| |
| |
| |
Predrag Dojčinović
Een violette orchidee
Mijn eigen melange van wat m'n ogen zien en niet,
Mysterieuze oceaan waarin de stromen zich legen
Profetische geest van materie die rond me verschuift en flakkert
Levende wezens, identiteiten ons onbekend maar nu stellig in de lucht om ons heen,
Contact iedere dag en ieder uur dat me nooit zal bevrijden,
Sommige kiezend, andere in toespelingen eisend.
Walt Whitman, Leaves of Grass
De stad is als in een droom: gebouwd van licht, fonkelend, als gezien in een nevel, zachtjes wiegend. Als een schip in een prentenboek van een kind. Als een zeeanemoon op de bodem van de oceaan, omringd door plankton. Reëel als een gedachte; tastbaar als een visioen. Opwindend als een labyrint; volmaakt als een spiraal. De stad is een raadsel. Een wonder.
De straten, met elkaar verbonden door bruggen gebocheld als dwergen, lopen parallel met het donkergroene water van de grachten, ze volgen feilloos het kronkelende slangespoor zonder begin en zonder einde. Slechts de vogels in hun hoge vlucht kennen het goed bewaarde geheim van de bouwers: het vlechtwerk en de knooppunten van het menselijk zenuwstelsel, waardoor de gestolde gelatine van de tijd stroomt. Daarvan niet houden betekent dat je niet houdt van je eigen lichaam. Maar dat is niet onmogelijk.
Wanneer we een biologische cel of een stad onderzoeken, zien we echter iets totaal anders: niet alleen zijn deze systemen open; zonder die openheid zouden ze niet eens bestaan. Ze voeden zich met de stroom van materie en energie die hen vanuit de buitenwereld bereikt. Een kristal kun je isoleren, maar steden en cellen sterven zodra ze van hun omgeving worden afgesneden. Ze vormen een integraal onderdeel van de wereld waaruit ze hun voedsel betrekken
| |
| |
en kunnen niet worden gescheiden van de stromen die ze voortdurend veranderen.
Ilja Prigogine en Isabelle Stengers, Order Out of Chaos
De huizen zijn getekend, ingekleurd en naast elkaar gezet door de hand van een kind. Voorovergebogen naar het ondoorzichtige wateroppervlak staan deze reumatische ballerina's schots en scheef, verward en verwaaid naast elkaar. Boven in hun gezicht is een snavel ingebouwd, een hijsbalk die als een vork met gevlochten spaghetti geduldig de stukken vlezig meubilair door de open ramen naar binnen werpt. In de linker- en rechterbovenhoek zijn door de architect twee blinde kransen en twee reusachtige gipsen krullen aangebracht met, wonderlijk genoeg, niet meer dan een associatieve betekenis. Een blik op de voorgevels is zonder twijfel het saaist, want die doen een voorbijganger het allereerst denken aan een realistisch opgezet theaterdecor. Daarentegen roepen de grimassen van dezelfde gevels, weerkaatst in de lachspiegels van het water, een herinnering op aan de legende waarin kinderen als offer worden ingemetseld. Van sommigen baadt de geest zich nu in beelden. Vanuit scheepjes zo groot als een notedop, tussen de dobberende eendelijven, opent zich ten slotte ook het meest opwindende perspectief: de gezichtshoek van een vis.
In een stad van licht is alles op doorreis, instabiel en onbestendig. De wind waait door de grauwe, larfachtige gezichten van de bewoners en neemt met het stof hun gedachten mee. Aan niets en niemand wordt rust gegund, het leven gaat verder zonder dat iets bezinken kan. Alles krijgt in deze draaikolk de zwaarte en de macht van een veer, gedragen door een storm.
Waar de oppervlakte spreekt over de inhoud, zijn de binnen- en buitenkant gelijk. Een glimlach is even intens en duurt even lang als een zonnestraal, waarna ze beide spoorloos verdwijnen. Het oog van de mens blijft rusten op de goddelijk rode of inktkleurige floers van de hemelse sepia. Licht en schaduw, de middelen waarmee de demiurg de schepping tot een geheel samenvoegt, schenken onbeschrijflijke gedachten aan de mensen en de vormen die haar bevolken.
