De Gids. Jaargang 157
(1994)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdKlaus Siegel
| |||||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||||
theoretische strategie van het proza dat volgt. Het probleem van de welgekozen inzet heeft de kunsttheoretici van meet af aan beziggehouden. Aristoteles definieerde het kunstwerk al als een geheel, opgebouwd uit delen, te weten het begin, het midden en het einde. Onder het begin verstond hij datgene dat na het niets komt, het midden als datgene dat op het iets volgt en waarop iets volgt en het einde als datgene waar niets meer op volgt. In een dagboeknotitie van Baudelaire wordt dat van niets naar iets uitstekend uitgedrukt: ‘Début d'un roman: commencer un sujet n'importe où, et pour avoir envie de le finir, débuter par de très-belles frases.’ Soms ‘overkomt’ de schrijver een romanbegin. Op een goede dag in 1952 schreef Ralph Waldo Ellison half gedachteloos de zin: ‘I am an invisible man’ neer. Goede inzet voor een short-story, naar hij dacht. Na honderd pagina's besefte hij dat hij bezig was aan een roman. Zo ontstond, volgens zijn getuigenis, het boek dat een van de hoogtepunten uit de Amerikaanse negerliteratuur zou blijken te zijn: het half biografische Invisible Man. Vanaf de eerste aanzetten van de ‘moderne’ roman - we zien af van voorstadia als de hoofse minne-, Amadis- of de picaro-roman - maar vooral sinds het begin van onze eeuw is het zaak de hierboven genoemde schrijvershand zo onzichtbaar mogelijk te houden. De lezer moet als het ware zonder dat hij dit in de gaten heeft vanuit het Aristotelische ‘niets’ de sfeer van het epische iets worden binnengetrokken. Het is Mallarmé die in verzet komt tegen Aristoteles' eis. Hij formuleert dit als volgt: ‘Un livre ne commençe ni ne finit: tout au plus fait-il semblant.’ Proust in zijn Recherche en Joyce in Finnigan hebben op grandioze manier bewezen dat dit mogelijk is.Ga naar eindnoot2. Maar nu noem ik al namen, terwijl ik me zó had voorgenomen eerst een keuze te maken. In mijn bibliotheek kijken, naar ik zoëven berekend heb, vijfduizend ruggen van romans op me neer - geloof me, romans hebben ook ogen in hun rug - en eisen, dreigend met hun pagina's ruisend, stuk voor stuk, dat ik hún specifieke openingszin in dit opstel noem. Rustig ijdele ruggen, in leer, kunstleer of linnen, met gulden gotische letter of fluorescerende sans-serif bedrukt! Ik zal mijn best doen dat iedere vorm van openingszin aan de beurt komt en dat jullie dus allemaal een representant krijgen. Ja, ja en jullie twee daar krijgen natuurlijk een voorkeursbehandeling, al zijn jullie helemaal geen roman. Maar jullie zetten ook zo knap en prachtig in en vele romans trachten jullie te imiteren: | |||||||||||||||
BereshiethIn het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en vormloos, er was duisternis over de watermassa en Gods adem zweefde over de oppervlakte van het water. Toen zei God: ‘Er zij licht’ en er was licht. | |||||||||||||||
JohannesIn den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God.
