Annelies van Hees
Nawoord bij ‘Nikkooq’
Het verhaal ‘Nikkooq’ uit Groenland, van de vertelster Bibiana Mikkelsen, is niet eerder gepubliceerd, ook niet in het land van oorsprong. Het bestond alleen op een bandje van de Groenlandse radio uit de jaren vijftig.
‘Nikkooq’ is een mondeling overgeleverd verhaal uit de traditie die Bibiana Mikkelsen of Biibiaavaraq, zoals haar naam in het Inuit luidt, met de rendiermelk binnenkreeg.
Bibiana werd geboren in 1882 en stierf in 1964 in Nuuk. Als kind woonde ze in een traditionele vangersgemeenschap, in een hutje: ‘Een lemen hut. De buitendeur was van hout en lag bijna plat neer. De scharnieren van dierenhuid en het sluitmechanisme was een riem met een gewicht van speksteen eraan. De wanden van dierenvellen.’
Bibiana kende veel verhalen en had de meeste van haar grootmoeder Saalamiit, die ze weer van haar grootmoeder had, die Hans Egede nog had gezien. Dan zijn we inmiddels midden in de achttiende eeuw, toen Groenland als het ware opnieuw werd ‘ontdekt’ door de Deense regering en er een poging tot kerstening werd gedaan door de Lutherse missionaris Hans Egede.
De vertaling handhaaft alle signalen die de eerste uitgeefster Arnaq heeft gehanteerd om aarzelingen, nadruk en andere mondelinge stijlkenmerken aan te geven. De lezer moet geduld betrachten om door te lezen, vanwege de vele anakoloeten, afbrekingen, halve zinnen en herhalingen. Soms zijn zelfs de persoonlijke voornaamwoorden onduidelijk. Wie is die ‘hij’ toch? Af en toe geeft de vertelster enige uitleg, als ze vermoedt dat het niet helemaal vanzelf spreekt, maar meestal komt men er met enig geduld zelf achter.
De herhalingen hebben overigens nog een andere functie; ze zijn het kenmerk bij uitstek van deze ‘primitieve’ vertelvorm. Om een herhaalde handeling uit te drukken wordt niet een duratief gebruikt, maar wordt eenvoudig de handeling herhaald en herhaald en herhaald, tot we er absoluut van doordrongen zijn hoe vaak iets gebeurt. In zekere zin hebben de herhalingen ook een humoristische functie, waarbij de litotes als stijlfiguur wordt gehanteerd. Zo wordt de held Nikkooq bij herhaling ‘arm’ of ‘zielig’ genoemd, terwijl hij dat allerminst is. Men kan zich haast het ingehouden lachen van de vertelster voorstellen: ‘Hoor maar eens hoe zielig, haha!’
Een Inuit-held verricht geen krijgsdaden en hij behaalt evenmin overwinningen. Men moet zich de ‘vangersgemeenschappen’ voorstellen, de barre weersomstandigheden en de afhankelijkheid van een paar goede vangers, die de hele gemeenschap van voedsel moesten voorzien. Als er in de winter geen zeehond werd gevangen, ging men dood van honger, terwijl ook de huiden onontbeerlijk waren als kleding en beddengoed. Zoals uit dit verhaal blijkt, deelde men de buit, zodat de hele gemeenschap te eten had.
Vanzelfsprekend is de goede vanger dan de held en is het verhaal van de jacht en van de tocht per slede of kajak het echte verhaal. Een goede vangst, handigheid in het vastsjorren van de gevangen dieren aan de kajak en thuiskomen zonder om te slaan, dat zijn heldendaden.