Iedere avond om dezelfde tijd pulseren de smalle straten van de stad op de versnelde maat van een metronoom. De tamtams van de messen weerklinken tijdens het ritueel van het eten bereiden. Ingre- | |
| |
diënten worden kleingesneden, fijngehakt en gekneed tot minuscule, haast onzichtbare vormen. In de keukens worden operaties uitgevoerd waarvan de betekenis even groot is als die van de natuurkundige experimenten op het gebied van de quantummechnica. Er is een metafysische strijd gaande om de verovering van de ruimte.
's Nachts verandert de stad onhoorbaar in een kolonie glimwormpjes. Achter de katten en de decoratieve figuurtjes op de vensterbanken worden kleurige kaarsen aangestoken waarvan de vlammetjes de mystieke taal spreken van poëzie. De buikdans van rood en geel wordt altijd als voor het eerst gedanst. In deze beweging symboliseren de kleuren de orde, het onbeweeglijk zwart de chaos. Er komen herinneringen boven uit een oeroud geheugen, oneindig veel ouder dan onze levens. Gedachten en bewustzijn maken door de gloed verre reizen, veel verder dan beelden dat kunnen. Ooit werd iemand gedwongen te schrijven dat juist in het vuur de tijd begint te waken, want degene die voor het vuur waakt, leest niet meer. Hij denkt aan het leven. Hij denkt aan de dood. Dichters die nooit een regel hebben geschreven en geen kans hebben gekregen bekend te worden, zullen - zonder dat ze weten waarom - iedere avond, wanneer de silhouet van de stad zoals we die overdag kennen geheel verdwenen is, de zwijgende lont van de kaars aansteken. Zo zullen de glimwormpjes voorgoed blijven leven, zonder enige kennis van het licht.
Ruimten vol gezichten - markten, winkels, ondergrondse oversteekplaatsen - geven een mens vaak het gevoel van een aangename maar gewichtloze eenzaamheid. Over de doorzichtige schermen van de stad trekken kopieën van vergeten originelen voorbij, gezichten die op hetzelfde moment worden geprojecteerd op alle chaos van de wereld. Uitgelopen en gestold tot was, bezitten deze indrukken, zelfs wanneer ze zijn opgezwollen, een magische kracht die een mens de spraak beneemt. Het heeft geen zin de meest lucide of dodelijke gedachten op te roepen, wanneer de kristallen van de geest oplossen in de melasse van wat ooit gezien werd. Een blik in het gezicht kan de gedachte doen stoppen en haar onderwerpen, en leert haar, in het aangezicht van de belichaming van het niets, als een duiker de adem in te houden tot ze weer bovenkomt.
De bouw van het termietennest is een van die gezamenlijke activiteiten die enkele wetenschappers tot speculaties bracht over een ‘collectieve geest’ in insektengemeenschappen. Maar opmerkelijk genoeg blijkt dat termieten een klein beetje informatie krijgen dat
| |
| |
hen prikkelt tot deelname aan de constructie van zo'n reusachtig en complex bouwwerk als het nest. Zoals Grassé aantoonde, vloeit de eerste fase van deze activiteit, de aanleg van het fundament, voort uit schijnbaar ongeregeld gedrag van termieten. In dit stadium laten ze brokjes aarde op willekeurige plekken vallen, maar daarmee impregneren ze die met hormonen waar andere termieten op afkomen. De situatie kan als volgt worden beschreven: de eerste ‘fluctuatie’ bestaat uit een iets hogere concentratie van stukjes aarde, hetgeen zich op een gegeven moment onvermijdelijk op deze of gene plek in het gebied voordoet. Dat deze gebeurtenis gevolgen krijgt, komt doordat de termietenpopulatie in het gebied groeit, aangetrokken als de diertjes worden door de iets hogere concentratie van het hormoon. Naarmate het aantal termieten in een gebied stijgt, neemt ook de kans toe dat ze er stukjes aarde laten vallen, wat weer resulteert in een verdere verhoging van de hormoonconcentratie. Op deze manier worden er ‘pilaren’ gevormd, op een afstand van elkaar die gerelateerd is aan het verspreidingsgebied van het hormoon.
Prigogine/Stengers, Order Out of Chaos
Achter het ondoorzichtige glas van het vierkante zolderraam woont een oude vrouw in het lichaam van een klein meisje. De tijd heeft de vrouw overtrokken met een huid van nat zand dat is gegeseld door de fractale stralen van de koude regen. Het verstoten vogelvrouwtje verspreidt voor haar sterven beschaamd de geur van het einde. Soms is ze lange tijd weg, ze verdwijnt als in afwachting van een belangrijke gebeurtenis, totdat ze uiteindelijk weer op haar stoep verschijnt, uitgeput door het gewicht van haar eigen jas. Met de glimlach van een pop en een hese Pierrot-achtige stem begroet ze haar buren met de woorden ‘Good bye!’.
