| |
| |
| |
Ulrich Meister
Alsof dit oppervlak uniek was in zijn soort,
verhief zich daarlangs de rand, in meerdere trappen stijgend,
en boog rond aan de hoeken af, als een bloem die zich
De dunne plank, een langwerpige rechthoek met afgeronde hoeken,
zat naadloos tegen de muur. Banen van fijne blauwe puntjes
trokken zacht over de witte ondergrond en verdeelden het vlak
in horizontaal en verticaal. Omdat aldus bij elke kruising
een dubbel zo sterk blauw en in de vrijgebleven tussenruimte
een wit, even groot vierkant ontstond, kwam zo
een geheel uit kwadraten bestaande klank tot stand.
| |
| |
Aanvankelijk liep hij onverschillig als een rechte lijn door,
maar plots boog hij, als werd hij opeens wakker,
aan beide uiteinden af, en richtte al zijn aandacht op het
tot stand brengen van twee zorgzaam op elkaar afgestemde bogen.
Pogend in deze doolhof van hoeken en kanten,
van scherpgetande vooruitspringende uitsteeksels
een deur te vinden, een weg naar zijn binnenste,
liep men hopeloos verloren; slechts oppervlak gaf hij prijs.
Een glans die nooit dooft straalde je tegemoet,
een koud vuur, dat eeuwig gelijk blijvend brandt,
zodat men zich hulpeloos en eerbiedig terugtrok.
| |
| |
Omdat je hem nooit uit louter lust tot actie ter hand nam,
ervaarde je zijn gewicht en vorm als een verwijt in je hand,
en je kwam zelfs niet op de gedachte hem welgezind te besturen.
Geen wonder dat hij, eenmaal tegen de muur gezet, daar bleef staan
als uit de wereld der lichamen verbannen.
De vloer lag stilletjes onder hem.
| |
| |
lagen ze daar, als linker en rechter
Zijn uiteinden wezen in de ruimte,
als wilden ze daar iets aanraken.
| |
| |
Dat zijn wezenlijke bestaansvorm
het om-zichzelf-draaien was, toonde hij
bij zijn uiteinde, waarin de kracht van het cirkelen
nog lang niet uitgedoofd was, hoewel ze daar vrij werd gelaten.
In plaats van ordelijk met de hele vorm mee te gaan,
voerden ze elk een eigen leven, alsof ze met het geheel niets te maken
hadden; ze dansten, tuimelden en wervelden doelloos rond,
en slechts aan de oppervlakte, waar ze bovenkwamen alsof ze
erdoor wilden stoten maar dat niet durfden, bleven ze allen tegelijk
stilstaan. Deze betovering doorbreken, die de naam Plat-Zijn droeg,
daar schrikten ze voor terug.
| |
| |
en was helemaal zichzelf.
Het naderen en wegsterven van geluiden
dat door de ramen in de oren drong
liet er geen twijfel over bestaan;
je was in een ruimte midden in de stad.
| |
| |
Het was ontworpen om bloot te staan aan de ruwste stoten
maar op zich was het geen waardevol materiaal.
Zo stond het daar, overgeleverd aan minachting,
wit, stil en gewichtloos.
Vanuit zijn vlakke zijde zacht tegen de muur
als de jurk rond het been van een vrouw.
| |
| |
Je kreeg de indruk dat het hun
allen samen nog lichter viel om
een volmaakte vorm te bereiken.
vertaald uit het Duits door Stefan Hertmans
|
|