Suïcitaat
‘Er kan zoiets bestaan als een zelfmoord uit verstrooidheid, die zich slechts met enige moeite laat onderscheiden van een ongeluk. Een man betast een pistool, waarvan hij weet dat het geladen is. Hij heeft noch de aandrang noch het idee om zichzelf te doden. Maar met genoegen pakt hij het wapen op, zijn handpalm vormt zich om de kolf en met een soort zinnelijkheid omsluit zijn wijsvinger de trekker. Hij stelt zich de handeling voor. Hij begint de slaaf van het wapen te worden. Het brengt zijn bezitter in verleiding. Hij richt de vuurmond vagelijk op zichzelf. Hij houdt hem tegen zijn slaap, tegen zijn tanden. Nu is hij bijna in gevaar, want het idee van de werking, de dwang van een handeling door het lichaam geschetst en voltooid door de geest, overmeestert hem. De cyclus van de prikkel voert tot voltooiing. Het zenuwstelsel maakt van hemzelf een geladen pistool, en de vinger wil zich bruusk sluiten.’
Paul Valéry, ‘Sur le suicide’ (Vertaling: Maarten Asscher)