Het lichaam van elk van ons is een uniform teken van chaos. Zelfs in de vouwen en rimpels van ons gezicht zijn we, op het moment van onze geboorte en op het moment van onze dood, fractals.
John Briggs, Fractals - The Patterns of Chaos
Haar Roodkapje-achtige buren meten soms in hun nietsdoen vanuit hun woning op de begane grond de tijd die ze nodig heeft om van rechts naar links voorbij te schuifelen langs hun ramen die op het trottoir uitzien. Een ongeneeslijke ziekte geeft haar elke keer enkele nieuwe, fatale seconden. Verlenging betekent voor haar: verkorting. De calculatie van de dood. Maar haar bevende stap, trager nog dan die van een schildpad, vol misère en een onzichtbaar beven,
| |
| |
heeft voor een toeschouwer altijd iets attractiefs en vormt een afleiding.
Op grond van bewijzen die in zijn tijd wel zeer schaars geweest moeten zijn, lijkt Plato te hebben voorzien dat we enerzijds de wiskunde louter om de wiskunde zelf moeten bestuderen en begrijpen, zonder dat we ervan mogen eisen dat ze geheel toegesneden is op de objecten van de fysieke werkelijkheid, terwijl anderzijds het functioneren van de wereld buiten onszelf in laatste instantie slechts begrepen kan worden in termen van de wiskunde - hetgeen in Plato's opvattingen van de ideële wereld wil zeggen ‘toegankelijkheid via het intellect’.
Roger Penrose, The Emperor's New Mind
Voor de televisiecamera's wordt een dichter naar wiens idee een film is gemaakt, gevraagd naar de rol die poppen in zijn leven spelen. De dichter draait zijn hoofd langzaam schuin naar rechts en omhoog, en met een verlegen blik rolt hij snel maar onzeker de film op, zodat wij die nooit zullen kunnen bekijken.
De hemel boven de stad, helder als nooit tevoren, zal zich altijd het ogenblik blijven herinneren waarop een paar uitgelaten marktkooplieden met regenjassen aan (ze werden op die dag door hun klanten in de steek gelaten) met bewegingen als van kogelslingeraars met bonte plastic vogels zwaaiden in de richting van de kathedraal. Prrrrr... prrrr... prrr... de zwijgende stilte boven de stad wordt verscheurd door klanken als van kapotte telefoons. Losgelaten door de handen van de kooplieden, stijgen de kleine, plastic lichamen omhoog naar de hemelbaan van de zon, steeds verder en daarna steeds dieper wegzinkend, om achter de horizon te verdwijnen. Offergaven, gebracht op het altaar van het licht.
In de kamer staan een paar goedkope houten meubels, gemaakt in vormen uit de euclidische meetkunde. Een beschadigde aardewerken pot, de overgebleven kruimels van een maanzaadbroodje en een violette orchidee scheppen op een van de tafels een soort raadselachtige kosmische orde. Aan die tafel zitten drie mensen bijna roerloos te kijken naar de blaadjes van de betoverende bloem. Van hand tot hand, in de ritmische beweging van een luchtstroom die door een tot leven gekomen origamiwereld trekt, verplaatst zich als een verbindingssatelliet een berookte glazen saxofoon - de waterpijp. Gedurende één enkel ogenblik nemen de mensen en de dingen de eigenschappen aan van voorwerpen in de gewichtloze ruimte en
| |
| |
dan vliegen ze als krachteloze kosmonauten omhoog en zweven daarheen waar snel, alsof er plastic speelgoed in het vuur wordt geworpen, het proces van hun transformatie begint. De in elkaar overlopende emulsies van rood, groen, blauw en geel licht, bont gekleurd en gedefinieerd door het contrast met de zwarte ringen waarin ze besloten liggen, trekken langzaam samen, krimpen ineen en strekken zich uit in een eindeloze werveling van talloze aaneengeregen orchideeën. Dan keren ze, door een wonder van kleur, naar hun eigen plaats terug en het licht geeft ze de vormen die horen bij de werkelijkheid die we meteen herkennen.