Gekend heeft die evangelist Aristoteles vast niet, maar begrepen wel degelijk! Enfin, laten we nu eerst maar eens kijken wat jullie allemaal gemeenschappelijk hebben. Wat onderscheidt de prozagedaante van de roman van de drie andere genres? Toch in de allereerste plaats dat ze het meeste overeenkomt met de empirische wereld van de mens. In de poëzie dwingt de vorm tot afwijkingen van de reële ervaring, in het drama leggen plaats en lengte beperkingen op ten aanzien van de werkelijkheid om ons heen en het essay ten slotte doet slechts een beroep op een beperkte faculteit van de lezer. Een bof is het ook dat jullie, de romans een relatief jong boompje - ja, ja, rustig maar: ik gebruik heus niet het woord parvenu - in het paradijs van de literatuur zijn. Verder zou je kunnen onderzoeken wat het romanbegin van de aanvang van zijn naaste verwanten, zoals novelle, short-story of sprookje onderscheidt. Wat het laatste betreft is het verschil door de stereotiepe | |||||||||||||||
[pagina 621]
| |||||||||||||||
openingszin duidelijk. Wat de kortere prozavormen betreft valt op te merken dat de grenzen daarmee vaag zijn, ofschoon de eerste aanstoot om het vliegwiel van het vertellen op gang te brengen alleen al vanwege de beperking die de omvang oplegt sterker, wakkerschuddender moet zijn: ‘Iedereen heeft wel eens zijn vader vermoord’, ‘Tot in het diepst van mijn ziel gevuld met schuimrubber wentelde ik me naar de muur.’ Je zou je ook wat diepgaander kunnen afvragen waarom de schrijvers nu juist zo op het fenomeen van de eerste zin gespitst zijn. De oplossing ligt waarschijnlijk in de sfeer van de filosofie. Kant worstelde al met het begrip begin, kwam er niet uit en formuleerde antinomisch: ‘De wereld heeft een aanvang in de tijd en is qua ruimte begrensd. - De wereld heeft geen aanvang en geen grenzen in de ruimte, maar is wat de tijd, zowel als wat de ruimte betreft oneindig.’ Als Kant zich al in zo'n tegenstrijdig antwoord moest wringen om tot een oplossing te komen, hoe kunnen we die dan ooit van een taalkunstenaar verwachten. Daarom zullen we zolang de roman blijft bestaan nog heel wat creatieve openingen tegemoet kunnen zien. Bijvoorbeeld deze heerlijk speelse: Sta stil, hou u vast: Rachel S. komt eraan. In haar rokje! En we bevinden ons op straat en niet in de wei. Koeien steken graag de koppen bij elkaar. Dan valt er een stilzwijgen. Daar heeft niemand last van. Mensen doen precies hetzelfde. Dan gaan de monden open. Daar heeft iedereen last van. Het verschil tussen koppen en hoofden, asfalt en wei, december en mei.Ga naar eindnoot3.
Aan de hand van dit fragment - ik vind het vervelend zulk een juweeltje voor een theorie te misbruiken - en alle volgende openingspassages meen ik te mogen constateren dat het moeilijk is de lengte van het begin van een roman te bepalen. Dat kan een enkele zin zijn, een alinea, een bladzijde, ja zelfs een heel hoofdstuk, zoals bij Proust. De beantwoording van de vraag naar de lengte hangt sterk af van de aard van het proza en is zo complex dat ze een apart essay zou vergen. Laten we een kijkje nemen in de geschiedenis van het genre om te zien of we vandaaruit tot conclusies over romanbeginnen (vergeef me het niet-bestaande meervoud) kunnen komen. De eerste romans zijn geënt op het al dan niet klassieke epos en dat had een vaste opening: steevast werden de muzen aangeroepen om de schrijver te helpen de ingewikkelde werkelijkheid in de onvolmaakte vorm van de taal te formuleren. Omdat de ouden vaak gebruik maakten van bestaande mythen werden de dames als dochters van Mnemosyne ook wel verzocht het geheugen van de kunstenaar in dit opzicht op te frissen. Het spreekt vanzelf dat de eerste zinnen van de vroege romans vergelijkbaar vaste openingen vertoonden. Langzamerhand werden de muzen door de concretere en dus realistischere zonnegod Helios en later door de zon zelf verdreven. Honderden romans beginnen met: ‘Zojuist had de zon haar eerste stralen (...) bergkam/dal/armzalige woning/slagveld (...), toen X., de jager/dokter/rekruut (...)’ Aan deze klassieke opening wordt in 1930 een einde gemaakt door het begin van Der Mann ohne Eigenschaften. De muze uit de mythos wordt verdreven door de pseudo-natuurwetenschappelijke taal van de heren Krol en Timovev: de meteorologie. Dat wil zeggen: Musil bedoelde dit als pastiche. Willem Frederik liep lelijk in de val door het weerbericht van de bewuste datum op te vragen en te constateren dat Musil zich vergiste: Boven de Atlantische Oceaan bevond zich een barometrisch minimum; het trok oostwaarts, in de richting van een boven Rusland gelegen maximum, en vertoonde nog niet de neiging hiervoor naar het noorden uit te wijken. De isothermen en isotheren vervulden hun plicht. De luchttemperatuur stond in de voorgeschreven verhouding tot de gemiddelde jaartemperatuur, tot de temperatuur van zowel de koudste als de warmste maand en tot de aperiodi- | |||||||||||||||
[pagina 622]
| |||||||||||||||
sche maandelijkse temperatuurschommeling. De opkomst en ondergang van de zon, van de maan, de lichtvariaties van de maan, van Venus, van de ring van Saturnus en vele andere gewichtige verschijnselen stemden overeen met de voorspellingen daaromtrent in de astronomische jaarboeken. De waterdamp in de lucht had zijn hoogste spankracht en de luchtvochtigheid was gering. In één woord, dat de feitelijke situatie heel aardig weergeeft, ook al is het wat ouderwets: het was een mooie augustusdag in het jaar 1913.Ga naar eindnoot4.
