De Gids. Jaargang 158
(1995)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 906]
| |||||
Karen Vintges
| |||||
[pagina 907]
| |||||
grote gelijkmakende (en psychologiserende) vraag: was zij gelukkig? Vrouwen kunnen meesterwerken hebben geschreven, carrières hebben gemaakt, grote politica's zijn, maar slechts één ding interesseert ons: was zij gelukkig? Gepsychologiseerd of gepsychoanalyseerd worden is wel bij uitstek Simone de Beauvoir ten deel gevallen. Eensluidend zijn de beoordelingen van haar levensloop en literaire werk, ja zelfs van haar filosofische geschriften, als de uitdrukkingen van een traumatisch lijden. (Zo presteert biografe Bair het om De Beauvoirs monumentale De tweede sekse af te doen als zelfonderzoek, haar ethische geschriften als een poging tot overleven.) Ik wil hier de psychologiserende benadering aanvechten aan de hand van een voorbeeld op het literaire vlak, en wel aan de hand van De Beauvoirs novelle De gebroken vrouw. Ik zal tegenover het psychologisch reductionisme een andere leeswijze bepleiten. Daarvoor is het nodig dat we een filosofische omweg maken langs de eigenzinnige opvattingen van De Beauvoir over literatuur en ethiek, waarna we ook een beter zicht kunnen krijgen op hetgeen De Beauvoir met haar levensproject als geheel voor ogen stond. Tot slot zal ik dan ook dat levensproject zeer bondig kunnen typeren. | |||||
LiteratuurpsychologieHet literaire werk van De Beauvoir wordt vrijwel nooit op zichzelf bekeken. Men leest De Beauvoirs romans als beschrijvingen van haar eigen leven: de vrouwelijke hoofdpersonen worden steevast vereenzelvigd met hun auteur. De egoïstische Françoise uit Uitgenodigd, de neurotische Régine uit Alle mensen zijn sterfelijk, de anorectische Laurence uit De schone schijn, al deze personages zouden niets meer zijn dan de getrouwe afspiegelingen van De Beauvoir zelf. Ook Monique, de wanhopige door haar man verlaten vrouw uit de novelle De gebroken vrouw, zou de auteur zelf verpersoonlijken. De Beauvoirs eigen commentaar op deze interpretatie luidt: ‘Om deze geschiedenis te kunnen schrijven, moet je hem beleefd hebben. Dan heeft zij in haar Mémoires niet alles verteld,’ zeiden sommigen. Anderen gingen nog verder. Een briefschrijfster vroeg mij of het waar was, dat zoals de vrouwelijke voorzitter van een literaire club beweerde, Sartre met mij had gebroken. Mijn vriendin Stépha maakte gesprekspartners er attent op dat mijn leven in niets geleek op dat van Monique; ze hebben zich laten overtuigen. ‘Maar,’ zei een van hen knorrig, ‘waarom legt zij het zo aan dat al haar romans autobiografisch lijken?’ - ‘Zij tracht ze slechts een toon van echtheid te geven,’ antwoordde Stépha hen (Alles welbeschouwd: 144).
