Jan Tromp
Chirotherium barthii Kaup
Waartoe zijn wij op aarde? Om het eeuwig leven binnen te gaan, zult u zeggen. Om dat te bereiken zijn wij verstrikt in aards bestaan. Het schrijnt, het is niet veel, al dat woelen. Toch doen wij ernstige pogingen overeind te blijven. Wij laten ons desnoods tien keer opereren en nadien nog een aantal jaren in een karretje rondrijden en intussen spreken wij onophoudelijk van idealen om tenslotte toch in kwijl en kommer te eindigen.
Neem toch eens afstand! De grootst denkbare afstand ligt uitgestald in keukenkast 4 onder registratienummer 1315. Het is niks. Wat je ziet, lijkt op kunst noch wetenschap. Het is een grauw stuk steen in een onregelmatig reliëf, een brok van nog geen meter in het vierkant.
Wie raapt zoiets op tijdens het wandelen? Wie raakt in vervoering als zo'n scherf bij het lozen van de schillen en de dozen achter de dichtstbijzijnde struik plotseling aan zijn voeten ligt? Wie moet huilen als hij het brokstuk in zijn armen heeft? Dat moet een buitengewoon knappe kop zijn geweest: zijn naam ontbreekt helaas aan registratienummer 1315, maar het moest een man zijn ver verheven boven de trivialiteiten van ons leven. Wat hij opraapte en bezorgde in vitrinekast 4 is een stuk zandsteen met grillige en op het oog oninteressante motieven - maar hij zag dat het goud was.
Nooit eerder de vergankelijkheid zo angstig dichtbij, zo tastbaar geweten. Wat is vergankelijkheid? Tot voor kort was het de Russische revolutie, het ijsblauwe lijk van je opa, een 78-toerenplaat, de krant van gisteren, een non op de fiets, een handwringer. Nu is het een steen, genaamd Chirotherium barthii Kaup.
We gaan tweehonderd miljoen jaar terug. Op de kale vlakte van eeuwige wind is een moeder op zoek naar haar jong. Wat ze is weet ze niet. De wetenschap kent haar niet en dus heeft ze geen naam. Ze is dinosaurus en de Flintstones ettelijke zondvloeden voor. Wie ze is mag ze niet heten. Wat haar jong is zal ze niet weten. Het lopen valt haar zwaar. Niet alleen vanwege haar verloren jong. Water komt op