Veronderstel dat, naast de ons bekende ervaringen, waterglazen zichzelf soms wél samenvoegen uit glasscherven, zich op mysterieuze wijze vullen met waterspatten en vervolgens op de tafels springen; veronderstel ook dat roereieren zich, zo af en toe, op magische wijze ontklutsen en ontkoken om dan terug te springen in de gebroken eierschalen, die precies passen en zich om hun nieuw verworven inhoud sluiten; dat suikerklontjes zich kunnen vormen uit opgeloste suiker in gezoete koffie, om dan spontaan uit het kopje in iemands hand te springen.
Penrose, The Emperor's New Mind
De fietser vertraagt iedere dag zijn gang op de brug, vanwaar in het clair-obscur van de vroege morgen en de avond een ongewoon verschijnsel te zien is: een trillend deeltje, een kristal, een regendruppel of een traan die aan een ogenblik genoeg heeft om de meest wonderlijke taferelen van de wereld te onthullen. Alsof meerdere camera's tegelijk worden aangezet om een schizofrene opname te maken van onze planeet. Voor de ogen van de fietser trekken beelden voorbij van... een fallus op de gladde, zachte dijen van een vrouw en de vingers van een man die, verstrengeld in het haar, alles door elkaar woelen: slangen, bloemen en sneeuwvlokken uit een glazen bol die onder de voeten van een jongen is kapotgetrapt, licht dat valt op een schaal en een schaal die zelf uit licht bestaat, een in het glazuur van een porseleinen urinoir gebalsemde vlieg, een obelisk op het plein van de trotse farao's, een pinguïn tijdens de zevendaagse rui terwijl aan de rand van de gletsjer de herinnering roerloos bevriest, een slak en een mier, lang geleden platgetrapt en wachtend op nieuwe lichamen voor toekomstige ontmoetingen, de transparant-blauwe ogen van een engel, gevangen in de syntaxis van beelden en gevoelens, een hap brood tussen de broze tanden van een dikke vrouw, de uitgedroogde voet van een man, met een ingevallen voetzool en geel
| |
| |
geworden nagels, de glimlach van de heiligen tijdens de extatische vereniging van blinde kloostermuizen... en voordat hij zichzelf ziet, versnelt de fietser zonder naam, zonder gezicht, zonder zijn voeten neer te zetten op het harde wegdek van de brug, opeens zijn vaart.
Net zo min als het beeld van een appel een specifieke plaats heeft op een holografische afbeelding, hebben in een holografisch georganiseerd universum dingen en objecten een vaste plaats. Uiteindelijk heeft niets, ook ons bewustzijn niet, een vaste plek. Ofschoon ons bewustzijn dus in ons hoofd gelokaliseerd lijkt, kan het onder bepaalde omstandigheden net zo goed in de bovenhoek van een kamer hangen, of boven een grasveld zweven, of gelukzalig in elkaar gedoken met een tennisschoen op de richel van de derde verdieping van een gebouw bivakkeren.
Michal Talbot, The Holographic Universe
De brug die bijna vijf eeuwen geleden zonder cement werd gebouwd, oneindig veel ouder dan de brug waarop ik nu sta, ben ik talloze malen overgegaan. Wanneer de dingen hun praktische betekenis verliezen en een deel worden van ieders verbeelding, krijgt hun bestaan uiteindelijk zijn volledige betekenis. Zo was het ook met de oude brug, dat wonder van bouwkunst. Nu is hij verwoest en onder de onvoorstelbare leegte blijft slechts de rivier over, die met de snelheid van een kogel de delen van dat bekende lichaam uiteenrijt. Zelfs het water, gewend aan de schaduw van de stenen boog, lijkt even stil te blijven staan om zijn verbazing en ontzetting te uiten. Wanneer deze oude brug - hoe zorgvuldig ook - ooit weer zal worden herbouwd, zal zijn gezicht eruitzien als een wassen beeld. De dood kan nimmer ongedaan worden gemaakt met de kopie van een nieuw leven. Wat leeft, zijn slechts originelen. Over de dood kan men dan ook moeilijk spreken. De leegte die we meteen trachten op te vullen met geluid, woorden en beelden, is de uitdrukking van de uiterste onmacht die we voelen wanneer we worden geconfronteerd met een proces dat onomkeerbaar is. De pijl van de tijd is verborgen in datgene wat onuitspreekbaar is. Men kan over zichtbare en onzichtbare dingen, over dingen die we fysiek of in onze verbeelding bezitten, spreken als over dingen die verdwijnen maar ons toch hoop geven en in het leven doen geloven. Een kind kan een speelgoedje vergeten dat het kwijt is geraakt, maar kapot speelgoed moet worden vervangen door iets nieuws.
