De Gids. Jaargang 161(1998)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 388] [p. 388] Lennart Sjögren Gedichten Een onweersdag in augustus Hoefdieren met hoge flanken staan uitgehakt in de klippen - hier waar geen klippen zijn. Zand stroomt door hun vacht uit mijn hartkamer weerklinkt het eigen bloed, het onweer trekt weg ook een motorfietsskelet ligt daar. Jij, die ik al zo lang ken, meer een wezen ben je dan een mens als je op mij toekomt in de onweersregen. En het alles aantastende zand tussen schoen en zool blijft maar wegstromen. Dieren met hoeven blijven staan een weinig hebben zij de linkerschouder verschoven bergen die niet bestaan voeren gesprekken met de regen die droogt op hun gezicht. De tijd vliegt voorbij en jij nog steeds hier donkerder en dichterbij dan vroeger terwijl al het andere wegtrekt. [pagina 389] [p. 389] De grens Enkelen moeten er leven aan die grens geboren als ze zijn op een veerboot die net is weggevaren. Een eigen verblijfplaats hebben zij niet zij moeten de verblijfplaats van de grens bewaken. Brengers van dubbelzinnige boodschappen hun tegenstrijdigheid sterkt geen mens de goden moeten braken bij het horen van hun naam vijanden lopen in een boog om hen heen. Alleen Niemand die 's nachts naar hun graven komt spreekt met hen buiten de muur waar zij begraven liggen. Maar van het laatste ontdaan dragen zij niettemin de kroon van de grens op hun gladgeschoren hoofden. [pagina 390] [p. 390] Wolken Op grote hoogte reeds spreiden wolken hun vleugels en keren zich naar de aarde; wie nog gelooft in bewoonde buitenaardse gewesten roept uit: Kijk, een engel. Nu lijken zij grote vogels met mensengezichten op weg naar hun bos en hun buit. Een man staat onder een olm een opgehangen lam te slachten een andere repareert zijn auto munten gaan over de toonbank. Die vrouw daar die zich bukt en haar schoenveter strikt vond dat het ongewoon snel donker werd en de spiegel in haar kamer toont een ander beeld dan zij gewoon is. Zwermen zwaluwen dalen. En als de engel of de vogel of dat wat op een mens lijkt zijn mond zou openen en de schreeuw werd gehoord zou de apocalyptische tijd ophanden zijn. Maar als de man zijn lam heeft geslacht en de vrouw de spiegel nader heeft bekeken hebben de wolken hun doel reeds bereikt en rusten nu weer op de vloer van de wind, langzaam laten zij zich wegvoeren van hier. Met behulp van de meteorologie meten wij hun slagpennen dan draaien zij lui hun gevlekte onderkant naar boven en ontpoppen zich als vissen die daarop onderduiken in hun eigen deining terwijl wij achterblijven in de zuigkracht van hun vleugelslag. [pagina 391] [p. 391] Zo gaat het onvoltooide verder de nachtslaap blijft even nog hangen in wie zich verstrooid afwenden van een gesprek het spel gaat binnen in de gehoorgangen verder. De boeken op de plank gaan verder met hun wederzijds gesprek de berken met het hunne om niet te spreken van al het gereedschap in orthopedische klinieken. Hoeveel tongen zowel de spitse van de slang als de bredere van het varken maken geen deel uit van de taal van het levende en van de mens en de nachtelijke stemmen gaan verder alsof er niets is gebeurd en zij gaan verder alsof er niets werd gezegd en zij gaan verder alsof wachten het enige van waarde zou zijn. [pagina 392] [p. 392] Kop Vond een kalfskop in het water tilde hem op vroeg wat men pleegt te vragen: Voor wie leefde je, kalf voor wie stierf je wie scheidde je kop van de rest van de wereld. De kop antwoordde zoals koppen plegen te doen: Wie ik was en van wie ik kwam wie mijn lichaam nam, en waarom - dat was je vraag. Toen veranderde het water zich in een loeiende bloedende koe. In de tussentijd had iemand een mes in mijn hand gelegd. [pagina 393] [p. 393] De weegschaal Vergelijk de nacht met een zwarte kar en de ochtend met een omgevallen wagen maar welke beelden moeten de twijfel toedekken die ontstaat bij een weegschaal als deze waar een blind kind een speelgoedpaard leidt. [pagina 394] [p. 394] Fragmentarisch Al half uiteengevallen glijden nu de gezichten bij het sluiten van de tijd uit het water omhoog. Zoals bladeren voorbijgaan: de staat van god, van de mens de staat van de vos en die van de zwaluwen. En alle boten ja, alle boten vlak voor de schemering valt. De komposthopen groeien door een ondergrondse zaklantaarn belicht de nacht daarboven. Zelfs de sneeuw ontvangt op zekere dagen zijn licht van onderop de sneeuwhopen worden van daaruit geïllumineerd terwijl aan de oppervlakte waar vroeger het wasgoed werd gebleekt het schrift al begint uiteen te vallen. [pagina 395] [p. 395] Oorlogen Zink nu nogmaals te midden van het dierlijke dan. Wees daar. Zink daar nog dieper. Neerwaarts. Nu gaan er dagen voorbij waarop niets gebeurt. De radio knettert slechts de kranten blijven ongelezen vogelnesten vallen uit de bomen. Met afgewende handen luister ik naar de eeuwige oorlog, naar het geknetter. Het gesmak. Een paar keizers worden onthoofd de tronen glinsteren nu ergens anders en beneden ja, altijd beneden het aanhoudend zuigen diep uit het moeras de mond daar beneden. Muizen in vallen gevangen raken daarin soms scheef beklemd en zijn nog in leven als de zon opkomt - weer zonk ik neer onder het dierlijke, ben daar gevestigd ben daar beneden gevestigd. Luister daar beneden diep daar beneden waar ik woon naar de eeuwige oorlog. Het is geen goede oorlog hij levert helden noch slachtoffers op. Hier is de oorlog het enige dat een naam draagt de naam van de vrede bestaat hier niet niet hier in de klem. Niet hier in het grijze rijk. Neem mij mee van hier! Maar niemand zal mij meenemen van hier. De leer der mensen is hier nutteloos. [pagina 396] [p. 396] Voor de ondergang Bewaar je kalmte ook voor zonsondergang als in tegenlicht de sprinkhanen steeds meer op enorme machines gaan lijken. Vertaling: J. Bernlef Vorige Volgende