| |
| |
| |
Bodo Kirchhoff
De presentator van een stripteasenummer houdt het niet voor gezien
I
Goedenavond, dames en heren, u ziet hier een gewone houten stoel, niet waar? Deze gewone houten stoel is het enige rekwisiet voor de misschien wel laatste klassieke striptease op Duitse bodem, die ik dan ook met goed fatsoen durf te presenteren. We gaan iemand zien die het niet nodig heeft om geboortedatum en naam te veranderen, iemand die u gerust bij de naam kunt noemen die op haar doopbriefje staat, namelijk Andrea, waarbij ik het me, als haar vaste begeleider, mag permitteren ook Andreas te zeggen.
Andrea's nummer is er louter en alleen voor uw vermaak, terwijl ik er louter en alleen ben voor de verspreiding van Andrea's roem: dienaar van een dienares, zoals Andrea's moeder het graag noemt; ze zat vroeger zelf in het vak, een van de toppers van de klassieke striptease, bedenkster van de naakte pietà en andere figuren, leeft nu teruggetrokken. Natuurlijk heeft Andrea veel van haar geleerd, bijvoorbeeld dat naaktheid het ondoorzichtigste van alle omhulsels kan zijn, maar ook hoe je het publiek laat wachten of bepaalde tics koestert - Andrea is vegetarisch en alleen al de aanblik van wat voor soort vlees dan ook mijdt ze. Als we in een druk café met een stel onbekenden aan een tafel zitten, constateer ik altijd weer diezelfde blik waarmee ze ook spare ribs, het onderlijf van geplukte kippen of bepaalde, door de grondleggers van haar leefwijze als uitermate duivels bestempelde soorten vet bekijkt. Op zulke plekken blijven we dan niet lang, want mijn lieve Andrea krijgt migraine zo gauw ze ergens van walgt. Ze bestrijdt haar aanvallen met slaap, maar u moet weten dat ze altijd graag slaapt, zelfs zittend, waarbij ze rekent op de algemene sympathie voor mensen die slapen.
Dit had ik ook níet kunnen vertellen, dames en heren, maar om het hier nu alleen over de heupen en de knieholten van Andrea te heb- | |
| |
ben zou toch wat magertjes zijn. Bij een striptease kleedt een mens zich nu eenmaal uit. Een mens als u. Of u. Of ik, om het even. Andrea zal straks in ieder geval op deze gewone stoel gaan zitten, terwijl ze met een kleine, heerlijk obscene beweging onder haar arm krabt - dat kan ik nu niet voordoen, ook daar is oefening voor nodig, of probeert u maar eens met een kleine, heerlijk obscene beweging onder uw arm te krabben, dat krijgt u niet voor elkaar, dat kan ik u verzekeren, alleen al omdat u te zwaar bent. Te oud. Ouder worden betekent immers zwaarder worden, zo zwaar dat je uiteindelijk de grond in zakt - kijk, ik weet natuurlijk niet of u zich allemaal wel eens voor iemand anders heeft uitgekleed, in ieder geval kunt u het zich niet permitteren met uw slip of slipje op de knieën eerst maar eens uw evenwicht terug te vinden, om er dan vlug met het eerste been en vervolgens vlug met het tweede been uit te stappen, en misschien moet die ander u dan nog opvangen ook wanneer u als een amateur zijn kant op tuimelt; vandaar het woord werk. Terwijl je daar bij Andrea niets van merkt. En passant zal ze hier knoopje voor knoopje losmaken, en van het ene moment op het andere duikelt u terug in die verwondering uit uw kinderjaren, toen, op zwoele middagen, een nichtje met schaamhaar, voor mijn part ook een neef met schaamhaar, achter een maar half dichte deur de zwemspullen uittrok; en laat niemand beweren dat hij zulke momenten, verscholen achter een ficus, de vochtige handjes gebald, niet heeft meegemaakt! Andrea zal ze weer bij u oproepen, die momenten, u zult uw ogen dichtdoen en eraan terugdenken. En er dan ongeveer zo bij zitten. Of zo. In een enkel geval ook: zo. Terwijl Andrea deze gewone stoel straks heel anders gebruikt, namelijk: zo.
De ouderen - mijn jaargang - zullen dat nog kennen van een foto, uit Londen kwam die en ging de hele wereld rond, wat zich achter de leuning verborg kon je slechts vermoeden, zoals u slechts kunt vermoeden welke foto ik bedoel, ik kan hier ook alleen maar een hint geven, waarbij die spiekbriefjes in mijn hand natuurlijk wat lastig zijn, maar ik kan niet zonder, waarom zou ik ook; de acteur heeft zijn souffleuse, de presentator heeft zijn spiekbriefjes - alles mag als je maar niet blijft steken, is ook Andrea's idee; ik verwacht haar trouwens elk moment nu, ik bedoel niet nu meteen. Het kan nog een paar momenten duren, dat bedoel ik, en tot het zover is zou ik natuurlijk een schuine mop aan u kunnen slijten, zoals mijn collega's dat doen; het aantal tactvolle presentatoren loopt immers sterk terug, de kunst van de tact sterft logischerwijze uit samen met die van de klassieke striptease en daarom: geen vieze mop. Maar waar- | |
| |
om niet een nette mop, een damesmop. Andrea's moeder en ik hebben er een hele vakantie lang aan geknutseld. Er komt een man bij de dokter - daar werden we het snel over eens - en die moet constateren dat de dokter een vrouw is. Dokter, verklaart de man, ik heb last van mijn voorstanderklier - daar waren we het pas na dagen over eens. Zo zo, zegt de vrouwelijke dokter, en waarbij dan wel?, waarop de man begint te huilen - dat was Andrea's idee. Maar waarom huilt u nu? vraagt de dokter, heeft u problemen met urineren? De man schudt zijn hoofd. Last bij het zitten dan? De man schudt zijn hoofd. Problemen bij de liefde dus. De man snikt. Nou, laten we maar eens kijken, zegt de dokter, en toen was onze vakantie afgelopen - maar een echte goeie bak, zegt mama altijd, moet rijpen, als dat tenminste terzake doet nu, ik kan beter bij mijn striptease blijven, nog wat essentiële zaken vermelden: het is de bedoeling van de klassieke striptease dat iemand compleet aangekleed, zoals ik dus, een podium betreedt en het compleet ongekleed weer
verlaat - en wat daartussenin ligt is een kwestie van smaak, zegt Andrea's moeder bij al onze bezoeken. Ze heeft totaal geen contact meer met het nachtleven maar ze geeft nog steeds goede tips - zelfs een handschoen moet je volgens haar uittrekken alsof er een knie onder te voorschijn komt. Na die tips pakt ze haar albums. Zij met Gründgens. Zij met Brecht. Zij met Picasso. Madame in Hamburg, in Berlijn, in Parijs. Die bezoeken aan haar geven ons altijd een beetje een knauw, ik moet Andrea en mezelf iedere keer weer oppeppen daarna. Je kunt een knie tegenwoordig niet meer zo ontbloten, zeg ik, zoals dat in de jaren zestig mogelijk was, en je kunt van een blote knie ook niet meer zoveel verwachten als pakweg tijdens de bouw van de muur, dat kan ik zelfs met mijn eigen knie demonstreren, ja, waarom zou dat minder goed gaan dan met de knie waar u hier allemaal op zit te wachten; of, laten we die knie even voor wat hij is, neem nu de navel, met recht de origineelste plek van het lichaam, een mond in feite, vaak een akelig stukje kraakbeen, bij een ander weer een charmant kuiltje, en toch zou niemand zeggen: O wat een mooie vrouwennavel, zoals je zegt: O wat een mooie vrouwenknie. Dus helemaal onafhankelijk van het geslacht, mijn navel. En toch: deze knoopjes blijven dicht. Moeilijk om daar vrede mee te hebben. Ik bedoel om een navel te hebben die je niet mag laten zien hoewel hij er best mag wezen, alleen omdat er bij wijze van spreken een andere navel in de zaal staat. Wat heeft de presentator van een paardennummer het dan gemakkelijk; of van een minister die tijdens zijn verkiezingscampagne bij wijze van uitzondering een boek in zijn hand heeft.
