van de huidige situatie niet werkelijk oneens ben, dat ik niets kan en ook helemaal niets wil afdingen op de constatering dat de huidige samenleving utilitaristisch is, zoals ik ook niets afding op de constatering dat literatuur vandaag de dag ‘amusement’ is. Ook dat staat in mijn stuk. Misschien verbaast het je nu wanneer ik zeg dat ik óók je stelling niet tegenspreek dat alle alternatieven die tot op heden voor de burgerlijke samenleving zijn verzonnen, uitgelopen zijn op een fiasco en maar beter niet herhaald kunnen worden? Wat dat aangaat is je brief dus verspilde moeite en wekt hij bij mij het vermoeden dat je me wel heel erg onderschat.
Het gaat om de conclusies die je aan al die constateringen kunt, en ik denk zelfs: moet verbinden. Op dit punt worden we het heel erg oneens met elkaar. De centrale stelling van mijn stuk is toch dat jij de historische analyse niet als beginpunt neemt, maar als eindpunt. Zolang je dat doet als historicus en met de bedoeling om een schets te geven van de positie die literatuur in onze huidige samenleving inneemt, is er geen reden tot opwinding (gesteld dat je zoiets werkelijk ‘waardenvrij’ zou kunnen doen, tenminste). Maar zodra je dat doet als literair criticus en er een aantal van je criteria aan ontleent bij de beoordeling van nieuw literair werk, ontneem je aan literatuur wel degelijk het recht om zichzelf te zijn, zoals ik het heb geformuleerd. Je historische analyse werkt dan als een beperkende definitie van de aard en functie van de hedendaagse literatuur en je bent niet zozeer nieuwsgierig naar de wijze waarop schrijvers, dichters en essayisten reageren op de historisch gegroeide situatie - in de erkenning dat die inderdaad zo bestaat -, maar of ze wel binnen de grenzen blijven die door die geschiedenis worden getrokken.
Het is typisch dat alle literatuur die zich niet houdt aan wat jouw analyse van de geschiedenis haar overlaat, door jou onmiddellijk en uitsluitend in verband wordt gebracht met wat geweest is: zij heet ‘avantgardistisch’ of ‘romantisch’. Zoals voor jou, buiten alle literatuur om, de enige werkelijk voorstelbare alternatieven voor de utilitaristische samenleving onmiddellijk ‘fascistisch’ of ‘communistisch’ heten te zijn. Dat zijn nu eenmaal de alternatieven die in het verleden bedacht zijn. ‘Het lukt nu blijkbaar niet een ander fundament, zowel economisch, politiek als sociaal, te vinden voor onze samenleving dat beter werkt dan het bestaande’, schrijf je. En, zo vervolg je, ‘naar mijn idee is dat een nieuwe situatie [...], die ook voor de literatuur consequenties heeft’. Met andere woorden: die moet zich maar schikken in het gegeven dat het ‘nu blijkbaar niet’ lukt. Ik geloof toch werkelijk niet dat ik het ben die jouw opvattingen verabsoluteert wanneer ik daaruit begrijp dat de schrijvers, dichters en essayisten het zoeken dus maar moeten opgeven. Nee, je verbiedt het niet, althans niet met zoveel woorden, daar heb je gelijk in. Maar auteurs die blijven zoeken - dat wil zeggen: die hun zoektocht niet al op voorhand voorzien van het predikaat van de vergeefsheid en de pose - begrijpen volgens jou hun eigen positie niet goed, een positie die jij als criticus van een grote, en in de literaire wereld als gezaghebbend beschouwde krant, week na week geduldig schetst.
Nogmaals: ik wil allerminst bestrijden dat de alternatieven uit het verleden bepaald onwenselijk zijn, maar ik denk dat waar die alternatieven zich aanbieden ze nauwelijks zullen lijken op wat ons uit het verleden bekend is. Ik geloof niet dat de geschiedenis zich op die manier herhaalt. Laat ik dat illustreren met een voorbeeld dat je op het eerste gezicht gelijk lijkt te geven in je overtuiging dat alternatieven voor de burgerlijke samenleving onwenselijk zijn en dat die alternatieven de vorm van de fascistische of communistische ideologie aannemen - in dit specifieke geval de eerste. Laat ik het eens hebben over die bewegingen die zich vandaag de dag met een zorgwekkende openlijkheid ‘neo-fascistisch’ noemen, of zelfs, zij het heel wat minder openlijk, ‘neo-nazistisch’. Ze dienen zich op dit moment in eigen land, in België, Frankrijk, Duitsland, Oosten-