De Gids. Jaargang 161
(1998)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |
Paul Bogaert
| |
[pagina 326]
| |
- ik kén geen paarden, daar zal het mee te maken hebben - heb ik eenmaal via via een paard gehuurd waarmee ik ostentatief op het strand ben gaan staan. Er stond een stevige wind en ik had alle moeite om het paard op het strand te laten staan, ten eerste omdat ik niet ervaren was in het ter plekke laten staan van paarden, vervolgens omdat de politie mij kwam zeggen dat ik daar niet mocht staan met een paard. Het lukte mij niet Mutsaers op deze manier in mijn richting te lokken. Ook kreeg ik vanachter het paard met de verrekijker geen zicht op de fris ogende vrouw die vanachter het raam verrukt het paard zou gadeslaan. Eergisteren zat ik onder de leeslamp, de rolluiken naar beneden zoals ze dat hier zeggen, met Charlotte Mutsaers op schoot, toen de kat die in mijn woning huist zich plots in een plant bevond. Ik veerde recht, ik greep haar vast. Ze liet zich pakken maar liet tegelijk haar klauwen Kijkend naar video
in de stam van de plant vasthangen om zich pas na een tijd door de lucht naar de grond te laten dragen, van de plant weg. Juist op dat moment, toen ze losliet, bewoog de plant en stak ineens een punt van een van de bladeren recht in mijn rechteroog zonder dat ik dat oog had kunnen sluiten. Ik viel krimpend in de zetel weg en dacht aan een leven met één oog. Na een minuut of twee werd de ondraaglijke pijn draaglijk, waardoor ik dacht dat het leed geleden was. Maar vanmorgen werd ik wakker met witte slijmen in en rond het oog. Ik trok in het spiegelbeeld het stuk huid waar men soms wallen draagt naar beneden, en tussen het onderste wit van de oogbol en het zachtrode oogkasvlees was een horizontale streep te zien waarvan ik dacht: dat is de wond, het sneetje van het scherpe blad, daar moet de dokter iets aan doen. Het pincet van de dokter haalde het sneetje weg, en nu nog zie ik het enthousiasme van de dokter (als bij het vinden van een zoekgeraakt | |
[pagina 327]
| |
Tuin
ding in een zetelgleuf) en het pincet voor mijn ogen zweven met tussen de pincetpunten iets als een dennennaald. Nu nog is mijn oog herstellende. Ik kijk (niet slechter, niet beter dan voorheen) maar steeds voor de helft voelend/wetend dat ik kijk.
Momenteel heb ik alle foto's van haar uit mijn huis, uit mij, verwijderd. De teksten die zij schreef voor mij staan voorlopig tussen andere weggeklemd. Want ik moet het zeggen zoals het is: ze valt aan, ze springt plots op en bevochtigt de huid. Ze laat uw gedachten als wasgoed draaien op het pompend ritme van het hart. Met haar ogen doet ze u anders kijken. |
|