| |
| |
Leest u? Waarschijnlijk niet, anders zat u thuis. Ik lees graag de bijbel; of Simone de Beauvoir, De tweede sekse, intelligente vrouw, mama was altijd tegen haar, zoals tegen alles wat mij een steuntje in de rug gaf. Tot de dag van vandaag kan ze me niet vergeven dat ik in de jolige jaren tachtig eens een affaire had, zwembadvriendinnetje, puur lichamelijk, maar ze neemt het me nog steeds kwalijk. Absolutie is immers een uitvinding van mannen die ze oorspronkelijk op hun vrouwen wilden toepassen, tot bleek dat vrouwen daar volkomen onontvankelijk voor waren - als mama niet op dit voorval uit de jaren tachtig terugkomt, ben ik al tevreden. En als ik haar eens met veel geduld aan de telefoon tot een paar beminnelijkheden weet te bewegen, bijvoorbeeld dat ze net doet of ze naar me luistert, net doet of mijn zorgen haar interesseren, ben ik min of meer gelukkig, wat voor Andrea iedere keer een opluchting is; ze komt trouwens dadelijk. Ze zal nu wel net met haar warming-up bezig zijn, zoals een zangeres inzingt, behalve dat Andrea natuurlijk niet gaat zingen straks en u niet, met permissie, daar dom met uw hoofd bij kan gaan zitten wiegen. Als ze dan warm is, verschijnt ze met afgemeten passen van die kant, terwijl ik, met een impresarioachtig gebaar, zoiets ja, naar die kant verdwijn. Zij komt, en ik ben weg, zo is de gang van zaken. Zonder een woord nadert ze deze gewone stoel en laat zich er ten slotte op zakken - ik wil dat graag nog even aanstippen -, en ook verder verloopt alles alsof Andrea helemaal alleen is, alsof u gewoon voor een sleutelgat zit en toekijkt hoe ze zich uitkleedt; dat is namelijk exact de kunst van de klassieke striptease: een zich-onbespiedwanen aannemelijk maken. Vandaar ook die hele verloedering van wat er tegenwoordig in de buurt van stations, maar ook al lang op de televisie wordt vertoond; de televisie is de doodgraver van de erotiek, ook al beweert Blomberg, onze paus in dezen, het
tegendeel. Blomberg en ik kregen daar onlangs nog ruzie over, ik weet niet of u zich dat nog herinnert...
Baden-Baden, Großer Kursaal, programma Intim. We zaten voor lopende camera's, Blomberg en een dame uit Graz, erotische-kunstdeskundige, daartussenin ik, in de plaats van Andrea, die haar migraine kreeg, en ons vis-à-vis mijnheer de gespreksleider of kletsmaster - die met zijn scheve lachje, hier, in zijn mondhoek -, twee handen op één buik met Blomberg - Blomberg, als altijd, advocaat van de toeristenstriptease, de hele poespas compleet met struisvogelveer, inclusief channn-sonn d'aa-mouu-hoe-hoe-oer, ratta-taa-taa-taah... Natuurlijk ging ik daartegen in: ceremonie van het uitkleden is de striptease, een besloten eredienst, een ritueel, waarop
| |
| |
Blomberg zich op zijn dijen sloeg - striptease is of populair of dood, riep hij spetterend de Große Kursaal in, en sindsdien zijn Andrea en ik elke avond bang dat hij tussen het publiek zit en ons bekijkt, om vervolgens in zijn maandagse column alles af te kraken. Maar totnogtoe, toi-toi-toi, geen spoor van Blomberg, geen dijengeklets en geen ratta-taa-taa-taaah! - nou krijg ik dat niet meer uit mijn hoofd, kent u dat? - maar nu wel, eindelijk, een spoor van Andrea, haar onmiskenbare geur; hoogste tijd de stoel te ruimen.
Chanel. Nummer 19. Begin jaren tachtig kwam Andrea op het idee dat te gebruiken, daarvoor zat zoiets er helemaal niet in; de jaren zeventig waren toch een tijd waarin zelfs de slimsten tot fanatiekelingen werden; Andrea verzette zich tegen zeep, terwijl ik in psychodramatische groepen zat, altijd hetzelfde: je moest aan je moeder denken en nee schreeuwen. Het was zelfs gewenst speciaal daarvoor aangeschaft meubilair in elkaar te slaan, wat ik als enige deed, en waar mama dan voor op moest draaien en waar ze voor altijd het recht om mij op te bellen op heeft gebaseerd. Elke zondag belt ze, steeds hetzelfde liedje: Wanneer verschijn je weer eens, wanneer speel je Hamlet? Mama denkt namelijk dat ik de toneelschool heb bezocht, maar ik heb daar nooit een voet gezet, ik heb in groepen gezeten en nee geschreeuwd, nee, maar daar wil ze niks van weten, en zo eindigen die zondagse telefonades altijd in tranen, zodat het geen wonder is dat Andrea er een gewoonte van heeft gemaakt de hele zondag te slapen - en hoe ze slaapt, mijn lieve Andrea. Met het ene been licht opgetrokken ligt ze bij voorkeur op haar buik, 's zomers vaak alleen met een hempje aan dat nog net een stuk van haar dijen bedekt - dijen met een huid, dames en heren, een huidje, met geen adjectief te beschrijven, zodat je het beste gewoon over huid kunt praten, Andrea's huid -, een hempje tussen haakjes dat af en toe een beetje omhoogkruipt, over haar kontje, wat mij natuurlijk niet koud laat, vooral als ik het nu zo bij mezelf zeg, over haar kontje - of net zo goed als ik dijen zeg, een woord dat vanzelfsprekend ook niemand koud laat, nog minder als je het met een ander woord verbindt: openen, en daar denkt u al wonder wat, kan ik me indenken, Andrea zal u wat dat betreft ook niet teleurstellen, met huid en haartjes, zo u wilt, zal ze zich zo dadelijk aan haar striptease wijden, maar voor het zover is, blijft het bij woorden: waar je niet te min over moet
denken. Voor een presentator betekenen ze alles, de bestaansbasis; kijk, zonder een woord als huid was ik nergens, een bescheiden en toch rijk woordje, triomf van onze taal, duidelijk superieur bijvoorbeeld aan het Engelse skin. Ik zou nooit een voor- | |
| |
proefje van Andrea kunnen geven als ik op het woord skin aangewezen zou zijn, u zult het zien zodra Andrea op deze gewone stoel zit, handen in de schoot, terwijl je op de achtergrond niet zoiets als het beroemde Fever hoort, niet: Never know how much I love you, never know how much I care, when you put your arms around me, I get a fever that's so hard to bear, maar, experiment: Giuseppe Verdi - trouwens: mijn liefste woord, ik gebruikte het net, is natuurlijk schoot, zachtheid en onverbiddelijkheid in zich verenigend, met in zijn centrum de mooiste en raadselachtigste letter van het alfabet, de o, vol van klank maar qua vorm gelijk aan het teken voor niets. En ook in dit geval weer, in het geval schoot: het hoorbaar zwakkere van het Engelse womb, ja zelfs van het Italiaanse grembo.
