De Gids. Jaargang 161
(1998)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 761]
| |
[pagina 762]
| |
MaakselHet slechte licht was goed genoeg
om er een nieuw naakt bij te kneden
tussen het afval en de dingen
die zich al niets meer lieten zeggen.
Zijn vingers deden. 's Avonds kwam
het naast hem staan, nog geen pink lang,
rijzig, met afgekeerde blik
om dat paar handen niet te zien
zoals het de begeerde gaat
nog vrijgekomen met de schrik.
| |
[pagina 763]
| |
72-98Ik zag het ijzeren
zachtzinnig beeld
met sierlijke
voor onze haren
ongeschikte tanden
dat boven aarde staat
en windkam heet,
verliefd gesmeed
mat glanzend in
dezelfde zomerdag
waarop je haar
begraven ging.
Of hoe ik kwam
te denken dat
er winden waaien
als een kind gekamd.
| |
[pagina 764]
| |
VolkstuinDat onze ringweg bruist
bij bijna alle winden neem je
met het gedierte dat de hortusbladen
in de nacht doorboort.
Twee kikkers zonnen op een steen.
Vliegtuigen stijgen over de haagbeuk
en over jou. Het is geen kluis
om puur te zijn en waar geen
stilte is, zijn geen demonen.
Nu ook de uil, de heilige,
zich niet verjagen liet,
ons helpt de sluipwesp
tegen vraat aan ons humeur
door laat verkeer of witte vlieg.
| |
[pagina 765]
| |
SopAls alles wat je nooit bedoelde
smeet ik mijn afwaswater
tegen de wortels van struiken
over een naaktslak heen.
Hij sloeg op zijn zij. Hij bewoog
met schuim op zijn menierood,
worstelde zich op zijn buik,
deed langzaam de horens omhoog,
was 's middags verdwenen - zijn spoor
glinsterde na op zijn bladerlaag -
leefde, als iets dat al wilde,
zo niet morgen dan toch vandaag.
|
|