Wat onzinnig dat ik daar andere bedoelingen achter zoek! Hij, die bij uitstek ingewijd is in de liefde voor zijn vrouw, weet dat ik, die denk ingewijd te zijn in zijn gezinsverhoudingen, gewoon de bal missla omdat ik er te veel achter zoek.
Dat soort redenaties heeft een naam: als het over privézaken gaat heet het gewoon roddel, maar als het over publieke aangelegenheden gaat (zoals publiceren er een is), dan heet het samenzweringsdenken, paranoia, maar eigenlijk vertaalt zich dat bij de ijverige journalist als een vorm van strategie-obsessie.
Aangezien er een nieuwe redactie is aangetreden en je aan De Gids kunt merken dat er een nieuwe wind waait, kijkt de strategie-lezer (die de journalist bij uitstek is) voortdurend reikhalzend uit naar sterke verklaringen, positiebepalingen (liefst polemisch, dan is er weer iets aan de hand) en statements, en wat er zonder statement gewoon uit liefde voor het boek wordt gedaan - een liefde die al evenmin hoeft te slijten als Kuipers' liefde voor zijn geliefde - dat kan niet worden geplaatst, niet worden begrepen, dat lijkt dus gratuit.
Maar is het niet net dat wat er gratuit uitziet, dat wat je gewoon doet omdat je er zin in hebt, dat dát precies de kern van je eigen waarheid vormt? ‘Ingewijden weten’ dat manifesten altijd minder interessant zijn dan het lezen en schrijven zelf. Daarom is wat een redactie doet zonder manifesten juist omdat het er gratuit uitziet en geen uitleg behoeft, de evidentie zelve: ze doen het omdat het hun vorm van bestaan is. Waarom wordt er nog steeds over Kafka en Joyce geschreven? ‘Ingewijden weten’ dat ongeveer alles over die auteurs al twintig keer is gezegd. Toch kunnen we onszelf niet weerhouden er steeds weer over te spreken. Hebben we dat recht, zonder voor gratuit of strategisch te worden uitgemaakt? Moet men er een uitgeefpolitiek van Meulenhoff achter zoeken, als ik morgen een stuk over een vergeten auteur wil maken, gewoon omdat zijn werk me weer treft? Ach kom.
De obsessie van de ijverige speurder heeft altijd iets tragisch, omdat er gewoon geen geheim is; dat is het hele geheim. Waarheden als koeien die men bijvoorbeeld bij de Franse filosoof Jacques Derrida kan aantreffen, een hier te lande bij de pers nog steeds voor een halve gare gehouden Parijse nuf, die bijvoorbeeld ook zo'n honderd keer overal heeft uitgelegd wat het verschil tussen différence en différance voor hem is, en waarover de heer Kuipers meent ons een lesje te moeten lezen omdat hij het tweede woord niet kent. Nu goed, ik wil hem met het oplossen van dit geheimpje alvast van dienst zijn. Het eerste is een gewoon Frans woord en het duidt voor Derrida op een soort statisch verschil, een duidelijk onderscheidbaar verschil tussen twee dingen. In taal gaat het volgens Derrida anders; zelfs wat we herhalen is steeds anders omdat we het op een ander ogenblik en in een andere contekst doen - over boeken spreken bijvoorbeeld. Dat voortdurend subtiel en levendig verschillen van betekenissen, een oneindig verschuiven dat ons in spanning houdt, dat noemt Derrida différance. Vraag het aan elke eerstejaarsstudent tegenwoordig, he'll tell you. Ik hoop dus dat de heer Kuipers, naast het in eeuwige différance omhelzen van zijn geliefde, ook nog de tijd vindt om minder over strategieën te piekeren en gewoon weer teksten te omhelzen zoals het hem uitkomt: omdat hij het verschil met de vorige keer steeds weer boeiend vindt, te evident voor woorden, zoals de ‘ingewijden weten’. The secret ligt dus in la différance. Bovendien: hadden we niet net gezegd dat er geen geheim is? Er zijn dus ook geen ingewijden.