen, niet hoe hij een glas naar buiten moest gooien, niet wie hij met een roebel naar de Moskouse broodmarkt kon sturen, niet hoe hij ‘munt’ kon werpen met een vreemde imperiaal. Heel lang geleden hadden ze hun leven en werk, hun wapenschilden en paspoorten aan de muur gespijkerd en kwamen ze, na hun laatste rendez-vous op Picadilly, voor een uurtje naar huis, als heren. Maar donker verdriet flakkerde op in de smalle borrelglaasjes, de zandloper stond stil, en in voorbije, vreemde, ongezellige kamers bracht dodelijke wanorde een omwenteling teweeg. uit Balkon, 1998 Vorige Volgende