De Gids. Jaargang 163(2000)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 453] [p. 453] Leo Vroman De bedoeling I. Met mijn computer spelend zoals een kind dat kan (want zinvols is vervelend en daar leer ik niets meer van) stelde ik mij weer voor een verre stem te horen alsof ik die van te voren hoorde en nu nog hoor. Een ander was gaan vissen want ik voelde mij moedeloos maar ik zou Holland missen die lissen en dat kroos. En waarlijk daar was een stem ‘Neutja’ zei hij, beslist, ‘Neutja’ herhaalde ik hem en hij werd uitgewist. [pagina 454] [p. 454] II. Neutja kwam in lange waden met haar witgezoolde kuiten 't al te jong en moegebade warmsel al te goed geraden van het binnenweer naar buiten. Neutja waar zijt gij geweest dat Uw handen en Uw haren en Uw wezen onbevreesd waar wij wensten dat wij waren mij al deze woorden leest? III. Neutja, groeit dat dan zo op? ziet ge 't welpen van Uw vaze niet al te strak de tros verbazen van Uw kaarslief tot Uw prop? Neutja stop en zadeltalm! Laat Uw zoenderling verbijden! Wacht Uw zultgeroerde tijden! Wensenbui en wederwalm zal U toot verblijden. [pagina 455] [p. 455] IV. Neutja zou ter spenten gaan. Reeds had zij haar louwste blommen die met ganze eiderdommen en gesteite boezeraan over 't slaapgedane aan. En wie zou haar dwarsverstaan? Was dit niet haar boenderavend en 't ontstruiken van haar slavend in het volste van haar maan? Neutja zal ter spenten gaan. Maar wee wat in het broekwant zit! Faan en vijgsla staan ter wachten om Uw koekdijg te verzachten. Neutja! Kaakt U 't zemelwit? Dubbeldaan is tweemaals dit! [pagina 456] [p. 456] V. Neutja, kom van 't avondrood: Naatjen legt reeds plo ten tafel spek ten tale, stroop ten wafel, en Uw talingen ontbloot! Neutja, kom van 't avondrood. Neutja, schuil ten wolkenbloed: 't Maasvat wil U bulten leren en de klauwaart ruist haar veren dat U van de kleren moet! Neutja, schilf dat wolkenbloed. VI. Neutja als Uw bap verwijpt en Uw bollaarts niet verkeren zal de sapgau U gerijpt zal de vetvens U begeren puildoent eiten en bezeren Neutja, als Uw bap verwijpt. [pagina 457] [p. 457] VII Vochtig van bevallig schromen geraakte zij haar vaagsel kwijt. Ik voelde tranen mij ontstromen alsof ik afscheid had genomen en zei: ‘Hoe hebt ge mij verblijd, maar slaapt gij Neutja, zoete meid? Hoe zijt gij anders hier gekomen?’ Zij antwoordt met haar ogen wijd: ‘Wat ik bedoelde met mijn dromen bedoelt gij met de werkelijkheid.’ Vorige Volgende