De Gids. Jaargang 158(1995)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Remco Ekkers Gedichten Robert Walser We gaan nu aan de zijkant van de weg staan met onze rug naar de samengebonden palen. We kijken niet hoe de weg loopt door het bos, kalm over de heuvel. We zetten onze hielen tegen elkaar de tenen van onze gepoetste schoenen iets uit elkaar. We houden in onze hand de paraplu en de hoed want de zon schijnt. De schaduw op de weg laat de ronding van de handgreep zien. We zijn een heer, zij het een ietwat verlopen heer. We kijken dwars over de weg niet naar het verleden nog minder naar de toekomst. [pagina 44] [p. 44] De dood van Robert Walser Veertien was ik, onder de kerstboom. Hij zeven en zeventig. De kamer rook naar mandarijnen toen hij, ver weg, in de bergen, ging wandelen voor de laatste keer zonder overjas. Ik kende hem niet. Het was niet erg koud het sneeuwde zachtjes en de weg lag vrolijk in het verschiet. Hij stapte stram voorwaarts zijn vaag-rode stropdas om zijn hals en zijn hoed stevig op zijn hoofd. En toen hij, ver van Herisau in Appenzell-Ausserhoden tot stilstand kwam tegen een hoopje sneeuw zag hij voor het laatst de lichte vlokken waaien. Hij dacht misschien aan de jongen die hij was die cadeautjes kreeg en aan zijn moeder. [pagina 45] [p. 45] Op weg Maar nu even stilstaan dwars op het pad, met de rug naar wat komt. Handen in de zakken voeten in de sneeuw kijken naar het bos. Maar dan weer op weg de bochten nemen. Kom, vooruit, schop de sneeuw naar voren. Je komt waar je loopt. Vorige Volgende