Verder. Waarom Verdi, zou u nog kunnen vragen, voordat Andrea hier zo meteen verschijnt en eerst haar schoenen uittrekt - verwacht u geen laklaarsjes, geen sigarettenpijpje, geen enkel raffinement -, ze dus uittrekt, aan de ene kant omdat ze knellen, maar ook omdat het nu juist de kunst is je niet op hakken, maar op blote voeten, onder normale omstandigheden - die u terugbrengen naar die zwoele middagen - uit te kleden, waarbij Verdi als een soort breekmiddel moet fungeren, zodat de toeschouwer - en de toeschouwster, zij ook natuurlijk - niet meteen in die afgrond tuimelen waar ze ooit, als kinderen, bij hun blik door de kier in de deur, in zijn getuimeld; ik zeg dat in alle vrijheid, ook al spreek ik hier niet volkomen vrij voor u, maar wie spreekt er nu volkomen vrij. U denkt toch niet dat die lui op de televisie volkomen vrij spreken, die bedotten ons waar we bij zitten en dat met dat scheve lachje; de eerste de beste minister is tegenwoordig appetijtelijker dan iemand van de televisie. Laten we niet naar Baden-Baden gaan, dacht ik nog, maar Andrea zag zich al half op het kanseliersfeest, ze is nu eenmaal vreselijk ijdel, en op het laatste moment krijgt ze migraine en moet ik voor haar inspringen. Natuurlijk had ik spiekbriefjes met kwinkslagen in elke zak, grapjes, bon-mots, citaten, afschuwelijk, ik heb het allemaal door de wc gespoeld. Nee, nee, nee, alleen mensen als ik werken voor de vuist weg, en hoe langer Andrea me laat wachten, des te meer moet ik verzinnen; elke seconde van haar niet-verschijnen, van haar verdere afwezigheid, vereist een nieuw woord, daarom is de bijbel ook zo dik. Dus praat ik maar, zonder mezelf als een profeet te zien, vooral daarin verschil ik werelden van Blomberg. Blomberg heeft immers ooit zelf als presentator gewerkt, het laatst in Stuttgart, zonder succes; hij is niet altijd deze paus met zijn maandagse column geweest - ergens voel ik me ook nog gedwongen
| |
| |
helaas om zijn column te lezen, afgelopen maandag begon hij zo: ‘De laatste decennia is de belangstelling voor stripteasedanseressen sterk teruggelopen.’ En vervang nu eens danseres door hongerkunstenaar, en je zit bij Kafka. Blomberg pikt. Maar dat is onze tijd, daar kun je alleen maar tegen opboksen. Ik boks ertegen op, dit etablissement bokst ertegen op, Andrea bokst ertegen op - hier, zo dadelijk, op deze plek, zal ze ertegen opboksen; verder.
Kafka, dat weet u waarschijnlijk helemaal niet, heeft in Praag een keer een striptease bezocht, in ieder geval beweert Andrea's moeder dat, natuurlijk om daarmee aan te geven hoezeer het niveau intussen is gezakt. Hij, Kafka, zou op de tweede rij hebben gezeten zonder met zijn ogen te knipperen, wat wel bij hem zou passen, maar toch klinkt het me wat te mooi, terwijl Andrea er geen moment aan twijfelt - constant staat ze onder die druk dat er prominenten in de zaal moeten zitten, die maatschappelijke dingen betekenen nu eenmaal veel voor haar, zij wilde me toch naar Baden-Baden hebben, ondanks haar haat tegen Blomberg wilde ze in de uitzending, zozeer vergiftigt de televisie een mens. Andrea kan zonder aandacht helemaal niet meer leven, daarom zal ze hier ook dadelijk verschijnen, en daarom moet ik u, voor het te laat is, misschien toch even snel mijn knie laten zien, hoewel, nee: liever een tepel om mee te beginnen, de tepel heeft gewoon minder van zijn luister verloren - welke tepel wilt u zien, de rechter, de linker? Het is natuurlijk zeer willekeurig om te zeggen: we nemen de rechter; hoezo niet de linker, de linker is net zo interessant. Of oninteressant; ik weet sowieso niet, dames en heren, wat er zo interessant is aan een tepel, of het nu de mijne is of die van Andrea. Goed, die van Andrea is vast wel opvallender, gevoeliger - zegt men tenminste, in het algemeen -, alleen waarom zou mijn tepel, links of rechts, niet evengoed opvallend en gevoelig zijn, misschien wel opvallender en gevoeliger? Wat natuurlijk nog bewezen moet worden - ziet u, hier, deze kleine, knopjesachtige verhoging: wie durft er nu echt om te wedden dat die kleine knopjesachtige verhoging - kijk eens, nu wordt hij zelfs nog iets groter, je kunt er best wat aan doen, niet waar -, dat deze dus helemaal niet zo kleine knopjesachtige verhoging - vergelijk het maar met het afgeknikte hoofd van een plastic beertje - duidelijk minder opwindend is dan die van
Andrea, die eerlijk gezegd helemaal niet veel groter en knopjesachtiger is, maar dat zult u zo meteen zelf ervaren.
Plastic beertje was misschien een slechte vergelijking. Je moet ook
| |
| |
helemaal niet vergelijken. Gewoon tepel, basta, dat moet je slikken; u zult nog veel meer moeten slikken. Andrea zal u niet sparen, dat beloof ik. Zodra ze hier straks op het podium staat, waar ik vast op reken, moet u overal op voorbereid zijn. Aan het einde van het nummer, als Andrea alleen nog een bandje draagt en langzaam haar achterkant naar u toedraait, schijnbaar volledig in gedachten - ongeveer zo, ja -, zult u de onweerstaanbare neiging krijgen dat laatste bandje weg te denken, en dat niet alleen voor het moment maar voor de eeuwigheid, wat u als foltering niet moet onderschatten. Dit bandje dus, waar ik een exemplaar van heb meegebracht, een origineel, voilà, licht geurend, Andrea droeg het gisteren nog, kondigt het hoogtepunt van haar optreden aan. Andrea stapt dan op deze gewone houten stoel en staat een beetje voorovergebogen, bijna klaar voor de sprong zou je kunnen zeggen, met ook dat stoutmoedige van een kinderlijke skispringer in haar ogen, dat stukje doodsverachting dat je wel nodig hebt voor de striptease, en ze heeft dus alleen nog dat bandje aan, zo, daar onderdoor, ik zal het eens voordoen, een snoer dat haar kontje in toom houdt, letterlijk beteugelt zoals de toom de merrie, respectievelijk mij, de hengst, en dan alles heel strak aangetrokken, rode tralies, witte huid, werkt niet zo over mijn broek heen, waarbij het dan, hier, tussen de billen verdwijnt, opgeslokt als het ware door het achterste, ja, en er van voren weer uitkomt, hup - als een slangetong die u doet verstijven en ten slotte in applaus laat uitbarsten, en dat precies op het juiste moment, als het hoogtepunt is bereikt, daar rekent Andrea op, en ik reken daar ook op; nu bijvoorbeeld geen applaus.
