krab?’ ‘Maar de mensen in Malakka geloven dat! Het is een speciale krab met een kruisje op zijn schild. Daarom heeft hij dat kruisje, begrijp je wel.’ Als hij me in Brussel weer naar de ridders vraagt, vertel ik hem over de arme boeren die heel hard moesten werken op het land van de heren. En als de heren weer eens oorlog voerden, dan deden ze dat op de gewassen van de boeren. Dat is niet goed. Hij luistert maar het gooien met pek en het afschieten van grote stenen is veel spannender dan mijn sociaal getinte geschiedenislesje. Zo'n katapult en dan sneden ze het touw door en daarna renden ze door het gat in de muur, anders kwamen ze er niet in. Ik knik, nee, anders kwamen ze er niet in. ‘Konden ze niet gewoon kloppen op de poort?’ ‘Nee, want het was oorlog.’ ‘Dat is waar, ze kwamen niet om gezellig een biertje te drinken.’ ‘Je begrijpt het niet. Je moet het zo zien,’ legt Jeroen me uit. ‘Er zijn twee kanten. Ze hebben een oorlog.’ Hij maakt korte gebaartjes met zijn armen, waarbij zijn handen verschillende maten aannemen tot ze in een handklap bij elkaar komen. En zo zie ik het ook maar, althans een beetje, door zijn ogen. Want het is natuurlijk wel oorlog, echt menens en zoiets is een merkwaardige verstrengeling van twee kanten. Wat kan hem Mechelen schelen met restaurant Raymond Ceulemans, wat weet hij van biljarten. En de straat Leegheid met een dwaze maagd van Rik Wouters op de gevel geschilderd. Een dwaze maagd, wat is dat? En wat moeten we denken van haar aanwezigheid in een straat die Leegheid heet? Toch waren we daar eens. In de laatste week van de maand december in het jaar van de ridders en het regende veel. Niet in Mechelen, daar bleef het droog. Ik denk door tussenkomst van Franciscus, hij kende me nog, een vriendendienst. Maar overal in Klein-Brabant regent het in die week van dat jaar toen Jeroen me van de ridders vertelde.
Hoe stonden de zaken ervoor in Klein-Brabant? Ik ontdekte een provincie die vol lag met kuilgras. Een land van blinde gevels, grasland en kale akkers. Een vrouw in een kleine kruidenierszaak aan de rand van Aalst vertelde me dat de schoenen- en textielfabrieken gesloten waren. Men was werkloos. In Brussel had men het Manneke Pis een kerstmannenpakje aangetrokken. Het was dus zogezegd niet zoals het zijn moest: een blote piemel met een ferme straal en een gelukkig arbeidzaam leven.
St. Amands bleek een dorp te zijn in de bocht van de Schelde, niet meer dan een gat in de provincie Klein-Brabant. Er wonen ruim vierduizend varkens, vierduizend kippen, zevenduizend mensen, zeven vluchtelingen en elf arme mensen. De mensen produceren