trauma's als een boemerang bij de eigenaar terugkeren. Het wegdrukken van leed kan jarenlang succesvol zijn, maar vroeg of laat strijkt de herinnering neer in het onderbewuste van het slachtoffer: hij krijgt angstdromen. In De verloving gaat het anders. In De verloving - en dat is een vondst - infiltreren de herinneringen in het bewustzijn van de personages. Ze vermommen zich als hun hobby's.
Hoe ziet zo'n vermomd trauma eruit? Om daar achter te komen bedacht Beurskens een joods gezin dat, zo valt uit zijdelingse informatie met enige moeite af te leiden, tijdens de holocaust in een concentratiekamp vaderloos raakt. Na de bevrijding verhuizen moeder, zoon en dochter naar het Franse Metz, waar ze tot de dood van maman ruim veertig jaar gedrieën blijven samenleven. Zoon Jacques vat een grote liefde op voor de modelspoorbouw, dochter Ilse bedrijft in haar vrije tijd de entomologie.
Insecten en treinen, het zijn uitstekende hobby's. Maar wie eenmaal weet hoe het met de Dorfjes zit, fronst zijn wenkbrauwen. De bezorgdheid neemt toe wanneer je erbij vertelt dat Jacques aanvankelijk een pretentieloos doorsneemodelbaantje aanlegt, maar na verloop van tijd overstapt op een natuurgetrouw centraal-Europees landschap met een spoorwegennet bestemd voor enkel nog vooroorlogse Duitse kolentenders met lange slepen veewagons. Ieder zijn hobby? Ieder zijn hobby. Pathologisch wordt het pas als we weten dat Jacques massa's miniatuurmensen laat samendrommen op zijn modelbouwperrons, en dat hij maman en Ilse aan de kop zeurt om in de muur van zijn hobbykamer een tunnel te mogen slaan naar, jawel: de douche.
De entomologische interesse van Ilse heeft aanvankelijk een onschuldig alles-wat-groeit-en-bloeit-karakter, maar krijgt al snel filosofische implicaties als ze ontdekt dat ‘er door en tussen dat kleine gespuis onophoudelijk gemoord wordt’. Terechte conclusie. Verontrustend wordt het pas wanneer Ilse tot in detail een biologische proef met doorgesneden vlinderpoppen beschrijft en aansluitend wegzakt in een droom (toch nog een droom dus) over insectenproeven in barakken terwijl zoeklichten vanaf wachttorens over het terrein zwaaien. Is het de natuur die altijd weer boeit, of toch iets anders?
Het ligt er wat dik op, zult u zeggen. In mijn weergave wel, in die van Beurskens niet. De grap van De verloving is nu juist dat je tot ruim over de helft van het boek niet weet hoe het met de Dorfjes zit. Tot die tijd is het vooral treintje spelen met Jacques. De novelle bestaat uit twee delen; het tweede deel wordt na de dood van maman verteld door Ilse, het eerste komt op het conto van haar broer. Jacques' episode speelt tijdens de traditionele zomervakantie in de Provence, die het drietal, naar later zal blijken, voor de laatste keer houdt.
Zin in die vakanties heeft Jacques nooit gehad - hij speelde liever met zijn treintjes - maar dit jaar, de achtendertigste editie, is de trip hem werkelijk een gruwel. Juist nu, sputtert hij, staat zijn modelspoorbaan voor een grote doorbraak. Maar kleine Jacques heeft weinig te sputteren.
Beurskens laat hem heerlijk in zijn sop gaarkoken: Jacques ligt zich op zijn hotelkamer - koffers demonstratief onuitgepakt, bril beslagen van woede - vreselijk op te winden over de onhebbelijkheden van maman en Ilse, over de rituelen van de komende vakantiedagen. Ondertussen vertelt hij ons de geschiedenis van zijn hobby. Stukje bij beetje wordt duidelijk om welke ‘doorbraak’ het gaat.
De vraag is wanneer de lezer voor het eerst onraad ruikt. Nabokov wilde dat in het geval van Het oog graag weten. Dus, staat er in zijn voorwoord, liet hij de novelle lezen aan ‘een bejaarde Engelse dame, twee doctoraalstudenten, een ijshockeycoach, een arts en het twaalf jaar oude kind van een buurman. Het kind was het snelst, de buurman het traagst.’
Ik las De verloving voor het eerst in 1996. Het valt me, zeker na tweede lezing, niet mee om te reconstrueren wanneer ik iets in de smiezen kreeg.