Dank u wel. U kunt zich niet voorstellen hoe ik heb geleden tijdens die vertoning in Baden-Baden. Om Blomberg te irriteren zei ik dat de klassieke striptease een triomf van de vrouw was, alles van minder allooi daarentegen een triomf van de man. Applaus. Ik zei dat dat natuurlijk ook omgekeerd gold, als een man naakt voor vrouwen stond te dansen. Applaus. En voegde toe dat een beetje triomf van beiderlei kunne er ook wel weer bij hoorde, bij de erotiek. Applaus. Deprimerend; en dan dat gezicht van mijnheer de kletsmaster - blijkbaar is er niets wat niet op zijn begrip kan rekenen, je reinste vuilnisvat, zoals de hele televisie een soort vuilnisbedrijf is. Niemand krijgt me nog zo gek om mijn persoontje op enigerlei wijze in dienst van dat vuilnisbedrijf te stellen - stel nu eens dat de televisie hier aanwezig was, inclusief Blomberg die toch een agent van de televisie is, haar onderdanigste creatuur, dan zouden ze me stiekem moeten opnemen zoals bij die uitzending waar ze mensen
| |
| |
in de maling nemen; met een verborgen cameraatje doen ze dat, zoals onze spionnen, vroeger, alleen heeft het beeld er altijd wat onder te lijden, en ze zijn nog wel zo bezeten op kwaliteit bij de televisie omdat ze verder niets anders hebben buiten hun idiote kleuren, het geluid hoogstens nog, dat zouden ze hier natuurlijk kunnen opnemen, maar dan zouden ze me altijd nog moeten vragen of ze het mogen uitzenden, per slot van rekening is het beschermd, wat ik hier zeg, het is mijn eigendom, de politie zou het desnoods met het waterkanon verdedigen, denk ik; ze zouden me dus eerst eens moeten vragen als ze de politie niet op hun dak willen, en dan zouden ze van mij een monter nee krijgen. Gewoon, met een glimlach, nee. Dat zou mijnheer de kletsmaster voor een moment althans met stomheid slaan, die is verder met niets kapot te krijgen; na die Baden-Baden-affaire entertainde hij iedereen op een toon alsof hij niet uit een Kursaal kwam maar van het front, waarbij uitgerekend kennis op de ridicuulste gebieden het hem mogelijk maakte de onweerlegbaarste praatjes te houden. Maar het ware kruis begon pas na Baden-Baden. Andrea en ik hadden een engagement in de provincie, alles al ondertekend, twee maanden Ingolstadt. Even daarvoor nog in de kuurbusiness, nu plotseling midden in het leven - aankomst in Ingolstadt veertien uur, kamer in Hotel zum Anker. Even opfrissen en een wandelingetje door het Ingolstadtse voetgangersdomein, in een poging, zeg maar, iets van de atmosfeer op te snuiven; tegen de avond wilden we dan in het restaurant van het hotel gaan zitten om als het zo uitkwam kennis te maken met de plaatselijke bevolking, wat ons engagement zou vergemakkelijken. Om de tijd tot dat moment te doden bezochten we een middagvoorstelling van de Union-Lichtspiele van Ingolstadt. Daar draaide een film met Clint Eastwood, die we allebei zeer kunnen waarderen. Behalve Andrea en mij zat er in de grote bioscoop maar een enkele bezoeker, drie rijen verderop. Tijdens de
reclame van Ingolstadtse winkeliers probeerden we ons een paar namen in te prenten om straks in het restaurant gelijk een aanknopingspunt te hebben. Na de reclame kwam de pauze waarin wij en de andere bezoeker pertinent weigerden ijs te kopen, waardoor er een soort band tussen ons ontstond; des te choquerender was het dus toen onze medebezoeker, het gordijn was nog maar net open voor de hoofdfilm, zich overduidelijk onder zijn loden jas ging zitten bevredigen, hoewel de film in dat opzicht niet echt van het meest stimulerende genre was, waarop Andrea mij te verstaan gaf dat ze nooit ofte nimmer in dit oord zou kunnen optreden. Daarbij bibberde ze over haar hele lijf zoals ik vroeger na de douche bibberde voordat mama met de hand- | |
| |
doek kwam; we verlieten dus de bioscoop, pakten onze koffers en namen de eerste trein naar een stad die ons altijd al had gefascineerd, namelijk deze; het geld voor de contractuele boete sta ik hier bij elkaar te verdienen.
Erotiek, dames en heren, is een zaak van de hersenen, dat wilde ik met dit voorvalletje duidelijk maken, van de hersenen, vooral als het hoogtepunt nadert. Andrea stapt dan, zoals ik al zei, op deze gewone stoel, en staat er een beetje naar voren gebogen bovenop, gebukt praktisch, alleen met haar bandje aan, en wat er dan volgt, beneemt je de adem - overigens voor het eerst uitgeprobeerd in de beroemde Edenbar in Berlijn, op 3 mei '89, toen de muur nog stevig overeind stond. Andrea raadt me altijd weer aan niet op dat hoogtepunt in te gaan in mijn presentatie maar ik sla haar raad, zoals u ziet, in de wind - je moet geen raad aannemen van iemand met wie je niet hebt geslapen, zegt mama altijd, en ik heb niet met Andrea geslapen, geen enkele keer, voor buitenstaanders amper te vatten, het zij dan dat u wat meer over me weet; als ik tussendoor dus wat meer over mezelf mag zeggen, twee, drie zinnen misschien, en dan gaan we zo dadelijk verder hier. Sexueel, niet waar, kun je ook, iedereen weet dat, in je eentje aan je trekken komen, niet alleen in Ingolstadt, en per slot van rekening zijn gevoelens van verering altijd robuuster dan die van hartstocht; dat waren, geloof ik, al twee, drie zinnen, en Andrea zou nu, als er niets tussen is gekomen, maar wat zou ertussen gekomen moeten zijn, eigenlijk voor het gordijn moeten stappen - wat ze klaarblijkelijk niet doet.
Ik weet eerlijk gezegd niet wat er aan de hand is op het moment, dames en heren, u kunt er het beste van uitgaan dat Andrea hier ondertussen heen en weer loopt, wat natuurlijk niet het geval is maar al zo vaak het geval is geweest dat men het in dit uitzonderingsgeval best eens als speciaal geval mag aannemen. Hier dus, Andrea, heen en weer lopend - ongeveer zo, ja -, wat niet betekent dat ik van plan ben haar te vervangen; geen enkele ster is vervangbaar, dames en heren, of het nu op het gebied van de erotische dans is of in een aanverwante branche, die van de erotische zang, kan ik bewijzen - als je maar één keer in je leven een echte wereldster hebt mogen ontmoeten, weet je hoe onvervangbaar hij is, als je maar één keer hebt gezien hoe hij zich continu, zelfs in de provincie, helemaal geeft, als je dat op een armlengte afstand hebt mogen meemaken: hoe deze verrukkelijk lelijke vrouw met de opwindendste stem waarmee de natuur ooit iemand heeft bedacht, het podium betreedt
| |
| |
en je al met de eerste zin, I'm here again, kippevel bezorgt, ben je domweg ondersteboven en wankel je na de laatste toegift, beducht een derwisj tegen het lijf te lopen, naar de artiestengarderobe, in de hand een onbeholpen cadeautje, zoals kinderen voor hun ouders in elkaar knutselen, en je bent letterlijk sprakeloos als de garderobedeur opengaat en de wereldster, gezeten op een gewone houten stoel, kletsnat van het zweet, de gezwollen voeten voor zich uitgestoken, je naderbij wenkt en je op je knieën zou willen vallen voor deze plotseling bejaarde vrouw, ik wil dat hier best bekennen: die totale, kolossale verlegenheid tegenover werkelijke grootheid. Eartha Kitt stond toen op en bedankte me voor het cadeau en stelde me zelfs een vraag. Hoe oud ik was, wilde ze weten, en in mijn verwarring versprak ik me, Twenty-eight, madam, waarop ze alleen maar zei: Nobody is twenty-eight, en me uitliet met een schaterlach, zoals ik niet meer had gehoord sinds ik mama over het nee-schreeuwen en stoelen-in-elkaar-slaan had verteld, een lach die tot vandaag de dag in me naklinkt, wat Andrea kan bevestigen. Ze zou er trouwens nu wel eens moeten zijn, ik bedoel achter het gordijn daar, of in ieder geval op weg daarheen, zodat het allemaal nog een klein beetje, al naar gelang hoe Andrea zich voortbeweegt, snel of langzaam, wordt uitgesteld, mijn presentatie dus nog een klein beetje langer wordt dan oorspronkelijk gepland, maar ik geloof niet dat u iets te kort komt, dames en heren, ik hoor gelach, ik hoor geklap - aan de andere kant is dat natuurlijk geen excuus, hoogstens een troost, voor mij dan, omdat ik de zaak hier overbrug, maar het is geen vervanging voor Andrea: die we op dit moment simpelweg missen, ik wind daar geen doekjes om. Andrea's afwezigheid is doodeenvoudig niet fraai, je kunt er echt witheet van worden, voor zover je - vanbinnen - klein bent; maar wie heeft er vandaag de dag nou nog een groot hart? Fietsers en zwemmers, zegt
mama.