Toril Moi (1990) hekelt de personalistische benadering van De Beauvoirs literaire werk, die zij onder andere bij de auteur Jean-Raymon Audet aantrof als volgt: ‘Had De Beauvoir het harde nomadenbestaan van bedoeïnenvrouwen beschreven, ook in hen zou Audet nog de egocentrische portretten van de auteur zelf hebben gezien.’ Moi stelt terecht dat op die wijze aan het gehalte van De Beauvoirs werk geen recht wordt gedaan: het wordt gereduceerd tot een onbewuste persoonlijke ontboezeming. Des te merkwaardiger is het dat ook Moi zelf met een minstens zo psychologiserende benadering komt van De gebroken vrouw. Ook zij identificeert Monique met Simone, ook zij leest de novelle als een soort ontboezeming, zoals we hieronder nog zullen zien. Maar laten we de novelle op zich eerst eens wat nader bekijken. | |||||
De gebroken vrouwDe tekst van zo'n honderd pagina's verscheen in afleveringen - geïllustreerd met etsen van De Beauvoirs zuster Hélène - in het ‘dames- | |||||
[pagina 908]
| |||||
blad’ Elle, reden voor Frankrijks literatuurcriticus Bernard Pivot om het verhaal als een keukenmeidenroman af te doen.Ga naar eind1. De tekst is geschreven in de vorm van dagboekaantekeningen van Monique, een vrouw van middelbare leeftijd, die zich volledig met haar rol als echtgenote en moeder heeft geïdentificeerd en nu verlaten wordt voor een andere vrouw. We lezen mee met Moniques pogingen om zichzelf staande te houden en een antwoord te vinden op hetgeen haar overkomt. De lezeressen van Elle nu bleken ook hartelijk met Monique mee te leven. De Beauvoir werd overstroomd met brieven van vrouwen die hun sympathie betuigden voor Monique. Ze identificeerden zich
Simone de Beauvoir
met haar lijdensweg en vroegen zich af waarom zij zich bleef richten op een man die haar onwaardig was. De Beauvoirs commentaar op deze sympathiebetuigingen was dodelijk. De briefschrijfsters waren haars inziens ‘gebroken vrouwen, half gebroken vrouwen en vrouwen die voorbestemd waren het te worden (...); hun partijdigheid toonde aan dat zij, ten opzichte van hun man, hun rivale en henzelf, net zo verblind waren als Monique. Hun reacties berustten op een enorme misvatting’ (Alles welbeschouwd: 142). Wat wilde het geval? De Beauvoir had tussen de regels door een hele andere strekking verpakt: die van Moniques onwaarachtigheid. Monique heeft haar carrière opgegeven voor haar man Maurice en gaat er prat op een toegewijde echtgenote en moeder te zijn. Haar beide dochters zijn het huis uit. Maurice is een relatie aangegaan met de succesvolle advocate Noëllie. Monique draait zichzelf een rad voor ogen. Maurice en zijzelf zouden tot een verheven type mensen behoren, waar anderen niet aan zouden kunnen tippen. Zijzelf zou staan voor de wezenlijke waarden van het leven, Noëllie zou slechts een oppervlakkig bestaantje leiden. Monique klampt zich aan elke strohalm vast om maar niet te hoeven erkennen dat zij en haar man zo van elkaar vervreemd zijn dat hij haar zal verlaten. Zij verdraait alle feiten tot zij er bijna gek van wordt. De Beauvoir: ‘Zij weeft zelf de duisternis waarin zij verzinkt, zo, dat zij het beeld van zichzelf verliest.’ (Alles welbeschouwd: 140) De Beauvoir heeft een hekel aan moraliserende literatuur maar in een interview verklaart zij desgevraagd dat De gebroken vrouw wel degelijk een boodschap bevat: Ik houd niet van these-boeken, maar het verhaal behelsde dat een vrouw onafhankelijk zou moeten zijn. De heldin van De gebroken vrouw gaat volledig te gronde omdat zij alleen voor haar man en kinderen leefde. Het is dus in zekere zin een heel feministisch boek omdat het tenslotte bewijst dat een vrouw die | |||||
[pagina 909]
| |||||
alleen voor huwelijk en moederschap leeft ongelukkig is. (Simons 1989)
