we misschien in de buurt van wat Nauta eigenlijk bedoelt, namelijk dat het verleden ‘in onze zin’ iets nieuws is - met dien verstande dat ons verleden pas het eigenlijke, het echte verleden is. Uiteraard heeft het moderne verleden bijzondere kenmerken, en Nauta maakt ook daarover treffende opmerkingen. De kern is dat het verleden wordt weggeduwd, ontkend als het ware, maar juist daardoor zo pregnant als een schaduw aanwezig is. Deze voorstelling herinnert op een merkwaardige manier aan wat Sartre beweert over de verhouding van het individu tot zijn persoonlijke verleden: enerzijds ontkent of nietigt het subject zijn verleden, anderzijds is het zijn verleden. Men kan zich volgens Sartre niet ter verontschuldiging op dit verleden beroepen, maar sleept het juist daarom onherroepelijk met zich mee en blijft er onbeperkt verantwoordelijk voor.
Dat lijkt dus allemaal veelbelovend. Maar helaas krijgen we geen gedetailleerde uitwerking van deze gedachte. Daar was alle aanleiding voor. Naast de Verlichting had dan ook de Romantiek, vaak beschouwd als de voedingsbodem bij uitstek van de nationale enscenering van het verleden, een plaats kunnen krijgen. Zij is nu de grote afwezige van het artikel. De hele negentiende eeuw komt er bij Nauta wat bekaaid af; alles draait om de twintigste eeuw. Daardoor is ook het historisme uitgevallen, dat weliswaar in de latere uitgebreide passage over Kuhn opduikt (Kuhn was een historist op zijn manier), maar dan alleen op het wetenschapshistorische vlak, zonder de politieke implicaties van het algemene historisme.
In plaats van zo'n uitwerking krijgen we een simplistische tweedeling: de moderne omgang met het verleden als de tegenhanger van wat als de traditionele, de niet-moderne, ja zelfs de niet-hedendaagse omgang met het verleden wordt beschouwd. Nauta's enige alternatief voor de moderniteit bestaat uit de statische samenlevingen, die vroeger ‘primitief’ genoemd werden en nu ‘traditioneel’ heten. Ongetwijfeld zijn er zulke samenlevingen geweest en bestaan zij nog steeds, maar zij zijn in de verste verte niet representatief voor alle culturen die verschillen van het moderne West-Europese of Noord-Amerikaanse type. Het is waar dat Nauta op zeker ogenblik deze traditionele samenlevingen, net als het verleden, karakteriseert als een schaduw van de moderniteit. Het is ook waar dat hij de tegenstelling tussen modern en traditioneel nu en dan wat nuanceert. Maar hij heeft zichzelf onherroepelijk aan deze tweedeling gecommitteerd want zij is het beslissende argument voor zijn stelling dat het verleden een moderne uitvinding is. Zonder deze tweedeling hangt die stelling in de lucht.
Zijn tweedeling lijkt op het onderscheid dat Jan Romein ooit maakte tussen de West-Europese afwijking van na 1500 en het algemeen menselijk patroon, dat kenmerkend zou zijn voor al het andere. Hoe vreemd dat juist mensen, die zich in principe zo weinig eurocentrisch opstellen als Romein en Nauta, zo vatbaar blijken voor de verleiding alles wat niet modern-Europees is over één kam te scheren, met alle culturele stereotypen van dien.
Nog een andere overeenkomst dringt zich op, namelijk met een visie van vroegere theologen. Sommigen van hen hadden het idee dat het eigenlijke begrip van geschiedenis op basis van een lineaire tijdsvoorstelling pas door de joods-christelijke godsdienst was ontstaan. Daarbuiten zou de cyclische tijdsvoorstelling heersen. Ook hier dus de onweerstaanbare neiging een tweedeling te maken van onszelf en alle anderen.
Natuurlijk is de bijdrage van de moderne Westerse cultuur hoogst ingrijpend en in veel opzichten uniek en beslissend geweest. De voorbeelden liggen voor de hand. Maar dat hoeft geen reden te zijn al het andere op een