je moet met elkaar leven
met trommel en trompet trekt hij de wereld in
dieptreurig desalniettemin betreurt hij zijn blijde zin
de geleerde zwerver de geharde bijtende gezoogde
want dat heeft hij bereikt van de fluitende kampeerders
rooft hij de rugzak die hij opent in het dauwdruipende woud
crackers en hagelslag en in de verte klepelende klokken koud
maar zalig die treuren het gras verdort en de bloem valt af
zo verheft hij zich en wandelt door het woud naar de stad
voor straf zegt hij niets aan de papegaai in zijn oor
die gaat in de kakelende winkelstraat vanzelf te loor
nu ligt hij wakker onder het spanlaken van de grote stad
hij is een olievlek gelekt uit een ontzaglijke motor
een betoverde treurbol en waanwijze gieter
overal krijgt hij op zijn sodemieter om wat hij stal
zeven crackers en slechts één hagelslag een niemendal
nijdig scheurt hij de tandeloze vadsige diepte open
en krast in het karkas van de stad met de snavel
van zijn dode papegaai de boodschap van alle tijden
reikhalzend lezen de voorbijgangers de boodschap het bericht
en mompelend met stralende ogen gaan zij uit elkaar en zijn gesticht
De drie hier gepubliceerde gedichten, geschreven in maart/april 1994, zijn afkomstig uit de nalatenschap van Lucebert. Deze nalatenschap, te zamen met de onlangs door het Letterkundig Museum verworven manuscripten van Lucebert uit begin jaren vijftig, zal door De Bezige Bij in goed overleg met de erven Lucebert worden gepubliceerd in een geëditeerde uitgave.
De Bezige Bij
Albert Voster
uitgever