Was de boodschap van Musil aan het adres van de zonne-openaars niet opgevangen, dan was Beckett er wel, die in 1938 met het begin van zijn roman Murphy zijn definitieve einde aan deze mogelijkheid maakte: ‘De zon liet haar licht - wat zou ze voor een andere keus hebben - niet over iets nieuws schijnen. Murphy zat alsof hij kon doen en laten wat hij wilde in de schaduw van een of ander steegje van West-Brompton. Wie weet zat hij er al zes maanden te zitten en te eten en te slapen, zich aan en uit te kleden...’ De topos van de zon had de auteur eeuwen achtereen meer dan welk openingstopos dan ook onmiddellijk de mogelijkheid gegeven register en stemming te kiezen: ‘De zon dook bloedrood, nietig en afgetobd op uit de nevelen. Weldra verdween ze weer in de kille grauwheid van deze ochtend.’ (Josef Roth, Die hundert Tage). Zelfs de zon wil niets met deze dag te maken hebben. Dickens kan al zijn droeve cynisme kwijt in: ‘Thirty years ago, Marseilles lay burning in the sun, one day. A blazing sun upon a fierce August day was no greater rarity in southern France then, than at any other time, before or since.’ (Little Dorrit) André Breton wijst in 1924 in zijn surrealistisch manifest ieder openingstopos van de hand: ‘Par besoin d'épuration, M. Paul Valery proposait dernièrement de réunir en anthologie un aussi grand nombre que possible de débuts de romans, de l'insanité desquels il attendait beaucoup. Les auteurs les plus fameux seraient mis à contribution. Un telle idée fait encore honneur à Paul Valery qui, naguère, à propos des romans m'assurait qu'en ce qui le concerne, il se refuserait toujours à écrire: La marquise sortit à cinq heures. Mais a-t-il tenu parole?’Ga naar eindnoot5. Aan Valery's voorstel is driehonderd jaar worsteling van romanciers voorafgegaan. Vóór alles streven ze ernaar een goed evenwicht te vinden tussen de vliegende start van de in medias res-inzet en een geleidelijk, verantwoord ab ovo-begin. Talrijk en uiteenlopend zijn ook de pogingen om de schijn van een begin te vermijden. Na zijn fameuze voorrede, waarin Cervantes het kleverige, ietwat spottende contact maakt met de lezer, waar deze het hele dikke boek niet meer onder uitkomt, zet hij door middel van een truc de betrouwbaarheid van het hele verhaal van Don Quichote dat volgt op losse schroeven met het tussenzinnetje: ‘de cuyo nombre no quiero acodarme’. En daarmee worden roman en de aanvang ervan verwezen naar het rijk van het niet-bestaande. In een dorpje van de Mancha, waarvan ik mij de naam niet wens te herinneren, leefde nog niet lang geleden een van die edellieden, die een lans in het wapenrek, een antiek lederen schild, een mager paard en een snelle hazewind bezitten.Ga naar eindnoot6. In 1749, anderhalve eeuw na Cervantes, gaat Henry Fielding een eigenlijke aanvang van het verhaal van Tom Jones uit de weg door op het theoretische voorwoord tot Don Quichote in te haken met een quasi-romantheoretisch statement: Een schrijver past het niet zichzelf te beschouwen als een heer, die een dineetje geeft of voedsel uitdeelt aan de armen, maar eerder als een waard van een eethuis, alwaar een ieder welkom is als betalend gast. In het eerste geval, dat is algemeen bekend, onthaalt de gastheer de genodigden op wat hem goeddunkt; en zelfs al zou dit kraak noch smaak bezitten en is het niet | |||||||||||||||
[pagina 623]
| |||||||||||||||
te genieten, dan nog mogen zijn disgenoten daar geen aanmerkingen op maken; neen, integendeel, goede manieren dwingen hen althans uiterlijk hun instemming te betuigen, en wat hun ook voorgezet wordt te prijzen. Het tegenovergestelde nu, is het geval met de waard van een eethuis. Lieden die betalen voor wat zij eten, zullen erop staan dat hun verhemelte gestreeld wordt, hoe fijngevoelig of verwend dit ook moge blijken; en als niet iedere schotel naar hun smaak is, zullen zij het recht opeisen hun maaltijd af te keuren, te beschimpen en te vervloeken, zonder enige terughoudendheid te betrachten.Ga naar eindnoot7.
