eens bedacht hoeveel je in de laatste tien jaar gepresteerd hebt?’ Dat heb ik toen bedacht en het hielp wel. Maar blijkbaar moet het af en toe opnieuw gebeuren.
Er waren ook lange en ingewikkelde dromen over onze kinderen: G., de oudste, en P., de jongste dochter. Steeds weer zag ik vooral P. op een veel jongere leeftijd en verwikkeld in een of andere crisis. Deze levendige ‘verhaaldromen’ vervulden mij met machteloze angst en het voorgevoel van een catastrofe. Het duurt lang voor ik die gevoelens van mij af kan zetten als ik wakker word.
38. (21 augustus) Het is laat, ik werk aan de eettafel aan allerlei papieren, en ben voortdurend iets kwijt. Er klinkt beweging in de gang die naar de slaapkamers leidt en ik verwacht L. die me komt helpen. Maar het zijn twee kleine gestaltes, in lange nachtjaponnetjes, met lang donker haar. De voorste, P., gaat naar de linnenkast en haalt daar een rol wc-papier uit. De achterste gaat P.'s oude slaapkamer binnen, ze lijkt in de war, misschien is ze ziek. P. volgt haar. Als ik vraag of ik kan helpen, knikt ze van ‘ja’, maar daar blijft het bij. Ik weet niet zeker wie die achterste persoon is, maar ik denk dat dit onze twee dochters zijn, als jonge tieners. De jongste probeert voor de oudste te zorgen. Het is een ontroerende maar ook beangstigende droom.
Later zeg ik tegen R. dat wij onze kinderen los moeten laten. Ze kunnen best voor zichzelf zorgen. Maar het schijnt mij nog steeds moeite te kosten, ook al zijn ze nu volwassen vrouwen.
Veel dromen bevestigen mijn gevoel vaak nauwelijks een eigen leven te hebben, apart van L. Ik erger mij over het ‘niet meetellen’, ben misschien jaloers, maar word ook vaak genegeerd. De laatste tijd schijnt L. mij te veel te missen als ik naar mijn werk ga. Wat zal er gebeuren als ik dat moet opgeven?
40. (1 september) Vage droom waarin ik aan een lang gedicht werk. Ik ben niet ontevreden, maar weet later niet waar het over gaat.
Na 40 jaar onderbreking ben ik weer gaan dichten.
50, 51. (december) Ik bezoek twee oud-patiënten aan huis. In beide gevallen schrik ik van hun achteruitgang. Ik help maatregelen treffen, praat met huisgenoten, geef wat steun. De tragedie van levensomstandigheden die onvermijdelijk verslechteren, zelfs voor deze welgestelde mensen. Ten slotte heb ik het gevoel enigszins geholpen te hebben.
Ik heb kennelijk meer zelfvertrouwen.
47. (15 oktober) Ik ben alleen op reis met veel oude koffers en handtassen die overal meegaan, zelfs naar Bellevue. Hier geeft een secretaresse mij een grote doos vol papieren. Ik neem een taxi naar huis, die