treemste stemmingen, een betekenisvolle relatie met de werkelijkheid op te bouwen. ‘Subject and object and the nature of reality,’ zoals het in To the Lighthouse heet, is haar grote thema. De triomfantelijke momenten die zij op haar ziekte bevocht, werden de kern van haar werk: kortstondige ogenblikken, die tijdloos aanvoelden, waarin een samensmelting tussen subject en object plaatsvond. Een wederzijds doordringen waardoor beide veranderden. Geen manische gefixeerdheid waarbij de geest maalt, maar een weldadig rondzingen van de werkelijkheid. Zij noemde het de ‘third voice’ - omdat noch de stem van het subject noch van object de boventoon voert - of: ‘the singing of the real world.’ Haar ontvankelijkheid daarvoor ervoer zij als haar grootste gave, haar persoonlijke schat, haar meest authentieke zelf. Iets waarvoor zij bereid was te sterven; ‘holding her treasure.’ De dood zou zelfs opwindend kunnen zijn en Othello's ‘If it were now to die, ‘twere now to be most happy’ wellicht nageleefd kunnen worden. ‘There was an embrace in death’, schreef zij in Mrs. Dalloway. Iets daarvan probeert Cunningham onder woorden te brengen met het kleine zinnetje ‘It feels personal’, als zij door de stroom wordt opgepakt.
Elk boek dat ze schreef was als een gezondheidsverklaring die door haar eerste lezer, Leonard Woolf, ondertekend moest worden. De rol die hij in haar schrijversleven heeft gespeeld, krijgt in The Hours prachtig gestalte. Ja, zo praatten ze vast tegen elkaar, denk je bij elk woord dat ze wisselen. En je vergeet de bedenkingen die je wel eens tegen Leonard Woolf hebt gehad.
Toen ik voor het eerst las dat hij bijvoorbeeld op 28 maart 1941, de dag dat Virginia zelfmoord pleegde, een niet te ontcijferen teken in zijn dagboek zette met daarachter het aantal kilometers dat hij die dag gereden had, was dat voor mij een van de schokkendste details rond haar dood. Hij had Virginia's zuster, Vanessa Bell, die toevallig met de bus uit Lewes was langsgekomen, aan het eind van de middag thuisgebracht. Virginia had voor beiden een brief achtergelaten. Die van Vanessa was vol ongeduld opengeritst, Leonard had keurig zijn briefopener gebruikt.
Maar zowel Hermione Lee, als Caramagno, als Cunningham, als Virginia Woolf zelf, hebben me ieder op hun eigen manier doen beseffen dat Leonard Woolf niet op dat soort dingen vastgepind kan worden. Juist omdat zijn geest zo anders werkte dan de hare, hechtte ze ongemeen veel waarde aan zijn oordeel. Hij was het gezonde verstand waar zij tot door wilde dringen. Als hij haar werk begreep, was zij niet gek. Ook haar dood zou hij begrijpen. Niemand wist beter dan hij dat zij met lef geleefd had en gestorven was. De vijfentwintig volste, gelukkigste jaren van haar leven had ze te danken aan zijn zorgvuldige begeleiding, misschien wel aan zijn dwangmatig boekhouderschap. Hij hield overal lijsten van bij. Van haar stemmingswisselingen, haar menstruatie, haar hoofdpijnen, haar nachtrust, haar gewicht. Want zodra zij te licht was, hoorde zij allerlei stemmen, behalve de ‘third voice’. En als zij niet genoeg rust kreeg sloeg de hoofdpijn toe. Door voortdurend lawaai in de lucht en het gebrek aan eten waren die twee basisvoorwaarden door de oorlog niet voorhanden.
Bestaan de dingen die wij met grote intensiteit hebben gevoeld onafhankelijk van onszelf, vroeg Virginia Woolf zich herhaaldelijk af. Die gedachte sluit aan bij de euforische ontdekking van een van haar personages in The Waves: er bestaat geen Shakespeare, en geen Beethoven, als hun werk niet gelezen of beluisterd wordt. Als de woorden of de muziek door ons heen gaan, bestaan zij dankzij ons, en wij dankzij hen.
Subject en object zijn in The Hours zo in elkaar opgegaan dat niet meer te zeggen valt of Virginia Woolf spreekt, of Michael Cunningham. Een geval van de derde stem.