De Elle-lezeressen was die pointe geheel en al ontgaan. Voor hen was niet Monique maar haar overspelige echtgenoot de schuldige. Om te begrijpen hoe dit interpretatieverschil tot stand kon komen moeten we ons nader buigen over De Beauvoirs dubbelzinnige verhouding tot de theseroman: zij houdt daar niet van maar wil blijkbaar wel een boodschap uitdragen. Wat bedoelt zij daarmee? Om die vraag te beantwoorden moeten we ons verdiepen in haar opvattingen over de verhouding van filosofie en literatuur enerzijds, van moraal en ethiek anderzijds. | |||||
De filosofische romanIn een artikel genaamd ‘Littérature et métaphysique’ (1946) verdedigt De Beauvoir het bestaansrecht van de zogenaamde filosofische roman, door haar ook wel ‘roman métaphysique’ genoemd. De Beauvoir brengt een onderscheid aan tussen de pure filosofie en de filosofische literatuur. De pure filosofie tracht de essentie van het algemene menselijke existeren op het spoor te komen en weer te geven in abstracte theoretische taal. Maar daarmee is het niveau van het subjectieve, van het singuliere en dramatische aspect van de menselijke bestaanswijze nog niet geëxpliciteerd. Ieder mens heeft ‘metafysische ervaringen’, waarin hij zichzelf ervaart als geheel binnen het totaal van de wereld en een bepaalde zin geeft aan het bestaan. Welnu, om deze subjectieve ervaringen uit te drukken is slechts het literaire genre toereikend. Alleen de literatuur kan de menselijke ervaring in al zijn rijkdom weergeven. Zij toont namelijk het singuliere en het evenement. Dus moet de filosofie, wanneer zij de subjectieve dimensie van de menselijke conditie tot uitdrukking wil brengen, zich verbinden met het literaire genre. Wanneer zij de gehele ‘condition humaine’ wil bestrijken kan zij eenvoudigweg niet om die subjectieve dimensie heen. Zij moet dan de vorm aannemen van filosofische literatuur en daarbij vasthouden aan de opzet van de romanschrijver om de menselijke ervaring ‘in haar oorspronkelijke vorm op een fictief niveau weer te geven’, aldus De Beauvoir. De filosofische roman moet de metafysische ervaringen van de mens in hun doorleefde, concrete vorm beschrijven, zonder ze te reduceren tot verdorde essenties. Hierin onderscheidt hij zich van de theseroman die een abstracte stelling wil bewijzen en mensen alleen als marionetten ten tonele voert. De Beauvoir beschouwt haar vroege literaire werk, met name de romans De anderen en Alle mensen zijn sterfelijk, achteraf als typische theseromans. Vanaf 1946 hanteert ze het uitgangspunt dat een filosofische roman geen tractaat mag zijn, maar concrete ervaringen van mensen moet tonen, die niet tot abstracte filosofische schema's of formules kunnen worden herleid. De wijziging van De Beauvoirs gezichtspunt hangt samen met een bepaalde ontwikkeling in haar denken over ethiek. We zullen daar nu naar kijken.Ga naar eind2. | |||||
EthiekDe Beauvoir introduceerde in haar essay Pyrrhus et Cinéas (1943) en in het eerste deel van haar ethische werk Een moraal der dubbelzinnigheid (1946) de zienswijze dat een abstracte moraal, bestaande uit algemene regels, geen bestaansrecht heeft. Ethische beslissingen zijn volgens haar altijd subjectieve afwegingen van mensen van vlees en bloed. In concrete situaties bieden algemene morele regels geen uitkomst. Altijd is het menselijk afwegen doorslaggevend. Achtergrond van haar opvatting in deze is haar nadruk op de mens als ‘gesitueerd’ wezen, dat wil zeggen als een in tijd en ruimte levend, lichamelijk, wezen. Als zodanig kent de mens voor- en afkeuren, hartstochten en projecten en een betrokkenheid op zijn omgeving en medemensen. Waarden bestaan alleen in | |||||
[pagina 910]
| |||||
