flink moest wenden, maar dat werd helaas straks toch mobiel - naar de eeuwenoude delicatessenwinkel van Fauchon vlak bij de Madeleine, want dat lijkt me lang niet de slechtste plek om in je laatste ogenblikken peinzend op uit te zien.
Dat die les met Herodotus lang nagewerkt heeft, bleek in de zomer van 1961, toen ik - het was zo'n zeven jaar later - voor het eerst de kans kreeg naar Griekenland te gaan. Dat betekende toen drie dagen per trein reizen door het in tweeën gedeelde Europa met daarin het nog ver van de krantenkoppen verwijderde Kosovo. Een fantastische ervaring natuurlijk, vooral ook na aankomst in Griekenland, toen ik mijn ogen kon uitkijken op al die schitterende beelden, paleizen en theaters en niet minder op de heerlijke stranden met fraai gelijnde eigentijdse kourai die ik indertijd al in mijn verbeelding omdroomd had. Een reis ook waarin nog weinig te merken viel van het toerisme dat later zo massaal toe zou slaan: zo kon ik met twee vrienden ongestoord een wedstrijd over de klassieke afstand van 192 meter houden in het voormalige stadion van Olympia, waarbij ik tot mijn voldoening toch nog een tweede plaats wist te veroveren.
Het zal na het voorgaande niet verbazen dat ik op een middag besloot ook naar de plek te gaan vanwaar Xerxes de ondergang van zijn vloot en daarmee van zijn ambities had moeten aanschouwen. Dat was niet op het eiland Salamis zelf, maar vanaf een plaats ten oosten ervan, op Attica. Het kostte me enige moeite om uit te zoeken waar dat precies geweest moest zijn. Tenslotte bleek die plek het ‘Duivelsbolwerk’ te heten, waarbij ik nog steeds niet weet of met de naamgever ervan de voormalige Perzische koning bedoeld was of diens vermoedelijke inspiratiebron.
Vanaf het Syntagmaplein in Athene - vlak bij het toen nog koninklijke paleis, dat intussen ook het ‘sic transit gloria mundi’ zo levendig in herinnering brengt - nam ik een bus die me via Piraeus naar een verre uithoek bracht vanwaar op enige afstand dat ‘Duivelsbolwerk’ op me lag te wachten. Het was een volkomen verlaten plaats zonder enige aanduiding van wat er zich indertijd afgespeeld had, zonder hotels ook met namen als ‘His Hour of Destiny’, die daar intussen ongetwijfeld verrezen zullen zijn. Ik ging daar - gewapend met een half litertje Ouzo, om de ervaring beter te kunnen verwerken - op een vooruitgestoken stuk strand zitten en keek in het helle Griekse licht mijn ogen uit.
Daar was het dus allemaal gebeurd. In de verte, aan de overkant van het water, zag ik drie baaien, waarvan de middelste deels achter een rotsachtig eilandje verborgen lag. Ik wist dat daar in die baaien indertijd de Griekse vloot gelegen moest hebben.
Ik keek toe en probeerde me met mijn beperkt strategisch inzicht voor te stellen hoe de slag in 480 voor Christus verlopen was. Dat bleek achteraf en vooral nu ik alles ter plekke overzien kon, niet zo ingewikkeld te zijn. Waarschijnlijk hebben in het begin van de strijd de Korinthische schepen in de meest rechtse baai een beslissende rol gespeeld, hoewel dat later door Atheense politici wel ontkend werd, want ook toen werden de media natuurlijk al van alle kanten gemanipuleerd. De Korinthiërs voeren 's ochtends weg uit de baai, zogenaamd met de bedoeling om te vluchten, waardoor de Perzische vloot van maar liefst vierhonderd schepen verder de zeeengte binnengelokt werd.
Toen dat eenmaal gebeurd was, keerde de Korinthische vloot met een plotselinge manoeuvre terug, terwijl vanuit de linkerbaai de schepen, afkomstig van het Griekse eiland Aegina, begonnen op te rukken. Door dit alles raakte de vloot van Xerxes van twee kanten ingesloten in een zeestraat die nog geen twee kilometer breed was. Talloze Perzische schepen met drie rijen roeispanen aan iedere kant, de triremen, raakten in elkaar verward, wat de Grieken met hun driehonderd schepen de gelegenheid gaf ze met brandende pijlen te bestoken en zelfs met volle kracht te enteren en te bestormen.