| |
| |
| |
Genrich Sapgir
Ivan en de divan
Om ongeremder met zijn vrouw te kunnen slapen.
Een vrachtwagen staat bij het hek.
‘Niks hoor,’ zegt hij, ‘Ben je gek.’
Toen hielp het volk Ivan,
Met op zijn rug de divan.
Meisjes zagen langs de kant
De divan drijft, maar hoe!
| |
| |
‘Zonder divan kunnen we niet leven,’
Zegt de vrouw van Ivan zuur.
Zingt zijn lied met het refrein:
| |
| |
| |
Anekdote
Aan de rand van de civilisatie
Vraagt een vertegenwoordiger van een oude natie
‘Wat is dit voor een plek
Dit volk, niet te geloven,
‘Kijk toch eens wat een troep!
Heb je ooit zo'n agressor gezien?
Hij zegt, ik ben een exploitator!...’
De planken steken uit zijn bek.
‘Je bent met molentjes aan het lopen!’
En weg is de civilisatie.
Opnieuw groeit er de acaci-
| |
| |
‘Sara, kijk eens wat ik vind,
Uit de aarde steekt een lier.
| |
| |
| |
De oorlog van de toekomst
..............................
.............................
..........................
| |
| |
| |
Oude mannen
stroomt met grote golven het strand op
en oude filosofen van onze tijd
zitten en liggen op het witte zand
Er kwam een meisje aanrennen
ze gooide zand naar Lev Tolstoj
Iemand liep dwars door de rabbijn
doorzichtig van de rabbijn
Een kaalkop die leek op Socrates
vroeg de helft van de rabbijn
zei: ‘De waarheid zit in ons’
Wat zit er in ons? Alleen zon en schaduw
wierp een andere schaduw tegen
De oude mannen begonnen zich te verroeren
ze mompelden gooiden zand
| |
| |
en liepen over het strand
ze verspreidden zich in verschillende richtingen
en spreken over het leven en de dood...
de andere zijn hoge wolkjes
| |
| |
| |
Psalm 150
1. Looft den Heer met citerspel
......... (drie doffe slagen)
2. Looft Hem temidden van dronkelappen
................... (hartgrondig vloeken)
3. Looft Hem wekelijks op vergaderingen
................... (enkele frasen uit de krant)
.................. (onbegrijpelijke kindertaal)
......... (drie keer in de handen klappen)
6. Looft Hem als een hond
......... (drie keer blaffen)
7. Looft Hem als een wolf
......... (drie keer huilen)
.................. (zwijgen)
9. Alles wat adem heeft love den Here
.................. (roepen, krijsen, schreeuwen, slaan - volledige verlossing)
(12 keer in alle toonaarden)
| |
| |
| |
De terugkeer naar Ithaca
(ballade over een van mijn kennissen)
Aan de muur hangt een klok het is geen oude maar toch
En een koperen bol van een schip slingert onder het plafond
Mijn kamer die lijkt op een kajuit en een klok
Op gewichten en tijd - wat te zeggen wat te zeggen
Op de grond ligt een hond - maar wat te zeggen zie ik niet
Iemand heeft een vrouw maar die neemt het niet zo nauw
Iemand heeft een ziel - wat ik moet zeggen zie ik niet
In ons huis is het stil - borden kletteren - 't is stil
Deze witte roos - wat te zeggen wat te zeggen
Deze vrouw is streng en boos - wat te zeggen wat te zeggen
Ze zeggen dat ze ziek is - maar wat ik moet zeggen zie ik niet
Ik weet niet wat te zeggen wat te zeggen wat te zeggen
Ik weet niet wat te zeggen - wat te zeggen zie ik niet
Bij anderen is alles anders - wat te zeggen wat te zeggen
Bij anderen is alles anders ieder heeft zijn eigen zaakjes
Ik kwam terug uit Warschau en weet niet wat ik moet zeggen
En bijna buiten mijn wil om! - ik weet niet wat ik moet zeggen
De woorden onderwerpen zich maar wat te zeggen zie ik niet
Weent de jeugdige trompetter op het raadhuis van Krakau
Ieder uur kleine trompetter trompettert uit de Middeleeuwen
Op het plein toeristen - wat te zeggen wat te zeggen
Als op een kerstkaart - wat te zeggen wat te zeggen
Weent de jeugdige trompetter - maar wat te zeggen zie ik niet
En toen opeens verliet hij haar - wat te zeggen wat te zeggen
Huurde een aparte kamer en daar kwamen op bezoek
Ahorns en acacia's vrouwen jonge meisjes
In een kooi zong een kanarie - weende de trompetter
En ze dronken wijn en wodka - waren vrolijk zogezegd
Benen gingen hoog de lucht in raakten even het plafond
Buren waren boos - ik weet niet wat ik moet zeggen
Draait als een kurkentrekker bij de Weichsel
Op een keer vroeg in de morgen
Na een vrolijk zuipfestijn
Benen nog niet erg gewillig
Liep door deze dronken duivelsstraat
Gałczyński de dichter en hij zei - wat te zeggen wat te zeggen
| |
| |
Gałczyński de dichter zei tegen zijn vriend
- zie de dageraad boven de Weichsel -
‘Een bijna goddelijke zure smaak...
S-s-straks drinken we deze zon!
Nemen deze duivelsstraat als borrelhapje...’
Het is goed de zon te drinken - en een klok hangt aan de muur
Iemand heeft een echtgenote - benen gingen hoog de lucht in
Op het plein toeristen - weent de jeugdige trompetter
Gałczyński de dichter zei - en ik weet niet wat te zeggen
En ze praatten en ze praatten - en ze zeiden niets
Ieder heeft zijn eigen zaakjes wat te zeggen wat te zeggen
Hierin schuilt de grootste vreugde vrijheid liefde
Ahornbomen en een jeugdige trompetter
| |
| |
| |
De dronkelap
de dronkelap omhelsde bij het vuilnisvat een groene zeemeermin en
dronk het hoofd achterover uit een fles
de dronkelap dronk het hoofd achterover uit de groene fles de mooie
de groene dronkelap en de mooie zeemeermin dronken samen uit het
vuilnisvat en omhelsden elkaar achteroverliggend
de dronkelap dronk het hoofd achterover de groene zeemeermin
het vuilnisvat omhelsde hem
de fles dronk uit het vuilnisvat de groene dronkelap de mooie
zeemeermin omhelsde de fles het hoofd achterover
het vuilnisvat dronk uit de fles de groene dronkelap en omhelsde
achteroverliggend de mooie zeemeermin
| |
| |
| |
Vaag
vaag - een halve dag versliep ik op de divan
op de divan vaag - ik versliep een halve dag
de halve dag verdween en door het raam -
wellicht de hemel wellicht daken - vaag
't voornaamste is geen wind somber en warm
somber zoals de lente altijd is geen wind
zelfs daar tussen de huizen waar het altijd waait
takken bewegen niet - somber en warm
vaag zoals altijd de gedachten over jou
luie gedachten en ook leugenachtig
gedachten over jou en niet over jou -
liefde op de divan - maar somber en vaag
|
|