een demonstratie geven van het effect van licht op groei. Heel wat intrigerender dan de saaie geluidswallen waardoor wij gewoonlijk omgeven worden.
Ook is er een tekening uit 1976 van een wilgenboom, bestaande uit vier bijeengebonden wilgenstammetjes. De tekst luidt: ‘na 2 jaar vergroeid’ en ‘de kop snoeien als knotwilg’. Door het opzettelijke karakter van deze vergroeiing, die in de natuur soms toevallig tot stand komt, krijgt het boompje iets sculpturaals.
Jaren later gaat hij op dit thema door, zoals blijkt uit zijn tekening Ash ditch '90, door essen om en om, schuin in een rij, te plaatsen en een geul te laten vormen. Ook stelt hij zich voor een wilgenbos in een ondiepe vijver te planten, door staken als een takkenbos in de bodem van een slotgracht of vijver te steken, met als gevolg dat zij wortel schieten, uitlopen en naar het licht toe groeien. Het resultaat is een ‘object’ dat elk seizoen van aanzicht verandert.
Buisman gebruikt voor zijn sculpturen ook andere materialen dan hout of bomen. Twee tekeningen van cactussen en de tekening Phyllotaxis '92 weerspiegelen zijn belangstelling voor een spiraalvormige groeiwijze.
De phyllotaxis, de groeivorm van bijvoorbeeld een selderieplant, heeft in mijn eigen tuin een plek gevonden, uitgevoerd in beton. Het is een beeld dat mij erg dierbaar is omdat ik bij de totstandkoming ervan zo nauw betrokken was. En door de jaren heen heeft zelfs het kille beton een verandering doorgemaakt: onder invloed van de omringende natuur is het begroeid met allerlei soorten mosjes en algen, terwijl afgebroken takjes, gevallen bladeren en sneeuw voor een steeds wisselende aanblik zorgen.
Met zijn manipulaties wil Buisman ‘een verandering in het kijken en ervaren teweeg brengen, door zaken te presenteren die visueel moeilijk toegankelijk zijn, en die na verloop van tijd opnieuw op een esthetische manier kunnen worden ervaren’ (Buisman 1978).
Dat is precies wat ik zo aantrekkelijk vind aan zijn lichtvoetige boompje en zijn tekeningen. Het boompje ontroert door zijn ijle vorm en zijn afwijkende groei. Maar ook door de mogelijkheden die Buismans ingreep heeft geschapen; op de gekste plekken ontspruiten nieuwe takken en blaadjes. Zo brengt de kunstenaar op een onnadrukkelijke manier een relatie tussen natuur en beeldende kunst tot stand, terwijl hij, geheel in de geest van de Verlichting en Teylers Museum, ook kunst en wetenschap verbindt door in zijn tekeningen het groeiproces te registreren.
Buismans boompje in Teylers tuin en zijn tekeningen in Teylers schatkamer, het depot, laten zien dat het museum nog steeds collec-