deze doorleefde betrokkenheid van de mens op zijn medemensen. Ethiek is dus altijd gekoppeld aan het concrete bestaan van de concrete mens ofte wel aan contexten. Maar ethiek vooronderstelt wel een bepaalde basishouding: een houding van emotionele, positieve, betrokkenheid op de wereld en de medemensen. Deze houding komt volgens De Beauvoir neer op een acceptatie van onze oorspronkelijke vrijheid.Ga naar eind3. Het feit dat de mens oorspronkelijk vrij is zegt op zichzelf nog niet zoveel. Doorslaggevend is wat hij met zijn vrijheid doet. Hij kan die verloochenen, weigeren of ontkennen (bijvoorbeeld door zich cynisch afzijdig te houden van alle gebeurtenissen om hem heen, of bijvoorbeeld door een ander voor zijn bestaan verantwoordelijk te houden). Hij is dan te kwader trouw. Maar hij kan ook zijn vrijheid accepteren en aanvaarden dat hij zichzélf moet vormgeven. Wanneer mensen op die manier - in de termen van De Beauvoir - ‘zich vrij willen’, willen ze ook de menselijkeSimone de Beauvoir
vrijheid als zodanig en dus die van hun medemensen. Alleen op basis van deze grondhouding kunnen echte liefde, solidariteit en vriendschap bestaan. Want dan alleen berust de mens in zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven en probeert hij niet langer om zijn bestaan als apart individu te loochenen door anderen tot zijn verlengstuk te maken of zich als verlengstuk van anderen op te stellen. Dit is de kern van De Beauvoirs ethiek: je kunt pas van een ander houden wanneer je je eigen vrijheid en daarmee je bestaan als zelfstandig individu op je neemt en accepteert. De ethiek staat bij De Beauvoir dus voor een levenshouding van positieve betrokkenheid op de medemens. De invulling van die levenshouding moet ieder mens voor zichzelf uitwerken in de vorm van concrete normatieve beslissingen. Aan het slot van Een moraal der dubbelzinnigheid poogt De Beauvoir enkele methodische regels te vinden die hierbij behulpzaam zouden zijn. Ze formuleert dan regels vergelijkbaar met de maximen van Kantiaanse typen moraalleer. Achteraf beschouwt ze die poging als een moralistische onderneming waarin ze zich niet langer kan vinden. Zij blijft echter bij haar hoofdstelling dat mensen een ethische levenshouding moeten aannemen en zich positief tot hun medemensen moeten verhouden, én bij haar zienswijze dat ethiek zich bevindt op het denk- en belevingsniveau van concrete mensen. Tegen de achtergrond van het bovenstaande nu wordt duidelijk wat De Beauvoir bedoelt als zij stelt dat De gebroken vrouw een boodschap bevat, zonder dat het hier een theseroman betreft. Het genre van de filosofische literatuur doet haars inziens recht aan de subjectieve dimensie van het menselijk bestaan en kan als zodanig een ethische boodschap bevatten: zij kan de ethische dimensie van een concreet individueel bestaan uitdrukken, waarbij de grondhouding van het ‘zich vrij willen’ voorwaarde is. De Beauvoirs latere romans laten zich mijns inziens het best kwalificeren als ethische ro- | |||||
[pagina 911]
| |||||
mans. Er wordt een bepaalde normatieve zingeving in uitgedrukt zonder dat die de gedaante aanneemt van een abstracte morele these (zoals we dat in de vroege romans nog aantreffen). Wanneer we bijvoorbeeld de roman De mandarijnen (1954) nader bekijken, zien we dat ethische beslissingen van mensen van vlees en bloed centraal staan in het verhaal. Hoe moet ik handelen, hoe kan ik met mijn leven iets zinvols doen? Het hele boek is opgebouwd rondom de ethische dilemma's van een aantal hoofdpersonen, die we volgen bij hun concrete beslissingen. | |||||
