chaïsering ben ik geen voorbeelden tegengekomen. En zo was er meer.
Die kritiek, voorzover door mij gezien, maakte weer eens duidelijk dat men bij het beoordelen van vertalingen maar wat doet. Critici lijken zich er niet van bewust dat er een nieuw boek is gemaakt, met zijn noodzakelijkerwijs eigen complexe, inherente logica en schoonheid. Ze volstaan met het eeuwige tuiltje voorbeelden van waar het misging, volgens hen. Een understatement, wat geprijk met eigen kennis, een geestige noot waar het uitkomt: de argumentatiekunst van de critici in dezen deed me denken aan die van de eigenste con-man.
De meeste critici zien vertalen als een kunde en lijken niet te beseffen dat het in de veeleisendste gevallen om kunst gaat. Een vertaling moet iets anders zijn dan het origineel, vanwege het evidente verschil tussen talen. Vertalers moeten zich gedragen als verraders, maar het zijn, zoals ik het eerder in Armada noemde, de trouwste verraders die er zijn. Lees Walter Benjamin erop na, of Borges of liever nog Friedrich Schleiermacher, die deze opvatting bijna twee eeuwen geleden voor het eerst verwoordde.
Eerlijk gezegd weet ik niet hoe goede vertaalkritiek in kranten of weekbladen eruit kan zien. Een hele of halve pagina, dat snijdt hout, en daar verschijnen ook wel af en toe mooie voorbeelden van, maar als onderdeel van een gewone boekenrecensie zie ik het niet voor me. Reguliere vertaalkritiek bestaat niet. Bij iedere boekbespreking zou aandacht aan de kwaliteit van de vertaling besteed moeten worden, maar van een gewoonte of regelmaat is daarbij geen sprake. Als het goed is zou iedere criticus daarbij zijn eigen stijl hebben, want hoed je voor de vertaalwetenschappers die het beoordelings-model hanteren. Maar juist die individuele aanpak krijgt nauwelijks een kans. In recensies is nu eenmaal veel ruimte nodig voor de presentatie van het oorspronkelijke werk, dat niet te bekend mag worden verondersteld.
Ik weet wél dat één enkel, desnoods sweeping, statement dat van analyse getuigt, dus niet dat gelees als een trein, meer waard is dan menig bont tuiltje, tenzij dat precies de voorbeelden bevat die met elkaar de analyse behelzen. Een mooie tuil is nooit weg. Een beperkt aantal welgekozen beredeneerde voorbeelden kan een boek, zowel in zijn oorspronkelijke als in zijn vertaalde vorm, blootleggen. Vertaalkritiek kan, juist doordat vergelijkenderwijs te werk wordt gegaan, op een terloopse, luchtige manier het uniek talige van ieder boek aanschouwelijk maken.
De kracht van Brassinga's vertaling wordt bepaald door duizend-en-één dingen bij elkaar - meer dan de negen genoemde in elk geval - en volstaan met een opmerking dat ergens een woord is toegevoegd of zelfs veranderd getuigt van onbegrip van wat vertalen is, ook al worden er drie, vier, vijf voorbeelden in dezelfde lijn genoemd. Idioot, dat bij het beoordelen van vertalingen bij voorkeur naar fouten wordt gezocht. Er zou vóór alles geconstateerd moeten worden hoe het oorspronkelijke werk door de vertaler in kwestie is benaderd en of het in het spoor van die interpretatie congeniaal is overgebracht.
Bij Brassinga loont dat de moeite. Ze verweeft op de gewenste, uiteindelijk onzichtbare wijze een intelligente analyse met moeiteloze creativiteit. Haar kun je vertrouwen, en als ze iets heeft veranderd - nogmaals: vertalers veranderen constant van alles, vanwege het feit dat talen onderling verschillen en ver-talen eigenlijk niet kan - ligt het voor de hand je af te vragen waarom ze dat heeft gedaan en of het op een andere manier wel beter was geweest. Brassinga heeft deze vertaling geschreven, met behulp van het passende literaire intrumentarium. Zo, en niet anders, bloeit de vertalerij.
Natuurlijk had je het zelf anders gedaan; je bént een ander. Het had ook anders gemogen, het is maar wat de gek ervoor geeft. Onherroepelijk als het origineel kan een vertaling niet zijn. Daarom zijn discussies over vertalen altijd oneerbiedig en lawaaiig: iedereen meent zijn moerstaal te kennen, en ook wel dat mondje