In de achttiende eeuw wordt een volgende mogelijkheid geëxploreerd om de kloof tussen lezerwerkelijkheid en romanwerkelijkheid vanaf de eerste regel te overbruggen. Dat gebeurde door middel van de briefroman, waarvan de stemming zo wonderwel de antirationalistische geest van de sentimentality van die tijd tot uitdrukking bracht. Het genre werd min of meer per ongeluk uitgevonden door een uitgeverdrukker, die voor zijn fonds voorbeeldige aan de etiquette van die tijd aangepast briefvoorbeelden het licht liet zien. Vrienden zouden vervolgens Samuel Richardson, die was het, op het idee hebben gebracht een complete roman in de vorm van brieven te schrijven. Zo komt in 1740 Pamela, or Virtue Rewarded ter wereld, dat tot in onze dagen als model dient. Eenentwintig jaar later volgt Nouvelle Héloise van Rousseau, volgende mijlpalen zijn Goethes Die Leiden des jungen Werthers (1773), Choderlos de Laclos' Les liaisons dangéreuses (1781) en niet te vergeten Sara Burgerhart (1782), Willem Leevend (1785) en Cornelia Wildschut (1796) van onze Betje Wolff en Aagje Deken. Soms vindt de schrijver een roman in brieven nog te ver afstaan van de werkelijkheid; hij gooit er vervolgens een schepje bovenop. Pierre Curlet de Marivaux vond zogenaamd toevallig allerlei documenten en brieven, die hem aanleiding gaven deze te publiceren onder de titel La vie de Marianne, oú les avontures de Madame la Comtesse de ***. Marivaux verhoogt de authenticiteit door de *** achter de adellijke titel en door in zijn begeleiding te suggereren dat hij nog veel meer van de geschiedenis af weet, maar er omwille van de discretie het zwijgen toe doet. Je vraagt je af hoe de lezer zich met de figuren in brieven van anderen kon identificeren. Hoe konden de brieven in Die Leiden des jungen Werthers in 's hemelsnaam leiden tot een golf zelfmoorden onder gezonde jonge mensen? De verklaring is waarschijnlijk dat de brief in de tijd van de sentimentaliteit hét vehikel van de diepste zieleroerselen was. Iedere lezer vereenzelvigde zich onmiddellijk met de vriend aan wie Werther zijn brieven richt. Alleen het woord ‘hart’ in een brief al ontsloot de lezersziel. In welke lezer maakt Goethes onderstaande aanhef nog iets wakker? 4 mei 1771 De ironie wil dat alle gebeurtenissen in de Werther op werkelijkheid berusten. En weergave van de werkelijkheid, met zo min mogelijk fictie was nu juist eeuwen achtereen het doel van alle romanciers. Een volgende manier om het eigenlijke begin van de roman enigszins te verdoezelen vinden we terug in burleske parodieën op allerlei mogelijke openingstopoi. De schrijver doet of hij gek is en probeert zo de lezer al lachend zijn ro- | |||||||||||||||
[pagina 624]
| |||||||||||||||
man binnen te trekken. De in Nederland veel te onbekende romancier Johann Carl Wezel laat in 1780 zijn boek Herrmann und Ulrike als volgt beginnen: In het jaar na de schepping van de wereld toen de dames lage hakken en niet te hoge valse kuiven droegen, de heren grote hoeden en kleine haarbuidels en niemand zo maar goud op zijn kleren droeg, die niet op zijn minst de nodige zilveren pasmunt op zak had om zich het edele metaal te kunnen veroorloven, werd op het kasteel van de graaf van Ohlau een knaapje opgevoed, dat onder de inwoners van het daarbij horende stadje niet minder opzien wekte en in de lange winteravonden niet minder gespreksstof opleverde dan Alexander voordat die tegen de Perzen te velde trok.