De gebroken vrouw als ethiekWanneer we ons nu opnieuw buigen over de novelle De gebroken vrouw, kunnen we dan concluderen dat we ook hier te maken hebben met een filosofisch-ethisch werk? De Beauvoir heeft toch juist de subjectieve belevingswereld tot spreken gebracht van een vrouw die zich absoluut niet vrij wil, zich zelfs vastklampt aan haar status als echtgenote? Mijns inziens kan De gebroken vrouw wel degelijk als zo'n literair filosofisch-ethisch werk worden aangemerkt wanneer we de structuur van de tekst nog iets nader bekijken. Wat is het geval? De Beauvoir is op een indirecte wijze te werk gegaan. Op het subjectieve belevingsniveau van hoofdpersonage Monique heeft zij een bepaalde zingeving aan het bestaan verwoord die model staat voor hoe het niet moet. Door middel van de ironiserende technieken van de omkering en de overdrijving wordt hier een bepaalde ethische levenshouding bepleit. Zorgvuldig heeft De Beauvoir - in de gedaante van Monique - een subjectieve wereld geschetst die in zich een oproep tot een tegenovergestelde, ethische, levenshouding bevat. Zo wordt hier, door de subjectieve belevingswereld van een concreet personage te schetsen, tegelijk een ethische boodschap naar voren gebracht. Het subjectieve niveau in De gebroken vrouw is een zorgvuldige filosofisch-ethische constructie. Het gaat hierbij geenszins om een directe aanwezigheid van De Beauvoir zelf in de tekst. We hebben gezien dat Toril Moi zich kwaad maakte over de psychologiserende leeswijze van De Beauvoirs literaire werk. Maar wanneer we nu, zoals beloofd, haar eigen visie op De gebroken vrouw onder de loep nemen, stuiten we op het eigenaardige feit dat ook Moi's leeswijze hieraan mank gaat. Moi (1990) begint haar beschouwing over De gebroken vrouw met een relaas over de tegenstrijdige interpretaties ervan. Ook Moi's studentes lazen de tekst voor het merendeel instemmend, dat wil zeggen in identificatie met Monique, en begrepen De Beauvoirs ironie niet. Moi stelt nu allereerst dat De Beauvoir een fout heeft begaan door de boosdoener in de eerste persoon enkelvoud op te voeren. Agatha Christie had dit ook al eens geprobeerd, maar zij zou zich daarmee de woede van haar lezers op de hals gehaald hebben. Terecht, volgens Moi, want een dergelijke opzet schendt de regels van het spel. Nu lijkt dit op zijn zachtst gezegd wat overdreven. De technieken van omkering en overdrijving waarvan De Beauvoir gebruik maakte, kennen op zichzelf een zeer lange voorgeschiedenis. En ook vandaag de dag worden er romans geschreven met een vergelijkbare opzet, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse roman Werther Nieland van Gerard van het Reve, waarin wij als alwetende lezers een ironische houding aannemen tegenover de vertellende instantie.Ga naar eind4. Deze vertelwijze kán echter tot gevolg hebben dat de lezer zich juist identificeert met de hoofdpersoon. Het punt is dat ironie, het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt, een bepaalde voorkennis of ingewijdheid veronderstelt bij de lezer. Deze moet iets weten van de schrijver of de context om de ironie te begrijpen. Hiermee is voor ons de vraag beantwoord waarom De Beauvoirs bedoelingen met De gebroken vrouw zo konden worden misverstaan. De Elle-lezeressen vormden een publiek | |||||
[pagina 912]
| |||||
dat de context van haar werk, haar filosofische opvattingen, niet kende. De Beauvoir heeft er zelf toe bijgedragen dat haar tekst werd misverstaan door steeds te benadrukken dat zij een literair schrijfster was. Pas aan het eind van haar leven durfde zij zich meer als filosofe te afficheren. Het feit dat De Beauvoir zichzelf gedurende haar leven presenteerde als schrijfster heeft zo zijn redenen.Ga naar eind5. We kunnen hier echter concluderen dat zij daarmee in ieder geval de lezeressen van Elle om de tuin heeft geleid. Toril Moi zocht het antwoord op de vraag waarom De gebroken vrouw werd misverstaan niet in de context maar in de - zogenaamd foute - structuur van de tekst. En ook de tweede reden die zij aanvoert voor het misverstaan ligt op het niveau van de tekst zelf. Zij stelt namelijk dat in de tekst bepaalde