De Gids. Jaargang 163
(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 837]
| |
Makoto Ōoka, Junko Takahashi, ShuntarŌ Tanikawa, Chimako Tada
| |
[pagina 838]
| |
Elk blad, het ene na het andere,
heeft zijn eigen favoriete ster en
meent dat het zich de hele nacht door met haar onderhoudt.
Intussen twinkelen de sterren knipogend naar elkaar.
Junko
‘Wij zijn een apart deeltje en een reeks golvende bewegingen tegelijk.
Al in het ogenblik van wanhopige eenzaamheid tuimelen we een nieuwe beweging in.’
Makoto
Door het ritmisch schudden en maar schudden van de kaarten
verdeel ik eerst gelijkelijk het lot van rood en zwart.
Dan speel ik heer, dame en de andere figuren uit op tafel
en sluip ook zelf, vermomd, het kaartspel in.
Chimako
Ik vraag me af wanneer kinderen het woord ‘vaarwel’ kennen.
Ze kennen het waarschijnlijk eerder dan het woord ‘goedendag’.
Shuntarō
Zoete herinnering: de dag dat ik op moeders schoot brulde.
Die dag leerde ik het gevoel ‘verdriet’ kennen.
Vertederend: één rimpeltje meer bij de ooghoek van mijn lief.
Alleen ik merkte het nog op. Wat een stille vreugde.
Makoto
Ik schud een boom van weemoed opdat de hele berg ervan schudt.
Alle aardwormen komen tegelijk naar boven: ‘Wat te doen, wat?’
Chimako
| |
[pagina 839]
| |
's Ochtends heeft een derde van de metroreizigers dopjes in de oren.
Ik dacht dat het om een populaire vorm van muziektherapie ging.
Het meisje op plateausandalen aan de lus naast me schiet in de lach.
Shinshō'sGa naar eind1 stem ruist uit haar gepiercete oor.
Shuntarō
Klammerig is het regenfront naar het noorden getrokken.
De luidspreker van de wasdroogbamboestokverkoper, de toeter van de tofucakeventer
en de sirene van ambulance komen ervoor in de plaats.Ga naar eind2
Junko
Een mug die bloed uit mijn arm zuigt is mijn tijdgenoot.
Zodra ik hem met een klap doodsla, is hij mijn tijdgenoot niet meer.
Die beuk, die grote beuk was de tijdgenoot van mijn voorouders.
Tenzij hij gekapt wordt is hij ook de tijdgenoot van hun nageslacht over honderd jaar.
Chimako
Gezicht op Delft van Vermeer - ook nu, driehonderdvijftig jaar later,
stroomt er vredig zo'n rivier als op dit schilderij in zo'n stadsgezicht als op dit schilderij.
Makoto
Ik deed zomaar een keer niet de dagelijkse was.
In plaats van met mijn rechtervoet zette ik op een dag met mijn linker de eerste stap.
In plaats van erin te happen sneed ik op een keer de appel.
Zo voltrok zich ook de scheiding van die twee.
Junko
| |
[pagina 840]
| |
Het is heerlijk om met de afstandsbediening te zitten zappen.
Het is cynisch om flarden soap als gedichten voorbij te zien flitsen.
Shuntarō
Hij heeft verdomme een ziekte met een ingewikkelde naam.
De hele dag kijkt hij in de grote ziekenzaal naar het herfstkleurig gebladerte buiten.
‘Niet doodgaan, hoor!’ zeg ik. ‘Natuurlijk niet!’ antwoordt hij dan.
Zijn uitbundige lach klinkt nog altijd door.
Shuntarō
Het waterpeil stijgt. Het bed begint te dobberen.
Met een stemloze ziel aan boord maakt het aanstalten om vanwaar uit te varen.
Chimako
Iemand zag de gedaante van dat schip bij Kaap de Goede Hoop.
Ook heet het dat het, over de Noordzee struinend, spelend om zielen,
de duivel uitdaagde met dobbelen.
