De Gids. Jaargang 161
(1998)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 366]
| |
Huub Beurskens
| |
[pagina 367]
| |
vorm beginnen? Moet hij kompanen zoeken om te proberen gedrieën of gevieren japannerieën te schrijven? Ik vrees dat zo'n onderneming weinig meer zal opleveren dan producten waarvan slechts kan worden genoten in kringen van oosters angehauchte navelstaarders, onder het genot van groene thee en in de geur van smeulende wierookstaafjes. We hebben er de traditie niet voor. We beschikken, zeker in Nederland, over te weinig gecultiveerde artistieke humus. En we zijn er te traditioneel individualistisch voor. In het kader van Poetry International hebben zo'n twaalf jaar geleden Robert Anker, J. Bernlef en Willem van Toorn samen met Makoto Ooka een poging gewaagd, waarbij helaas van enkele kenmerkende spelregels, zoals het tellen van lettergrepen, rigoureus werd afgezien. Uit de commentaren van de Nederlandse dichters (samen met het resultaat gepubliceerd in De Revisor van juni 1989 en in Revolver 17/2, 1990) blijkt hoe onwennig en eerder wantrouwend dan nieuwsgierig, laat staan geïntrigeerd op zoek naar winst men aan het project van Ooka meewerkte. ‘En zo bleef het. Twee vriendelijke maar zelfs door strenge voorschriften niet met elkaar te verbinden poëtische tradities. Als olie en water. Allebei vloeibaar, maar onvermengbaar,’ aldus Bernlef. ‘Zouden de zittingen niet doortrokken zijn van een voortdurend verzet, dat door onze hoffelijke
David Hockney, Mulholland Drive: The Road to the Studio, 1980
Japanse hoofdgast mild moest worden onderdrukt? Dat was ook zo. Wie de verzen goed leest, ziet dat verzet in werking,’ aldus Van Toorn. Rond 1980 schilderde David Hockney een aantal landschappen. Het zijn gecomponeerde (auto)ritten, althans vanuit zulke rijbewegingen vertaalde kijkritmes en -beelden. Hockney is hier schatplichtig aan zowel het kubisme met zijn standpuntwisselingen als aan de traditionele Japanse en Chinese landschapschilderkunst. Juist het samengaan van die twee invloedsferen leverde zulke enerverende, allesbehalve namaak-kubistische of namaak-oosterse schilderijen op, zoals Mulholland Drive: The Road to the Studio en Nichols Canyon. Ik kan me levendig voorstellen dat je je als dichter op soortgelijke wijze laat aansteken door de vormmogelijkheden van de renku, waarbij je, als postmoderne westerling vertrouwd met het wisselen van identiteit, niet alleen de standpuntverspringingen maar ook de ‘wisselende contacten’ geheel voor eigen rekening neemt. We zullen (anders) zien. | |
[pagina 368]
| |
De zitting ‘Eerste voorwintermiezel’ is afkomstig uit de renku-verzamelbundel Sarumino (‘Het strojasje van de aap’) die verscheen in 1691. Deze bundel wordt als het hoogtepunt onder de zeven renku-bundels uit de school van Bashō beschouwd. De deelnemers aan de hier vertaalde zitting worden traditioneel aangeduid met wat bij ons de voornaam is: Mukai Kyorai, Matsuo Bashō, Nozawa Bonchō en Nakamura Shihō of Fumikuni. Matsuo Bashō is de gastheer.
geen veertje... (5-7-5 lettergrepen; seizoen: winter; trefwoord voor het seizoen: voorwintermiezel; startvers, gedicht door de hoofdgast die dient te vermelden bij welke gelegenheid de zitting plaatsvindt: de dag van de eerste voorwintermiezel). De zwarte wouw die in Azië voorkomt is kleiner dan een havik en leeft waar mensen wonen.
een vlaagje wind... (7-7 lettergrepen; seizoen: winter; trefwoord: een vlaagje wind; ‘nevenstaand’, dat wil zeggen tweede vers, gedicht door de gastheer. Het tweede vers vormt inhoudelijk een geheel met het startvers: stilte, rust.) Nog een opmerking over het trefwoord: in het Japans betreft het een enkel woord (er bestaat zelfs een woordenboek van zulke seizoen-trefwoorden) maar in een Nederlandse vertaling is het niet steeds mogelijk dat met een enkel woord te vertalen.
de onderbroek... (5-7-5 lettergrepen; seizoenloos vers). De wind gaat liggen (in het tweede vers), dus kan men door de rivier waden. Onder de kimono draagt men een momohiki, een lange onderbroek. In het derde vers moet een wending worden gemaakt, daarom is het bij uitstek geschikt om de kunstvaardigheid van de betreffende dichter te beproeven.
een dashond... (7-7 lettergrepen; seizoenloos vers). De dashond is een in Oost-Azië voorkomend zoogdier. De link met het voorgaande vers wordt gevormd door het bamboeriet dat langs de rivier groeit.
de klimop... (5-7-5 lettergrepen; seizoen: herfst; trefwoord voor het seizoen: maan; tevens maanvers). Dit is een vaste plaats voor een maanvers. De avondmaan is de wassende maan die alleen vroeg in de avond schijnt en weinig schaduw werpt. De deur met horizontale latten komt veel voor in de traditionele Japanse bouwstijl. Het verband met het voorgaande vers is gelegen in het beeldrijm van boog en maan.
de wijdvermaarde... (7-7 lettergrepen; seizoen: herfst; trefwoord: peren). Als regel blijft men na een maanvers over de herfst dichten. Bij een ‘maanbewonderingsavond’ horen peren. |
|