obsessionele emoties van De Beauvoir aanwezig zouden zijn, ongeacht de bedoelingen van de auteur. De Beauvoir zou de controle hebben verloren over haar schrijven: de tekst zou er met haar emoties vandoor zijn gegaan zoals in een therapie de patiënt ook niet luistert naar de woorden waarin hij zijn obsessies uit. En hier stuiten we op het psychologiserende karakter van Moi's benadering. Heeft De Beauvoir in weerwil van haar eigen ontkenningen toch niet haar eigen verhaal neergeschreven? Moi beantwoordt die vraag bevestigend en komt met haar feministisch-psychoanalytisch georiënteerde literatuurtheorie in feite niet veel verder dan de doorsnee-benadering van deze auteur. Mijns inziens is het subjectieve moment in de tekst volledig geconstrueerd door De Beauvoir, vanuit haar filosofische positie. Waar Moi obsessies ziet gaat het juist om bewust gekozen overdrijvingen. Het doet vreemd aan Moi te horen beweren dat De Beauvoir en Monique identiek zijn, terwijl zij zelf scherp stelling nam tegen al diegenen die De Beauvoirs personages identificeerden met hun auteur. Het bezwaar van dergelijke zienswijzen, inclusief die van Moi, is dat men de pointe mist van De Beauvoirs literaire werk, het feit namelijk dat dit steeds filosofisch van karakter is. Pas in dit licht wordt een bepaalde kwaliteit van haar werk zichtbaar. De Beauvoir is geen literair schrijfster zoals Virginia Woolf. Haar gehele literaire werk is als filosofische literatuur te kwalificeren: het vroege als moraalfilosofische, het late als ethisch-filosofische literatuur. Niet alleen haar werk, ook haar leven is ‘doordrenkt’ van filosofie, zoals zij zelf aan het eind van haar leven stelde. We kunnen tot slot, in het verlengde van het voorafgaande, het leven van De Beauvoir zeer bondig typeren. Wanneer we het psychologisch reductionisme achter ons laten, welk beeld verschijnt er dan van De Beauvoir? | |||||
Het leven als ethiekWe hebben hierboven gezien hoe het literaire werk van De Beauvoir in dienst stond van haar filosofische opvattingen en tegenover de psychologisch-reductionistische benadering een andere opvatting van haar werk voorgesteld. Ik zou nu de lijn door willen trekken en willen beweren dat we ook het leven van De Beauvoir, en met haar dat van vele anderen, moeten ‘lezen’ als een filosofische, bewuste, onderneming. De Beauvoir was vastbesloten om haar leven als individu ter hand te nemen. Zij wilde breken met alle codes van het welopgevoede meisje en zichzelf stileren tot een ander type vrouw: tot de intellectuele, creatieve vrouw die een plezierig veelzijdig leven leidt, maar die als zelfstandig individu ook in staat is tot het geven van vriendschap en liefde en het opbrengen van solidariteit met de medemens, zoals haar ethiek haar voorschreef. Het is juist dit bewuste zelfontwerp dat de originaliteit van haar leven uitmaakt en het is als zodanig interessant. Sadder and wiser weten we anno de jaren negentig dat vrouwen niet per se prettige wezens zijn. Het leuke bij vrouwen zit 'm zeker niet in hun ware aard, psyche of iets dergelijks, maar moeten we eerder zoeken op het symbo- | |||||
[pagina 913]
| |||||
lische niveau: bij de stijlen van openbaarheid die zij hebben gecreëerd bijvoorbeeld in de vorm van de saloncultuur en in de vorm van openbare pogingen om hun eigen leven te stileren. Of die pogingen geslaagd zijn staat voor mij daarbij op het tweede plan. Naast bewuste zijn mensen ook onbewuste wezens en natuurlijk brengt dat allerlei begrenzingen met zich mee. Het gaat er echter om wat wij maken van hetgeen we gemaakt zijn, zo zou ik hier nogmaals Sartre en De Beauvoir willen nazeggen. Juist dat aspect maakt de individualiteit en originaliteit uit van het leven van mensen, niet het minst van dat van Simone de Beauvoir. | |||||
Literatuur
|
|