Ik haat haar. In ieder geval kwam dat eruit in die psychodramatische groepen, niemand schreeuwde daar dat nee zoals ik, zo intens, nee... Mama heeft me altijd, van het begin af aan, ook toen ik nog heel klein was, laten voelen, en ze had daar helemaal geen woorden voor nodig, met haar blikken druppelde ze mij in hoe groot en toch zwak ik was, arsenicum was me beter bekomen - zonder ijdelheid zouden we vreedzame zoogdieren zijn, met ijdelheid zijn we onverzadigbare mensen. Weet u hoe ik graag zou heten? Mary-Lou. Weet u hoe ik er graag zou uitzien? Als Gary Cooper. Weet u welke stem ik graag zou hebben? Natuurlijk die van Eartha. Alleen van dat alles bezit ik niet het minste geringste en daarom moet ik praten; praten, praten, tot
| |
| |
Andrea komt, en het is niet bepaald eenvoudig zo lang te moeten praten, verdomme, en ook niet bepaald fair, o God, ik haat het om te janken, krokodilletraantjes noemde mama dat altijd, shit.
Neemt u me niet kwalijk. Ik laat me niet graag gaan; ik vond het nooit leuk als het toch zover kwam, als ik vroeger, als kind, last had van winderigheid, om maar een voorbeeld te noemen, en mama tegen me zei, Toe, laat er eens eentje knetteren, en ik haar dan die lol deed, op de sofa met het vissenpatroon, terwijl zij zat te roken, Ernte 23, en de radio met zijn groene oog me aanstaarde - dat hele drama van details, u kent dat wel, maar ik wil daar niet verder op ingaan, straks denkt u nog dat Andrea me verlaten heeft, weet ik veel, en dat ik eromheen sta te draaien. Heeft ze dus niet. Ze komt; als ze er niet al is en me zo dadelijk - binnen de komende tien seconden - als een stofje wegschiet, alles wat ik hier zoal gezegd heb uitwist, als met een druk op de wistoets, alleen maar door u een been te laten zien, wat zeg ik, een knie, door u de rug toe te keren, om maar te zwijgen van haar kontje; wat is een massa woorden tegen twee glanzende billen? Zelfs zo'n prachtig woord als schoot vervliegt zodra iemand maar met zijn ogen knippert; waarom kijkt u zo? De tien seconden zijn nu om, ik weet het. En dat bevalt me helemaal niet, mag u gerust weten - geen idee waar Andrea zit, misschien zit ze vast in het verkeer, er middenin; denkt u maar eens na over die formulering, bloost u maar. Wat men woorden tegenwoordig aandoet is verschrikkelijk. Er zijn maar weinig woorden die niemand klein kan krijgen, die alleen maar door zichzelf deelbaar zijn zoals priemgetallen. God, nietwaar, een priemwoord. Of aars, ja. De aars. En mama natuurlijk, logisch, niets mee te beginnen. En, niet te vergeten: ik. Dat even terzijde en niet om eromheen te praten, ik zweer het: Andrea's nummer vindt in ieder geval plaats, striptease live, tot op het laatste bandje, dit hier, over enkele ogenblikken gaat het beginnen, en misschien nu al: Applaus, dames en heren, voor Andrea!
Genoeg genoeg genoeg genoeg, je weet nooit wat er van een bejubelde kan worden, je kunt dan nog beter voor een zaak applaudisseren, dus voor de striptease, de striptease is tijdloos, uitgekleed hebben de mensen zich altijd al en ze zullen het altijd doen, terwijl Andrea natuurlijk niet tijdloos is, ze wordt ouder, wordt ziek, krijgt kanker, al naar gelang, wat op dit ogenblik, hou me ten goede, absoluut geen excuus mag zijn, misschien heeft ze wel haar migraine, ik zou het niet weten, maar waarom zou ze hier niet met haar migraine optreden, wat maakt dat uit voor haar figuur, tenslotte gaat het om
| |
| |
hoofdpijn, niet om bipspijn, wat ik nu wel erg gemakkelijk zeg, geef ik toe, met andere woorden: het zou kunnen zijn - zou kunnen - dat ik hier moet inspringen, maar waar praat ik eigenlijk over; dat hele praten haalt aan het eind toch niks uit en in het begin is het alleen maar dodelijk - mama had altijd als smoes dat ze onpasselijk was als ze uit haar slof schoot, en als ze dan passelijk was, dames en heren, fluisterde ze me de grond in. Nog een wonder dat ik hier vanavond sta; misschien moest ik maar weer eens gaan zitten.
Daar zit ik dan weer op die gewone houten stoel, wat niet betekent dat alles van voren af aan begint, wat alleen betekent dat ik er nog gewoon ben en er nog een schepje bovenop moet doen, nog wat uit de school klappen - dus: weet u wat Andrea's hele geheim is? Haar volstrekte onsportiviteit. Er bestaan allang drie geslachten, mannelijk, vrouwelijk, sportief. Als ik u nu gelijk even mijn been zou laten zien, maakt niet uit welk, zou u me kunnen volgen. Het is namelijk niet bruin en ook niet strak gespannen, mijn been, maar er zit beweging in, het zwabbert een beetje, en de huid glanst, daarbij het blauw van de aderen, zonder storende spieren. Niets dat afleidt, je reinste been. En zo is het nou precies bij Andrea; ik bedoel, vandaag de dag stelt een bloot been toch niet meer zoveel voor en dan is het ronduit zelfmoord als je het ook nog traint en aan de zon blootstelt totdat het eruitziet als van brons. Ik zou niet met een bronzen beeld naar bed willen, maar je hebt mensen die willen dat, en die zullen nog staan te kijken, Andrea leert het ze wel af, en daarmee ben ik weer bij de les. Op zijn laatst als ze hier voor u staat, in die typische houding van haar, ik doe het nog even voor ja, dan wilt u nooit meer aan sport doen, dan weet u wat een met rust gelaten lichaam is; daarin lag toch de sensatie bij haar debuut in het nog net gedeelde Berlijn waarvan het klimaat geenszins hard en helder was, zoals je tegenwoordig vaak hoort, maar week en warrig, irreëel haast, zozeer prikkelden de muur en de strook des doods de vrijheid van de zintuigen. En ik associeer deze prikkelende onwerkelijkheid nog steeds met Andrea's nummer, over enkele ogenblikken is het zover. Hier, op deze stoel zal ze zitten, respectievelijk staan, en alles achterwege laten wat haar verloederde collega's doen. Op mijn aanraden; ik heb Andrea altijd behoed voor goedkope gebaren, waar ze me ook dankbaar voor was. Nog maar pas geleden schonk ze me haar lievelingsbandje, met een opdracht. Je
bloem. Als iemand dus iets voor haar betekent, ben ik het wel, als ze naar iemand luistert, dan naar mij, waarbij ze mijn aandeel aan haar succes natuurlijk liever niet toegeeft. Jij praat hier alleen maar over uitkleden, terwijl ik me van top
| |
| |
tot teen laat zien, zegt ze met haar blik - maar jouw hele gepraat weegt niet half zo zwaar als een van mijn billen; altijd weegt ze alles af tegen haar derrière die, moet ik toegeven, wonderschoon is, gegarandeerd ongespierd, daarbij wit als een laken, met een spleet alsof alle geheimen van het mens-zijn erin verstopt zitten, wat natuurlijk niet het geval is, maar wie weet dat nu: dat het gaat om een kontje als elk ander, alleen mooier. Nee, het is het kontje, dames en heren, alsof wij anderen daar niets anders hebben dan zitvlees. Daarom dus, voor de honderdste keer: wat u zo dadelijk, hier vooraan, op deze stoel, tengevolge van deze houding, die ik niet moe word voor te doen, als absoluut hoogtepunt te wachten staat, is niets meer en niets minder dan: de kont der konten.
