een ringvormige dam van vochtig zand ploegde. Na vijf uur was het slingervlak over zestig graden gedraaid, met de wijzers van de klok mee.
Zelf zag ik de slinger van Foucault voor het eerst gedemonstreerd in 1970, tijdens een college mechanica van dr. J. de Nobel in de grote collegezaal van het Kamerlingh Onnes-laboratorium. Nadat het touwtje dat de bol opzijhield was doorgebrand, en de pen in zijn beweging naar het andere uiteinde aanvankelijk precies tussen twee stokjes door schoof, kegelde hij na enkele minuten de verkeerde omver. Zo werd te Leiden aangetoond dat de zon alsnog in het westen opkomt.
Het was Heike Kamerlingh Onnes die in 1879 in zijn proefschrift Nieuwe bewijzen voor de aswenteling der aarde de slinger van Foucault aan een diepgaande wiskundige analyse onderwierp. Het probleem is dat het draai-effect in zijn zuivere vorm alleen op de noord- en zuidpool valt waar te nemen. Op de evenaar is het geheel afwezig en op gematigde breedtes spelen er Coriolis-krachten van het soort dat de kermisbezoeker opmerkt zodra hij in een draaimolen een sleutelbos naar een kennis werpt.
Waar Foucault in Parijs vaag van een ‘sinusfactor’ sprak en er verder het zwijgen toe deed, zocht Onnes in Groningen de zaak tot op de bodem uit. Ook ontwierp hij vernuftige experimenten om zijn theorie op de proef te stellen. Voor de uitvoering was hij aangewezen op een bedompte kelderruimte, het ‘cyclopenhol’, waar een slinger langer dan 1,2 meter niet paste. Vanwege trillingen in het laboratorium zag hij zich bovendien genoodzaakt de proeven 's nachts bij petroleumlicht uit te voeren.
In 1864 trad Volkert van der Willigen aan als conservator van het Fysisch Kabinet. Kort na zijn aantreden in Teyler startte het huistijdschrift Archives du Musée Teyler. De eerste vier fascikels, samen deel 1, verschenen in 1868 bij de Erven Loosjes. In het voorlaatste artikel, ‘Le Pendule Foucault’, buigt Van der Willigen zich over de beroemde slingerproef. Na de sensatie van het Panthéon had hij in Deventer wat geëxperimenteerd, maar dat was op niets uitgelopen.
In Teylers Ovale Zaal hing Van der Willigen een loden bol aan een koord van bijna 11 meter. Om de draaiing van het slingervlak te meten diende, aldus de tekening in de Archives, een vergelijkbare horizontale gradenboog als Willem Logeman in 1855 bij zijn toestel gebruikte. Ruim twee maanden liet Van der Willigen de slinger baantjes trekken. ‘Hoewel de verkregen resultaten misschien van weinig