En waar ben je nu, Vliegende Hollander?
Makoto
Een uiterst verfijnd modelschip in een fles.
Eeuwig waaiert een zeemeerminnetje met haar vin.
Junko
Ik drink zelfs gif
als dat me mooi kan maken.
Maar ik kan niet zonder drank en op dieet.
Schoonheid is een kwestie van normen, nietwaar?
Junko
| |
[pagina 841]
| |
‘Ik luister alleen naar Piazzola,’ meldt de brief die net kwam.
De persoon op een vergeelde foto glimlacht.
Shuntarō
Aan de kroon van een oud zakuurwerk draaiend blijkt dat eindeloos opwindbaar.
Diep is de schoot van de tijd. Het zou kunnen dat een onsterfelijke slang zich
in deze metalen duisternis windt, haar kop geheven,
iets beramend, strak rond en rond opgerold, toch?
Chimako
Nebula, tyfoon en tornado,
alledrie wekken ze licht op door te wervelen,
door de kracht van het zich losdraaien.
Makoto
Een witte zoom die zich ontvouwt, luchtig, als een parachute.
Hartstochtelijk ronddraaiende dansers vergeten zich,
en elk van hen wordt een solist... sereen.
Altijd is ‘het centrum’ een en al rust.
Shuntarō
De rand, de rand van herfstbergen bijvoorbeeld, is geluk.
Geluk voor oog en tong vanavond... kastanje, wilde druif, yamswortelscheut, sprinkhaan.Ga naar eind3
Junko
Alsof zijn snelheid wedijvert met de ondergaande zon
begint het seizoen te hellen naar de winter.
Rendieren, wanhopig op zoek naar schaars voedsel,
verdwijnen in de verste verte van het onland, in witte storm gehuld.
Makoto
| |
[pagina 842]
| |
Een grote verhuizing in het woud vlakbij. Zuidwaarts trekkende dieren,
pas op voor de in het donker loerende ogen en de vallen die zijn uitgezet.
Chimako
Achtergelaten liggen schoenen uitgetrokken in de hal waar een klein lampje brandt.
Er huist schoenvormige duisternis in de schoenen.
Wie deze schoenen uittrok alvorens het huis binnen te dringen
is naar het zich laat aanzien een onzichtbare met voeten van duisternis.
Chimako
In een morgenschemerdroom raapte ik op het strand een licht perzikkleurig schelpje.
Van zo'n pracht was muntgeld vroeger ook, dacht ik bij het wakker worden.
Shuntarō
Zeldzaam, iets zo bruikbaar als geld,
zeldzaam, iets zo onbruikbaar als poëzie.
Geld moet niets hebben van poëzie
maar poëzie is niet afkerig van geld.
Junko
Een armzalige radiolezing van bekende dichters om acht uur op oudejaarsavond
was hét evenement in het Japan van een halve eeuw geleden.
Makoto
Gelukkig nieuwjaar. Internet, e-mail.
Geld overmaken, boodschappen doen kunt u thuis; wat een gemak.
Zo'n gemak dat alles je verveelt. Maar naar verwachting wordt in twee jaar het plan
gerealiseerd van een drive-intempel waar men zijn oude organen voor verse kan ruilen.
Makoto
| |
[pagina 843]
| |
Op een ochtend dat je de lach bespeurt van acht miljoen goden, van de berggod,
de rijstveldgod, de steentjesgod en noem maar op,
zijn op het plein van de basisschool de kersenbloesems opengegaan.
Junko
Van tulpenvelden zo ver het oog reikt, pluk je een enkele tulp
waaruit de woorden zich naar de wereld ontrollen.
Door een geheime zegen worden wij bestoven
en brengen zaad voor de toekomst voort.
Shuntarō
Uitgenodigd door een frisse bries gaan pluizige zaden op reis,
zwalkend over zee, gaandeweg als vlinders van de geest, een vreemd land tegemoet.
Chimako
Vertaling: Noriko de Vroomen en Huub Beurskens
|