Goeie God. Dat is me nog nooit overkomen; ik doe dit nu al sinds, nou, negentienhonderd..., toen er nog geen vissticks waren, maar dat is me nog nooit overkomen. Nooit ook maar één woord dat Andrea's gevoelens had kunnen kwetsen, ik moet nu kijken of ik iets heb aangericht, zou niet ondenkbaar zijn, en eigenlijk wilde ik hier nog snel mijn been laten zien, hoe normaal dat been is en juist daarom zo bekoorlijk, had ik in ieder geval aangekondigd, maar nu moet ik eerst even achter het gordijn daar, ik hoor daar namelijk wat, dat doorademen kort voor het optreden, en als dat al te horen is, waren mijn woorden zeker ook te horen, deze slip of the tongue, ik moet dus even weg, ik laat u even alleen, zo'n twee minuten of laat ik er liever gelijk vijf van maken, dan kan er misschien nog wat muziek komen, daar zit u vast al op te wachten; dus, opdat u zich op uw gemak voelt hier, lekker met uw hoofd kunt wiegen tot de striptease dan eindelijk begint, waar ik vast op reken, een beetje ratta-taa-taa-taah, en deze gewone houten stoel blijft hier zolang staan, Andrea's bandje laat ik eveneens hier, kunt u er zeker van zijn dat het ook doorgaat, dat u zo dadelijk Andrea's huid zult zien, waar je overigens evengoed huidje tegen kunt zeggen - de hamvraag immers bij de klassieke striptease: huid of huidje, dames en heren... Maar hoe het ook zij: in ieder geval zo dadelijk Andrea's huid hier of anders het huidje van Andreas; en laat u ondertussen niet van de wijs brengen alleen omdat ik steeds zei: Andrea's - wie komt er nu achter het geslacht van een bloem?
| |
| |
Allen Jones, Maid to Order 11, 1971
| |
| |
| |
II
Daar was ik weer, dames en heren. U kijkt zo, wat wilt u? Sex? Dat liedje met die wrede x aan het eind? Dat afgesplinterde, oorspronkelijk veel langere woord, dat gemene restantje dat als de rand van een afgrond is? Heb ik ergens gelezen, in een roman. Afijn, wat nu; ik moet verder hè? Of dacht u dat ik er de brui aan gaf? Ik houd het nog wel even uit hier. Daar zult u nog van opkijken, dames en heren, hoe lang ik het nog uithoud hier; afwachten wie het als eerste voor gezien houdt. Ik heb helemaal geen reden het op te geven. Ik heb alle reden om door te gaan. Wat ik niet zou doen als Andreas niet hier zou zijn - ik heb tegen hem gepraat, ik heb gezegd: Schiet op, het wordt tijd! Maar mijn beste Andreas laat zich niet opjagen. Het kwam tot een zwijgende ruzie, zoals dat gaat als je te dicht op elkaars lip zit. Gehaat heb ik dat altijd, dat op elkaars lip zitten, maar ik heb ermee leren leven. Ik heb trouwens sneller met Andreas leren leven dan ik van hem af had kunnen komen, maar wat is dat helemaal, leren leven - een van de belangrijkste kwesties is toch: wat doe je, op de lange termijn, met de ander. Ik weet nog niet wat ik op de lange termijn zal doen, ook al betekent Andreas in detail veel voor me. Als ik ooit aan een lichaam iets veelbelovends heb ontdekt, dan waren het wel Andreas' knieholten. En desondanks of juist daarom houd ik elke week rekening met ruzie, en als dan ook nog mama onverwachts opbelt - tussen haakjes: Andreas' moeder, voor zover u dat niet allang in de gaten had -, wordt de zaak onnodig op de spits gedreven, zoals ook vroeger alles onnodig op de spits werd gedreven; pas veel te laat ben ik erachter gekomen dat ik als kind enkel en alleen met een hysterische vrouw en een afwezige man te maken had. Natuurlijk poeier ik mama in zo'n geval principieel af maar bel 's avonds weer terug om mijn excuses aan te bieden, 97246381, niks voor getallenfreaks, een chassisnummer, en moet dan iedere keer haar insinuaties aanhoren, dat ik mogelijk
homo ben en dus in levensgevaar verkeer. Maar ik ben niet mogelijk homo. Net zomin als ik mogelijk niet-homo ben, wat niemand beter kan weten dan ik, ook al wordt tegenwoordig altijd graag het tegendeel beweerd: dat alle anderen zoiets beter weten. Maar alleen iemand die echt niet homo is, kan in deze tijd nog met een gerust hart van zichzelf beweren dat hij onder geen enkele omstandigheid homo is, alle anderen kunnen dat niet - uiteindelijk ligt daar toch ook het hele verschil tussen de niet-homo's die in de grond van de zaak toch homo zijn, en de echt niet homo's die ook gegarandeerd niets homofiels in zich hebben: in die gemoedsrust van het ontkennen die niemand kan
| |
| |
ontkennen, of het moet een homo zijn. Het is gewoon allemaal heel gecompliceerd en in sommige gevallen toch anders, alleen, dat bewaar ik in mijn hart of daar zou ik het moeten bewaren, dat wil zeggen, ik vraag me af wat er van mijn hart is geworden als ik het niet daar bewaar? Louter ongerijmdheden die me eerlijk gezegd op mijn zenuwen werken. Het zou beter zijn als er noch homo's noch niet-homo's waren, die hele sexualiteit is één slamassel, veroorzaakt alleen maar migraine. Wat veel handiger zou zijn was een natuurlijke paringstijd, je doet het alleen als het zover is, laten we zeggen in november, als toch al alles donker wordt, dat zou elf maanden vrede betekenen, waar ik me wel bij afvraag of hier dan nog iemand zou zitten behalve in november. Wat is er, waarom lacht u? Het thema heeft u opgewonden, ik zie het aan u. Waarmee maar weer eens bewezen is dat ook woorden kunnen opwinden, als niet sowieso alleen woorden dat kunnen; schoot en dijen hadden we straks al, maar denk eens aan zonet, het woordje sex - drie simpele letters en toch: een wereld; fluistert u het maar eens, u zult om zich heen kijken. Want some sex? zei onlangs iemand in Soho tegen me, ik bestierf het haast, zo gaat dat met woorden, niet alleen met deze, met andere net zo, crème of clip, wat u wilt. Er bestaan geen onschuldige woorden.
