Christien Brinkgreve
Het persoonlijke is zakelijk geworden
Ik heb nooit erg van de jaren zestig gehouden - vooral de manier waarop mensen ouder dan dertig afgeschreven werden vond ik beangstigend - maar er waren dingen die leuk waren, zeker met terugwerkende kracht en tegen het licht van latere ontwikkelingen. Zo vond ik ‘de verbeelding aan de macht’ een mooie gedachte, een prikkelende aanmoediging om niet versuft in het bestaande te blijven hangen; inmiddels een geluid uit een ver verleden nu elke discussie direct verwordt tot een discussie over middelen, die dan altijd weer ontoereikend zijn.
De roep om de verbeelding aan de macht kwam voort uit een brede stroming van maatschappij- en cultuurkritiek, die thema's betrof als maatschappelijke ongelijkheid en de privileges van de gevestigden, maar ook ging over de vraag wie het haardotje uit de gootsteen haalt. Ook dat laatste werd getransformeerd van de meest lullige privé-handeling tot een teken van schrijnende ongelijkheid, ditmaal tussen de seksen.
Het persoonlijke werd politiek en dat was een verschuiving van visie die velen de ogen opende en velen in beweging bracht. Het ging daarbij allang niet meer alleen om dat haardotje, maar om het inschikken van mannen, het opgeven van hun voorrechten of alleenrechten, het plaats maken voor vrouwen op het publieke terrein dat mannen vanouds als het hunne beschouwden. De beweging had zijn radicale varianten, zoals de Society for Cutting Up Men, en zijn mildere; althans fysiek gezien, want de verbale scherpte kon groot zijn. Joke Kool-Smit was een goed voorbeeld van dat laatste. Scherp in haar analyse en kritiek trof haar Gids-artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ (1967) al snel doel, en het werd een van de invloedrijkste artikelen in de zich toen snel ontwikkelende vrouwenbeweging.
Deze werd algauw een maatschappijkritische beweging, die op tal van fronten en manieren actief was, zowel in acties als in geschrifte. De economische onafhankelijkheid van vrouwen en de herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid werden belangrijke strijdpunten, maar het doel was breder. Het was ook de taak om de machocultuur in deze samenleving te veranderen, of de pikorde, zoals Joke Kool-Smit deze beschreef bij haar afscheid van de Amsterdamse gemeenteraad. Het ging daarbij om het blootleggen van de vanzelfsprekendheid waarbij mannen het beste deel kregen en vrouwen ondergeschikt waren én bleven. Om het ontkrachten van de vele mythen en rationalisaties rond de machtsverdeling tussen mannen en vrouwen. Om een bredere cultuurkritiek en het ontwikkelen van ‘een ander geluid’.
Deze stroming van cultuurkritiek is altijd wel blijven bestaan, maar is steeds meer een onderstroom geworden bij wat de boventoon is gaan voeren: de strijd om gelijkheid in de zin van gelijkheid in positie, niet om een even belangrijke stem, maar om hetzelfde geluid. Vrouwen gingen zich naar mannen modelleren, dezelfde posities najagen, hetzelfde gedrag vertonen en dezelfde manieren om macht te verwerven. Zoals de mannen zichzelf en elkaar