Darwin publiceerde zijn Origin of Species in 1859. In een brief aan een zekere Van Vloten die waarschijnlijk in 1864 werd geschreven, deelt Multatuli mee Darwin voorlopig nog niet te willen lezen. Hij meent zelf op het punt te staan een grote ontdekking te doen en is mogelijk bang geweest door Darwin op een dwaalspoor te worden gebracht: ‘Ik geloof op weg te zyn om de éénheid aan te toonen van de oorzaken, die alles in beweging brengen. Alles! Het groeien van 'n plant, het verwisselen van b in p, het waggelen van ons bolletje om z'n as, het schreien van 'n kind, het lamme drama der wereldgeschiedenis, alles, alles, alles! Tot den ellendigen staat van myn pantalon toe, die me dwingt thuis te blyven schoon een wandeling goed voor me wezen zou.’
Behalve het verslag van de toehoorder is ook het skelet van Multatuli's lezing bewaard gebleven in de vorm van sleutelwoorden en kernzinnen, die hij als houvast voor zijn geïmproviseerde voordracht had opgeschreven: ‘Waar is alles vandaan gekomen... Kieuwen?... Kikvorsch... Taal Darwinistisch... De verklaring der wording brengt geen rechtvaardiging mee...’
Ook komt op een van zijn blaadjes de naam voor van de Engelsman Alfred Russel Wallace, naturalist en mede-ontwerper van de evolutietheorie. Net als Multatuli had ook de malarialijder Wallace de natuurlijke selectie aan den lijve ondervonden, maar van Wallace hebben we schriftelijk bewijs dat hij Darwin werkelijk niet nodig heeft gehad om tot de evolutietheorie te komen. Anders dan bij Multatuli werkte bij Wallace de natuurlijke selectie juist als katalysator. Hij loste het raadsel der raadselen op, terwijl de malariaparasieten nog vraten van zijn rode bloedlichaampjes.
Behalve wetenschappelijke artikelen schreef Wallace over zijn verblijf in het Maleise eilandenrijk ook een boek voor een breed publiek, The Malay Archipelago. Hierin wordt de Max Havelaar ‘a very tedious and long-winded story’ genoemd. Wallace heeft kritiek op Multatuli's opvattingen over de waarde van het cultuurstelsel op Java, waarbij werd vastgehouden aan de bestaande hiërarchie van lokale bestuurders.
Dat de Nederlandse regering ‘'n opmerker van de minste soort’ als Wallace over het functioneren van dit stelsel raadpleegde, stak Multatuli. Wallace had zich eraan gestoord dat in de Havelaar plaatsnamen en data niet steeds voluit worden genoemd, zodat sommige feiten oncontroleerbaar waren. Ook daarover voelt Multatuli zich diep gekrenkt: ‘Dit schynt men dien Wallace verteld te hebben, daar hy den Havelaar niet gelezen heeft. 't Is voor z'n apen en kevers te hopen dat ze wat minder van-horen-zeggen geportretteerd