Luister! Hoort u dat ook? Daar achteraan knistert het gewoon, zo opgewonden zijn sommigen hier. Dat is leven; geen theater - of wilt u beweren dat mijn hand hier soms theater is? Het is een hand als de uwe, misschien wat welgevormder, maar dat moet u maar kunnen hebben, u krijgt straks nog veel meer te verduren, hoe denkt u dat Andreas' voeten eruitzien? Of zijn wattenbuikje, mijn God: alleen al zijn navel heeft iets, ach, heel onwaarschijnlijks, zoals bij afbeeldingen van Jezus, als daar een navel is te zien vraag je je immers af waarom - ik kan u trouwens mijn eigen navel ook wel laten zien, die er ongeveer net zo uitziet, eigenlijk precies zo. Klein voorproefje dan: hupsakee, niet meer dan een glimp. Ik kleed me niet uit. Ik denk er niet aan, ook al zitten er een paar te morren. Zou wel amusant zijn, weet ik. Altijd leuk om te zien hoe een ander zich langzaam uitkleedt en daarom zou het beslist amusant zijn, alleen ik doe het niet. Trouwens: als ik me hier moest uitkleden, dan in ieder geval mét Fever op de achtergrond. Ik ben dol op die melodieuze dingetjes, ik draag ook lekkere kleren, katoen, niet te strak, en daaronder, om het gemak compleet te maken, Engelse boxershorts, Stephens Brothers, Londen. Heeft mama uitgezocht toen we door Harrods slenterden, elk voorjaar ondernemen we die reis, een weekje Londen en als
| |
| |
hoogtepunt Harrods. Mama is daar altijd op zoek naar een broek die mijn benen goed laat uitkomen. Ze ziet mijn benen graag, liever dan mijn armen; ik persoonlijk zie ze ook als het aantrekkelijkste aan mezelf, waarbij buiten kijf staat dat andere lichaamsdelen bij voorbaat een grotere belangstelling wekken, ik heb die hiërarchie nooit gesnapt, laat hem voor mezelf ook niet gelden hoewel ik hem uit hoofde van mijn beroep moet verdedigen, een tegenstrijdigheid. Ik praat over achtersten hoewel er over achtersten amper wat valt te zeggen. Twee halve manen, van een ronduit afgevend wit, las ik onlangs, vooruit, moet kunnen; toen pakte ik Dood in Venetië erbij, maar ho maar, Mann kwam er niet mee voor de draad, onthutsend, wat me ten slotte deed denken: op het bericht van de dood van een talkshowpresentator zou de wereld nooit respectvol geschokt reageren, een kletsmaster hoeft nooit, ook al bijt hij in het stof, te rekenen op het menselijkste der mensen, hun sympathie; wat uit het Grieks komt en neiging betekent. Of genegenheid, kan het ook zijn, ik weet niet hoe goed u bent in het Oudgrieks; uw genegenheid - anders was u al opgestapt - gaat uit naar Andreas en mij. Omdat wij zwijgen, jazeker. Ik praat; maar wij zwijgen. Maar als ik nu ook zou zwijgen, zouden we verstomd zijn, op, af.
Gemerkt? - Er was niets meer; het naakte zwijgen, volkomen stilte, duisternis, einde, uit. Stille nacht. Dus: als ik hier echt helemaal niks meer zou zeggen, zou dat echt niet veel goeds betekenen, het zou betekenen dat ik niks meer kan verzinnen en het daarom spoedig voor gezien zal houden of dat nu al doe. Ik zou nog wel iets kunnen verzinnen maar ik zou er het nut niet van inzien om het nog te zeggen, een behoorlijke puinhoop, bijna tragisch; laatst zag ik drie mannen op een parkbank, er viel geen stom woord. Eindelijk veerde er eentje overeind en hij riep: Weten jullie dan niks over Steffi Graf, iets nieuws... Zo tragisch ongeveer; terug naar het komische. Geef me nog een minuut of drie en ik maak u nog twee keer aan het lachen - twee keer, anders verwacht u één keer lachen per minuut en dan zit u maar op uw horloge te kijken en daarop te wachten, en als het dan zover is bent u er niet bij. In haar tijd, vertelt mama altijd, was de presentatie trouwens een heel serieuze zaak die aan een heel serieuze zaak voorafging, waarmee ze natuurlijk eigenlijk wil zeggen dat de bloeitijd van de striptease voorbij is terwijl in werkelijkheid alleen maar haar eigen bloeitijd voorbij is, en dat al een hele tijd. Ik was nog geen tien toen mama voor de laatste keer op de bühne stond, en nog geen vijftien toen ik voor het eerst een nachtclub bezocht; een vals baardje maakte me ouder, nog voordat het
| |
| |
laatste kledingstuk viel, wilde ik toneelspeler worden; ik had twee portiers bij de neus genomen en dacht wel een theaterpubliek te kunnen begoochelen. Maar toen kreeg je de tijd dat iedereen in zijn blootje over het toneel liep zonder het eerlijk te menen en zo kwam ik weer bij de striptease uit. Beter twee kleine echte tieten dan één grote symbolische lul, pardon, dat moest er even uit. U zult het zelf wel zien zodra de bh valt hier. De beeha. Goeie ouwe, door mij zeer gewaardeerde afkorting, die alles in huis heeft wat het meeste ondergoed in werkelijkheid toch niet in huis heeft, de volmaakte vorm, in de letter B, daarbij een onwillekeurig uitademen - beehaahhh, zeiden we vroeger en raakten haast in ademnood, wat vooral aan de betovering van de taal lag, die mensen als Blomberg het liefst zouden verdelgen. Die betovering moet sterven omdat hij sterft, logisch dat we Blomberg mijden; een hond die alleen uit vreemde bakken vreet, op zijn dijen slaat en te gek roept, te gek, maar onder mijn niveau te gek - natuurlijk ook gepikt, min of meer; een hond die zich zo gedraagt dat je je het liefst uit de voeten maakt, wat merkwaardig genoeg nog niemand heeft gedaan.
Andreas, dat kan ik u verzekeren, betreedt dit podium in ieder geval alleen maar dan, als Blomberg er pertinent zeker niet is: als ik het sein daartoe geef. Zodra ik dit bandje in het publiek gooi, wat altijd een algemene, ingehouden opschudding teweegbrengt, net als vroeger wanneer in de bioscoop het gordijn openging, komt hij uit die richting, van die kant dus, en wel met een soort danspas - zoiets, zo zal het er ongeveer uitzien -, hij doet dan deze kleine sidestep; maar ik houd dat geurige bandje nog even bij me, zit Andreas trouwens als gegoten, wat niet wil zeggen dat het mij niet ook zou passen, heeft u kunnen zien immers, ook al zat mijn broek in de weg - zou je zonder broek natuurlijk veel beter kunnen demonstreren, hoe het hier om het lijf sluit, zo strak, alleen hebben we daar geen tijd meer voor. In plaats daarvan moest ik u in deze laatste minuten toch maar eindelijk eens echt mijn knie laten zien - hier dan, voilà, mijn knie, en als u wilt gelijk maar even mijn knieholte - voilà, mijn knieholte, waar ik niet van wil beweren dat die het enige veelbelovende is dat ik ooit aan een lichaam heb ontdekt, waarmee ik ook niet wil zeggen dat Andreas' knieholte per se veelbelovender is, onder bepaalde omstandigheden is die van mij net zo veelbelovend, zo niet zelfs veelbelovender - of is het niet een holte die je al een beetje in de stemming brengt voor dat wat komen gaat? Alleen wat poeder ontbreekt nog, maar ik haat die trucs, ze doen me denken aan de televisie, hoe ik daar werd geschminkt, ik had het schaamrood op de
| |
| |
kaken, later was dat zo goed als weg, zo gaat dat daar, bij het theater trouwens ook, en daar plamuren ze het nog weg met overheidsgelden, en aan het eind gaat het de mensen vervelen, ze gaan naar huis en zetten de buis aan waar ze zich net zo bij zitten te vervelen, alleen hebben ze het niet in de gaten. Dat is immers de kunst van de televisie: afleiden van hoe vervelend het is wat de gespreksleider te bieden heeft, met zijn scheve lachje, zo, hier om zijn mondhoek, ik weet niet hoe hij dat doet, ze oefenen dat zeker, afgeschermd van de buitenwereld oefenen ze dat in het Zwarte Woud, dat bittere - vroeger had je van zo'n aanblik gekotst, merkte mama op haar tachtigste op. Ik stond als gebruikelijk in de hoek terwijl zij praatte - 't is niet eenvoudig om je plaats naast een godin te vinden -, de herinneringen borrelden spontaan bij haar op, en er werden steeds nieuwe bloemen bezorgd, zelfs Blomberg en de Bondspresident stuurden een groet. Iedereen kent haar nu eenmaal nog omdat er toen geen televisie was; alleen de dood draagt er meer toe bij een mens te laten verdwijnen, alleen meelworst is onsmakelijker, maar ik zei geloof ik al iets in die geest.
