ward om vast te stellen dat de resten ouder waren dan die van de Neanderthalers, terwijl ze toch mensachtiger waren, ‘moderner’ dus, dan de vondsten in Duitsland. Het voorhoofd was nogal hoog en de primitieve dikke wenkbrauwwal ontbrak geheel. De huidige mens zou zijn oorsprong weleens in Engeland kunnen hebben gehad! Woodward noemde de nieuwe mensensoort Eoanthropus dawsoni, de dageraadmens van Dawson.
In Nederland werd de discussie over de nieuwe vondst aandachtig gevolgd door Eugène Dubois, hoogleraar in Amsterdam en sinds 1899 conservator van het paleontologisch-mineralogisch kabinet van Teylers Museum. Dubois had in 1891 in Java de missing link tussen aap en mens gevonden, de Java-mens of Pithecanthropus erectus, en was dus vanzelfsprekend ook erg geïnteresseerd in de Engelse vondsten. In 1914 bestelde hij bij een Engelse firma de afgietsels die nu nog in de vitrine liggen: vier losse schedeldelen, het rechtergedeelte van een onderkaak, enkele stenen werktuigen en iets later de reconstructie van de schedel en een afdruk van de binnenkant van de schedel (Dubois was speciaal geïnteresseerd in het verband tussen hersenvolume en de menselijk evolutie in het algemeen). Terwijl Duitsers en Engelsen elkaar in de loopgraven afslachtten, legde Dubois hun verre voorvaderen vreedzaam naast elkaar in de vitrine van Teylers Museum.
Intussen werd er in geleerde kringen nog volop gediscussieerd over de Piltdown-mens: was de reconstructie niet te modern, was de schedelinhoud wel zo klein als Woodward dacht, klopte de datering wel, leek de onderkaak niet te veel op die van een chimpansee? Na verloop van tijd moet ook Dubois nattigheid hebben gevoeld. Zijn leerling J.J.A. Bernsen nam in 1929 in zijn proefschrift de volgende stelling op: ‘Van Eoanthropus dawsoni Smith Woodward moeten de schedelfragmenten aan een mensch, de onderkaakshelft aan een antropoïde aap worden toegeschreven.’ En daarmee zat Bernsen er niet ver naast: toen in 1953 eindelijk onafhankelijk paleontologisch onderzoek mogelijk werd, bleek de schedel wel menselijk te zijn, maar niet ouder dan 500 of 600 jaar, terwijl de onderkaak van een orang-oetan afkomstig was! De vondst van de eeuw bleek de vervalsing van de eeuw.
De klassieke vraag is natuurlijk: wie heeft het gedaan? Iedereen die bij de zaak betrokken is geweest, is weleens als de dader aangewezen: Dawson, Woodward, maar ook de bekende priester, filosoof en paleontoloog Teilhard de Chardin, die een cruciale hoektand vond. Zelfs Arthur Conan Doyle, schepper van Sherlock Holmes en zelf ook amateur-geoloog, werd verdacht. Hij vocht in het begin