De Gids. Jaargang 163
(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 761]
| |
GevondenNa voortdurende tegenstrijdigheden
vind je eindelijk een dichtregel
die begint te ontdooien:
het lentelichaam
van een afgebroken ijsberg.
| |
[pagina 762]
| |
Testament van vuurHet vuur is een joviale zelfmoordenaar.
Wanneer het bezig is de dingen almaar af te likken,
maakt het een kreunend geluid van tevredenheid.
Wanneer de hele eetbare voorraad op is,
gaat het slechts over in onmiddellijke dood,
het testament op de as achterlatend...
Mensen zijn zielig, heb medelijden met ze.
Want zij hebben twintig à dertig jaar nodig
om volwassen te worden.
Maar ik dan: op het moment van mijn geboorte
sta ik al op het hoogste punt van rijpheid.
Ik vind het vanzelfsprekend dat er na mijn vertrek
alleen maar lelijke kadavers achterblijven.
Alles wat mooi is neem ik mee naar het hiernamaals.
| |
[pagina 763]
| |
PoëzieIk denk niet
dat poëzie nutteloos
of belachelijk is.
Integendeel,
poëzie is nuttig en
een pracht van een ding.
Toch, wanneer ik over mijn poëzie denk,
komt die gedachte
nauwelijks één keer bij mij op.
Nuttige, prachtige gedichten zijn
altijd door anderen geschreven,
duizend jaar geleden, vijftig jaar geleden.
De wereld van de poëzie is daarom
een onmetelijk grote zee, een veelkleurig land,
mijn plaats en jouw plaats. Waard om er te leven.
| |
[pagina 764]
| |
Muziek fluisterde in mijn oor‘Een stille golf ben ik, en zo
voer ik jou, bonkend geraas,
aan boord als in een wieg,
naar een verre oever van onwezenlijkheid.
Een diepe duisternis ben ik, en zo
omgeef ik jou, twinkelend licht,
om je, lichtgever, te beschutten
zodat je op zijn minst nog bleek licht uitzendt.
En slechts muziek ben ik, en zo
speel ik samen met jou, niets dan mens.
Maar denk daarom nog niet dat je mij bezitten kunt.
Muziek ben ik, en zo ga ik zelfs de muziek te boven.
Altijd en overal beweeg ik me
via je armen van je af.
Zo is het lot van muziek, en zo
dankt zelfs “de stilte” haar bestaan aan mij.’
| |
[pagina 765]
| |
Wie niet kan tekenenWie in hemelsnaam
kan niet tekenen?
Ook een meisje van drie kan tekenen,
een kitten dat met zijn ouders op zee woont,
een bos dat danst,
het schoonheidsvlekje van haar moeder.
Terwijl dat wat zo'n meisje
fanatiek op papier zet,
zoals een waterspin op de waterspiegel tekent,
niets dan gestreep is van allemaal vetkrijtlijnen.
Toch is er gewoon
een tekening onstaan.
Zo begon het ook
met alle schilders en beeldhouwers.
Wie in hemelsnaam
kan niet tekenen?
| |
[pagina 766]
| |
Rotte appels - een historisch tableauSchiller had een zwakke gezondheid. Op een dag wilde Goethe Schiller opzoeken, maar hij trof hem niet thuis. Goethe besloot in Schillers werkkamer te wachten. Daar werd hij overvallen door een verstikkend zoete geur die hem tot verlammens toe deed duizelen. De stank kwam uit een la. Een opzettelijk met rotte appels gevulde la. ‘Door aan rotte appels te ruiken,’ aldus mevrouw Schiller, ‘prikkelt hij zichzelf als hij achter zijn bureau zit.’ Goethe schreef diverse lofreden op Schiller, zonder ooit echt ondersteboven van hem te zijn. Maar met zijn la rotte appels liet Schiller zijn vriend Goethe perplex staan.