Een heel kopje op tafel is een volstrekt geordende situatie, maar een
| |
| |
gebroken kopje op de vloer is een toestand van wanorde. Je kunt zonder enige moeite de gedachtensprong maken van het kopje op de tafel in het verleden naar het gebroken kopje op de vloer in de toekomst, maar het omgekeerde is veel moeilijker.
Stephen W. Hawking, A Brief History of Time
Een droombeeld. De hemel boven de stad is een geslachtloos kind in sepia. Een lichaam, voor de helft gewikkeld in witte lakens. Onder de maag zijn donkere gestolde druppels te zien, vlekken in de vorm van de continenten op aarde, gezien vanaf een andere planeet. Het kind schenkt ze aan de verkondigers van het einde der geschiedenis. De handen liggen ontspannen en slap, de rechter op de blote buik vlak bij de rand van het bevlekte laken, de linker wijst naar de mond, ze zijn beide overgeleverd aan de geheimzinnige zwaartekracht van de regenboog. Het kippeborstje zet zich voort in de lange uitgerekte hals, de afgunst oproepend van zelfs de meest beroemde iconenschilders. De halfgeopende, waterige ogen spreken een andere waarheid dan de goddelijke boodschappen op de halvemaanvormig gebogen lichamen van de heiligen in de koepels van de kerken. Weet iemand wat het kind ziet door ruimte en tijd, door alle troebelheid? De smalle spleet tussen de gewonde lippen is de voorhof van de donkere grot van het lichaam; het gehavende oor en de lok blond haar geven een indruk van levensloosheid. Achter zijn rug tekenen zich twee kronkelende lijnen af als de touwtjes van marionetten of de slangetjes waarmee het leven kunstmatig in stand gehouden wordt. Aan- of uitzetten, dat is de vraag van onze tijd. Het laatste wat het oog van de slaapwandelaar nog op kan vangen, is de verschijning van iets kleins, van een beeld dat door de wolken goed wordt verborgen: een pop. Een engel.
....geen omstandigheid kan sneller reizen dan de snelheid van het licht. Het licht wordt bijgevolg een soort universele navelstreng die gebeurtenissen verbindt.
Peter Coveney en Roger Highfield, The Arrow of Time
Tijdens het eerste shot zakt de camera naar de sterrenbeelden in het gehavende plaveisel van de stad, naar de spleten en de pokdalige randen van de terracotta die is bespat met speeksel van onbekende herkomst. Dan, in een abrupte overgang, duisternis en een nieuw shot: vogels die opvliegen, een laan, een vliegtuig en de lucht. Opnieuw een overgang, stilte en een derde shot waarin de beelden uiteindelijk zonder logisch verband door elkaar lopen en de ver- | |
| |
schillen tussen beeld en werkelijkheid niet meer bestaan. Alles wordt opnieuw met elkaar verbonden, alle steden worden één stad, alles gebeurt overal tegelijk. Hier is daar en daar is hier. Het licht heeft een verloren dimensie teruggevonden. Een man zit tegen de muur geleund en kijkt naar zijn benen aan de overkant van de straat. Een jongen zoekt een uitweg uit de onverlichte catacomben van een ziekenhuis en blijft staan, gebukt onder het gewicht van de zwarte zakken die zijn gevuld met weggegooide menselijke lichaamsdelen. De regisseuse van een toneelstuk over wachten streelt met haar linkerhand haar witte lok, met haar rechter masturbeert ze. De arbeiders van de stadsreiniging werpen een vrouwenlichaam zonder hoofd en een vrouwenlichaam met een half hoofd in een vrachtwagen. Iemand heeft in de oven een baby gebraden. Door een onverwachte gebeurtenis worden de hersenen van de leerlingen over het schoolbord uitgesmeerd. De uitgehongerde honden in de stad vergeten de taal van het blaffen en beginnen te huilen. De auto's rijden met de snelheid van vliegtuigen. De mensen steken de straat over met de bewegingen van verschrikte katten. Een wijsvinger, achtergebleven bij een put, begint een dans als van een dolgeworden kompasnaald. Vooruit-achteruit, omhoog-omlaag. We zijn in het centrum van de wereld. Voorgoed.
Vertaling: Roel Schuyt
Vertaling citaten: Margreet de Boer
|
|