(geboorte- en sterfdatum zijn niet precies bekend) van wie alleen een uit tien boekdelen bestaand handboek bewaard is gebleven. Tijdens de Renaissance begon men er weer aandacht aan te besteden, maar pas in 1673 publiceerde Claude Perrault een volledige Franse vertaling die voor verdere verspreiding van grote invloed is geweest. Zelf baseer ik mij op de in 1998 verschenen Nederlandse vertaling van Ton Peters.
Een eerste kennismaking met Vitruvius is meteen raak: de eerste paragraaf van het eerste boekdeel behandelt de opleiding van de architect. Vitruvius benadrukt de enorme veelzijdigheid die van de architect gevraagd wordt. Hij onderscheidt daarbij twee soorten van activiteit: ambachtelijk handwerk en filosofische bezinning. Beide zijn onontbeerlijk. Door voortdurende inspanning en oefening verkregen handvaardigheid zonder enige boekengeleerdheid zal overtuigingskracht missen, maar wie geheel en al vertrouwt op theoretische overwegingen jaagt volgens Vitruvius niet de werkelijkheid maar een schaduw van de werkelijkheid na.
Met de filosofie is het merkwaardig gesteld. Wat wij tegenwoordig fysica noemen wordt door Vitruvius fysiologie genoemd en als tak van wijsbegeerte warm aanbevolen. Volgens het moderne citaat aan het begin van dit opstel is de fysica daarentegen de verwerpelijke tegenpool van de filosofie. Overigens houdt de filosofie van Vitruvius zich vooral bezig met een gedragscode voor de architect.
‘De filosofie (...) maakt de bouwmeester edelmoedig en zorgt ervoor dat hij niet arrogant wordt, eerder inschikkelijk, eerlijk, betrouwbaar en wat het belangrijkste is, niet gierig. De architect moet niet inhalig zijn (...) maar zijn eigen waardigheid beschermen door een goede reputatie te bewaren.’
Het komt me voor dat ook de hedendaagse architect deze vermaningen ter harte zou moeten nemen.
Vitruvius geeft verder een lijstje van onderwerpen die door de toekomstige architect bestudeerd zouden moeten worden.
Deze moet helder schrijven,
de tekenstift goed hanteren,
meetkunde geleerd hebben,
de rekenkunde beheersen,
vertrouwd zijn met jurisprudentie,
met geneeskunde,
met geschiedenis
met muziek,
met astronomie.
Vitruvius licht dit toe met duidelijke voorbeelden maar is er zich terdege van bewust dat het menselijk brein slechts bij uitzondering in staat is op enkele van deze gebieden het hoogste niveau te bereiken. De bouwkundige heeft alle vakken nodig maar zal moeten volstaan met hooguit middelmatige kennis.
Vitruvius draagt zijn boek op aan Caesar (Augustus) en besluit:
‘Niet als volleerd filosoof immers of als welbespraakt redenaar of literator doorkneed in de fijne kneepjes van het vak, maar als architect met een elementaire opleiding in deze studies heb ik me er toe gezet dit werk te schrijven.’
En ten slotte:
Bouwkunde geen technisch vak?
Tweeduizend jaar geleden wisten ze wel beter!