Niets is erger dan herhalingen, vooral op het terrein van het amusement, en hoe vaak heb ik nu al gezegd dat ik er het volste vertrouwen in heb dat Andreas nog komt; als u me nu ging uitfluiten of met nootjes ging smijten - heb je toch vaak bij de hand, nootjes -, zou me dat niet verbazen, zoals het mama ook niet verbaast als ik soms, in de morgenstond, op het tijdstip van executie, hees gepraat en met rode plekjes in mijn gezicht van de nootjes, bij haar opduik om mijn welverdiende bad te nemen. Met een arm over mijn moede ogen lig ik dan in de badkuip, door het water gezien schijnbaar in lichte beweging, een zeeveld, en mama wast mijn benen, zoals ze de nacht daarvoor mijn benen waste en altijd al mijn benen had gewassen en ook naderhand, als ik naar bed ga, weer mijn benen zal hebben gewassen, zo heb ik dat waarschijnlijk nog helemaal niet uitgedrukt, door middel van de voltooid verleden tijd en de voltooid toekomende tijd, waar onze taal inderdaad bijzonder geschikt voor is, als ze al niet de enige is waarin je zo klaar en duidelijk de boog van je eigen begin tot aan je dood kan spannen... Mama wast dus mijn benen en we praten over striptease - hoe je een koele rug en een heet kontje laat zien, absoluut hoogtepunt van elk klassiek nummer, moeilijkste van het moeilijkste, mama beheerste het en beheerst het nog steeds, zou je me niet eens benijden, zegt ze graag, maar die lol doe ik haar niet, integendeel - ik heb met mama te doen omdat ze onstuitbaar aftakelt, hoewel ik net zo goed aftakel, maar mij staat het beter denk
| |
| |
ik, wat mama mij weer voor de voeten werpt, om welke reden ik weer brul wat ik altijd heb gebruld: Hou op mijn gedachten te lezen!, waarop ze mij koel de rug toekeert, wat mij natuurlijk weer klein maakt: te moeten zien hoe goed mama dat allemaal nog beheerst, en ik haar vraag dat met mij te oefenen en zij zich laat overhalen. Meteen als ik ben drooggewreven beginnen we, de eenvoudigste stappen: het betreden van het podium, het tentoonspreiden van een volmaakte onverschilligheid, het losmaken van de eerste knoop - zou ik ook allemaal best eens kunnen laten zien hier als er niet in de volgende seconden nog wat gebeurt, maar wat zou er in de volgende seconden nou nog moeten gebeuren behalve dat ik hier zeg dat ik het u allemaal eens laat zien, zo niet stante pede dan toch zeker later - ik bedoel: ooit, als je logisch doordenkt, kleed ik me hier zelf uit. Het enige mogelijke slot. Onvermijdelijk, als de dood, alleen mooier, hoop ik tenminste, voor u, ook al gaat het, wat mij betreft, gepaard met migraine, maar ja, wie kan dat wat schelen; nu de finale nabij is waarvoor ik op deze gewone houten stoel stap die ik van tevoren hier vooraan zal hebben neergezet, wat ik meteen wel even kan doen, kost tenslotte ook de nodige tijd om die stoel hier vooraan goed neer te zetten en erop te stappen, ja, want sinds ik zei, als er niet in de volgende seconden nog wat gebeurt, zijn er toch minstens ook alweer zo'n... x seconden verstreken. Dus; ik geef het nu nog een minuut.
Binnen een minuut kan er veel gebeuren, bijvoorbeeld een aardbeving, die duren vaak minder lang, of een executie in een bevriend land; bent u wel eens in Texas geweest, daar gebruiken ze geloof ik nog de gaskamer, ik weet niet, misschien gebruiken ze ook al de dodelijke injectie, dat duurt alles bij elkaar wat langer, hoe kom ik daar eigenlijk op - gewoon omdat ik me die laatste minuut afschuwelijk voorstel. Er is volgens mij niets afschuwelijkers op de wereld dan die laatste minuut voor je eigen, wisse uitdoving, waar ook nog altijd mensen bij toekijken, ambtenaren, priesters, artsen enzovoorts, die er gewoon bij zitten, zoals u hier, de vochtige handen gebald, en die wachten op het verstrijken der seconden, niet waar, nu zijn het er nog veertig, dan zijn het er nog dertig, en dan, opeens: einde, uit, donker; niet dat ik die dingen wil vergelijken of zoiets, executie - striptease, maar toch: de verstrijkende seconden en die wetenschap van wat er op je afkomt, kijk, ik ben toch de enige die hier weet wat er zo dadelijk komt, de koele rug, in ieder geval, en het hete kontje, misschien ook een koele rug en het hete kontje - daar waren we geloof ik gebleven: dat ik dat een keertje wou voordoen
| |
| |
voor u, waar nog twintig seconden voor resten terwijl ik absoluut genoeg heb aan tien, in tien seconden kan er veel gebeuren, mama bad altijd in tien seconden met me, Maak dat er een miljonair komt, lieve Heer, maak dat hij weduwnaar wordt en snel komt, maar het enige dat voor haar kwam was het einde, ook al ging ze in het geheim door, in onze oververhitte badkamer, tot op de dag van vandaag - en gooit ze me dood met: Dames en heren, u ziet hier een gewone houten stoel, niet waar? Deze gewone houten stoel is het enige rekwisiet voor de misschien wel laatste klassieke striptease op Duitse bodem - die zijn hoogtepunt bereikt zodra ik deze spullen kwijt ben, dit vest, dit hemd, deze broek, zodra ik me dat alles van het lijf zal hebben gerukt, en vervolgens in die houding die ik steeds heb voorgedaan gebukt sta, en u, eindelijk, te zien krijgt wat u de hele tijd al wilde zien voor uw geld, waarvoor u bent gekomen, in groten getale, en hebt volgehouden; en nog steeds volhoudt, tot op de laatste seconde, die nu, zo meteen, hier aanbreekt - vlees dat je naar adem doet happen, zoals het onderlijf van geplukte kippen, als je het serieus neemt, en ik daarbij langzaam ronddraai in deze laatste seconde, zoals mama zo graag zag voor ik naar bed ging en in een verlossende slaap viel - draai en draai op de gewone houten stoel terwijl zij zacht begint te zingen, Never know how much I love you - hoort u?, met die blonde stem - never know how much I care - en ik me dood houd, namelijk zo, of zo, maar tevergeefs -, When you put your arms around me, there is a fever that's so hard to bear, you give me fever... Rest me nog dit bandje te gooien en het beste te hopen. Dank u wel.
Vertaling: Annemiek Munsterman
|
|