‘Dat hij zo'n typisch middel nodig had om zijn inspiratie op te wekken, betekent volgens mij dat hij er beroerd aan toe was.’
Dit zoeken naar de finesses van de woorden der dichters in hun privé-leven, met name in het bijeenvegen van rommel en afval uit hun slaapkamer en keuken om er kwijlend de geheimen van hun schepping tussenuit te kunnen vissen, is de postromantische ziekte die vooral in de afgelopen eeuw in de mode was. Zonder misprijzen knijp ik mijn neus dicht voor een dergelijke zure reuk. Deze ziekte verspreidt een bepaalde stank die anorganische stoffen vreemd is. Maar als je eenmaal aan die stank gewend bent, verandert hij weer in de rustieke geur van beerputten, zoals die eertijds her en der van verkwikkende lenteweiden opsteeg. Zoals we weten dat lente en herfst elkaar van oudsher afwisselen, weten we dat dankzij stront en drek de stralendste bloemen bloeien. | |
[pagina 767]
| |
In de tuin van Paz - opgedragen aan Octavio PazVan Basho's Smalle weg naar het Hoge Noorden
tot talloze dwarsverbindingen van rengawoorden
in de buik van een visvormig eiland, Japan genaamd,
liggen, verlangend naar de onbekende eicel van de wereld,
heel wat zaadbuizen klaar
om met andere talen te paren.
En hij was degene die ons daarop wees.
Menig wijze man in Japan
beschouwde de zaadbuizen als reeds verdroogd overschot.
Maar die zaadbuizen waren juist kanalen die
verborgen met heerlijk jeugdige kracht
vitaal blijven kloppen.
Ver van achter de duisternis komt het licht, altijd.
Het is zijn gedicht dat het ons vertelt.
Alom ter wereld
is er de zachte diepe baarmoeder van de poëzie.
In een flits wordt een herinnering een nieuw voorgevoel.
Er bestaat geen definitieve dood.
In de poëzie van Paz
vult de zee zich in de stenen tuin,
maakt een vissenfamilie van honderd miljoen jaar terug een uitstapje
tussen de dit jaar ontsproten zeewieren
samen met een kind dat morgen wordt geboren.
| |
[pagina 768]
| |
Mijn kleinkindAls het kind in zijn kleine badkuip wordt gezet brult het,
geschrokken, flappend met handen en voeten.
Maar zo gauw ik zijn gesloten knuistjes onder zijn kinnetje samenbreng,
is het van ‘Hoi, nu voel ik me veilig. Hm, lekker zo!’
Weet je, kleine baby, je zet de grote mensen aan het denken.
Jij weet het nu al, hè?
Wat de beste zelfverdedigingshouding is
als je met een enge vijand van doen krijgt.
| |
[pagina 769]
| |
Liefdesverdriet - een historisch tableauIemand die wanhopig ongelukkig van liefde is
is zijn deviant opgewekte adrenaline,
is zijn plotseling samentrekkende en verslappende spier,
is zijn onwillekeurig stijgende bloeddruk,
is zijn acuut oplopende hartslag,
is zijn grillig rebelse lichaamshaar,
is zijn opengesperde pupil.
Iemand met liefdesverdriet is ziek en toch curieus gezond.
In zijn ogen
is de wereld omgeven door beeldschone dauw.
En zijn bejaarde hart- en longfuncties
bereiken een niveau waarop ze zelfs elegante eenvoud en verfijning
spontaan kunnen vatten.
En terwijl hij gisteren nog hoorde bij
van die misgasten met een scherp verstand,
verandert iemand soms in een toffe peer, Gods schepsel,
en kan het gebeuren dat hij aan een stuk door
verliefd tegen zijn wereld prevelt.
Het menselijke geheugen
kent talloze personen en voorvallen
die ontspoorden ten gevolge van deze ziekte.
Wat is het toch een kostelijke grap
dat de enigen die daar om mogen lachen
de doden zijn.
|
|