De Gids. Jaargang 158(1995)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 616] [p. 616] Frans Budé Voltooiing Het overwonnene. Zweet dat klopt en stijgt, zich uitspreekt in de stilte van de palm. Een onuitwisbare lijn, niet nutteloos voor wie het zingen zoekt in de voortgang van de stroom, zich herinnert hoe elke cel de hand verplaatst, de lijnen in een baan. Dit aanschijn van zijn en niet-bestaan, volmaakt uiteengezet en ingebed, deze vorm die zich overschrijdt, zich inwaarts legt en vecht - hij is de zee, mijn wonde. [pagina 617] [p. 617] Als de oogbal onder water glijdt, daar zwelt en van de draden schrikt - die van de bleekste zon - schroeien de wimpers, de ogen, zich uit het weke weefsel los. Ze parelen als ze gaan zien. Daar- binnen is het buiten, komt en verdwijnt het zicht. Spaarzaam, zo gevoelig, trilt achter witte vliezen de opgekomen stroom. Voltooiing, o duizelende zin, hoe volkomen suist in deze omloop het baldadige kloppen, het uitgesteld begin. [pagina 618] [p. 618] En toch: onder de veldlijnen het geslotene, blakend als de lippen van de lelie. Ochtend is het. Druppels, ongrijpbaar als het zingen in de borst die openvalt. Daarin het mes, de duizeling van het ogenblik. Het flonkert, barst onstuitbaar open. Alles is hier ingeademd, uit- gesproken echt. Geen blikseming dan het heilige, roepend om een mond die toegeeft, meezingt met wat verscholen zich voltrekt, stijf van angst, vol zichtbaarheid. [pagina 619] [p. 619] Het buigzame dat zich spant onder onze hersenen. Hoe vruchtbaar langs stokken en langs schijven de klier zich open geeft, gewonnen. De spier die zich verheft, de hand optilt. Wij zijn vergroeid, vanbinnen vol met schoonheid. Buiten schuift het licht het lichaam langs totdat het zich verslingert aan een warmte, toegeeft aan het zachtste wiegen dat zich uitstort voor het scheppen gaan. Open onze monden, nu - wij staan zo mateloos, zo vol met schoonheid ongeven door ons tegenwicht. Vorige Volgende