Men legde toen een grenzeloze bewondering aan de dag voor Antigone, niet alleen als belichaming van een vrouwelijk, ja maagdelijk ideaal, de tegenpool van de hoer, maar ook van een individueel verzet tegen de macht, dat een kenmerk werd van de romantiek.
Het gebruik van vrouwelijke helden in de tragedie, terwijl vrouwen in de sociale werkelijkheid van Athene non-existent waren - wijst op een verveemdingstactiek van de tragici, op een projectie van dubieuze eigenschappen en opinies op de andere, toch al verachte sekse. Met evenveel recht, en ook in dat opzicht misschien gehoorzaam aan het romantisch denken, kan Antigone dus het gevaarlijkste schepsel genoemd worden.
De duistere kanten van Antigone, die onmiskenbaar aanwezig zijn vanaf het moment dat zij het toneel betreedt, oefenen op mij een warse aantrekkingskracht uit. Zoals het kwaad meer dan het goede fascineert, tenzij het goede de vorm aanneemt van misdadige heiligheid. De mogelijkheid dat haar motieven onzuiver zijn achter de claim op hoogste zuiverheid mag niet worden uitgesloten. Evenmin mag worden uitgesloten dat ik doe wat velen voor mij, Hegel incluis, hebben gedaan: Antigone als een taartvorm vullen met mijn eigen deeg. Daartoe geeft ze gelegenheid ondanks haar niet mis te verstane woorden. Dat komt omdat in Antigone net als in andere tragedies een probleem wordt gegeven, niet opgelost, een vraag wordt gesteld zonder antwoord, een verhaal wordt verteld zonder einde.
De ambiguïteit van de tragedie, die tot in de taal aanwijsbaar is, werkt ondermijnend. Want ook al oogst Antigone bewondering en instemming, haar gelijk staat niet als een paal boven water, evenmin als haar ongelijk wordt bewezen. Creons argumenten zijn, ondanks het ongeoorloofd leunen op de macht, niet onzinnig. Het conflict, op zichzelf rationeel genoeg en oplosbaar, wordt tot tragedie door de onmogelijkheid voor beiden tijdig water in de wijn te doen. En die onmogelijkheid ligt besloten in de allzumenschliche situatie. Antigone is verblind door verdriet. Creons macht is nog wankel, hij mag geen teken van zwakte vertonen. De tragedie gaat over de strijd tussen rede en emotie, over de macht van de ideologie, en de gevolgen van compromisloosheid, ze laat zien hoe bewonderenswaardig zuiverheid is en hoe dodelijk en onleefbaar tegelijkertijd. De tragedie gaat over dubbelzinnigheid, over maskering van werkelijke drijfveren met een steekspel over de wet, de onmogelijke keus tussen pais of polis, kind of staat, privé of publiek, waarvoor de helden steeds weer worden geplaatst. En zeker over de spanning tussen het individuele belang en het gemeenschappelijk belang, een spanning die in geen enkele maatschappij ontbreekt.
Antigone beroept zich op Hades. Diens wetten eisen een begrafenis van verwanten door verwanten. In de dood is ieder gelijk. Creon stelt daar de wet van de gemeenschap tegenover, die vriend en vijand niet gelijk mag behandelen. De gemeenschap gaat boven de familie. De gemeenschap is zelfs in de plaats gekomen van de familie. De oude wetten zijn rechtens overgegaan op de staat als familie. Maar de onverzoenlijkheid van beiden is niet te danken aan hun zuivere interpretatie van de wetten of aan een smetteloos ideaal. Antigone doet dit uitsluitend uit liefde voor een broer en Creon dient alleen het belang van zijn macht, niet het belang van de staat.
Aan het eind heeft iedereen verloren. En spreekt het koor het enigszins hulpeloze: ‘gezond verstand is de belangrijkste voorwaarde voor geluk; en we moeten niet oneerbiedig zijn tegenover de goden. De overmoedige woorden van pochers worden altijd bestraft met harde slagen, die hen bij het ouder worden wijsheid leren.’ To phronein is het denken en niet: de wet. Niet: de god. Er is ruimte tussen de abstractie van een wet en het werkelijke leven. Er is een scheur tussen de goden en de mensen ontstaan. De tragedie is het middel om die ruimte te beschrijven. In woorden en in de stilte tussen de woorden, waar de verbeelding werkt.