Het mooiste voorbeeld van een romanbegin waarin met de lezer zo gedold wordt dat hij voor hij het weet midden in een stream of consciousness, of liever in een vortex van gedachten terechtkomt is natuurlijk Laurence Sternes Tristram Shandy, verschenen tussen 1760 en 1767. De ik-persoon begint zijn relaas voor zijn geboorte, bij zijn verwekking en maakt de fictie met deze kunstgreep dermate fictief, dat ze voor de ontwapende lezer tot een nieuwe werkelijkheid wordt. Daarbij neemt hij ook nog een loopje met Horatius' raad into the middle of things te beginnen, door zijn papa's gedachteloos verspoten sperma als uitgangspunt te nemen. Hij begint niet ab ovo maar ab semine. Ik wou dat ofwel mijn vader, of anders mijn moeder, of eigenlijk zij allebei, want ze waren er beiden evenzeer toe verplicht, op hun tellen hadden gepast toen ze mij verwekten; hadden ze zich terdege gerealiseerd hoeveel er afhing van hetgeen ze aan het doen waren; - dat het niet enkel ging om de aanmaak van een redelijk Wezen, maar dat mogelijk de geslaagde bouw en gesteldheid van zijn lichaam, wellicht zijn begaafdheid en de ware geaardheid van zijn geest; - alsmede, voor zover hun bekend, zelfs de kansen van zijn complete nageslacht konden voortvloeien uit de toen boven drijvende vochten en tochten: - Hadden ze dit alles terdege gewikt en gewogen en dienovereenkomstig gehandeld, - ik had, naar mijn vaste overtuiging, op de wereld een heel andere indruk gemaakt dan de lezer zich vermoedelijk van mij gaat vormen.Ga naar eindnoot8. Groter tegenstelling dan tussen dit type opening waarin de auteur zich overduidelijk manifesteert en de romanbeginnen in het literaire tijdperk van het realisme, een halve eeuw later, is niet denkbaar. Iedere vorm van auctoriale aanwezigheid wordt dan ongewenst omdat ze de geloofwaardigheid van de werkelijkheid, die het hoogste doel is, in de weg staat. Er kan slechts aanspraak gemaakt worden op feitelijkheid als zonder tussenkomst van een auteur een gedetailleerde presentatie van de feiten wordt gegeven. Na de uitvinding van foto en film, die de feiten toch optimaal zouden moeten presenteren, weten we dat dit ideaal onbereikbaar is. De hand van de cameraman drukt zijn stempel zelfs op de meest objectieve reportage. Het verbaast daarom dat in de late jaren zestig in Duitsland het idee van de reportageroman, nadat dit subgenre er tijdens de Nieuwe Zakelijkheid van de jaren dertig niet in geslaagd was ook maar iets te bewerkstelligen tegen de dreigende catastrofe, opnieuw ter hand werd genomen. (Rustig maar, halve meter plank.) Ik geloofde toen zelf ook dat de mens veranderlijk was en Der Kurze Sommer der Anarchie van de dichter Enzensberger is een van de mooiste romans ooit in de Duitse taal geschreven. Zo begon Enzensbergers ‘reportage’: ‘Laat in de nacht arriveerde de dode in Barcelona. Het had de hele dag geregend en de auto's die de kist begeleidden waren bedekt met een korst van leem. De zwart rode vlag die over de lijkwagen heen lag gedrapeerd was besmeurd.’ Dat klonk een stuk culinarischer (en daardoor effectiever, want een mens is maar een mens) dan de opening van 8.100.000 m3 Zand van onze volkomen onderschatte landgenoot | |||||||||||||||
[pagina 625]
| |||||||||||||||
M. Revis in 1932. Maar toegegeven: effectief bleken ze geen van beide. Onze wereld ziet er nog steeds hetzelfde, of zelfs iets grimmiger uit. De arbeidende klasse in Nederland, door I.J. Brugmans. Hoofdstuk 1, paragraaf 3: de eerste stoommachine werd hier in 1800 geconstateerd. Dat was 19 jaar nadat Watt zijn uitvinding voor de practijk had bruikbaar gemaakt. Negentien jaar! Terug naar de wortels van dit genre in de realistische roman. In plaats dat de aanwezigheid van de auteur garantie biedt voor de authenticiteit staan nu exacte lokalisering, precieze datering en nauwgezette beschrijving van objecten borg voor de historische geloofwaardigheid van de roman. De empirische werkelijkheid wordt gestaafd. Stendhal deed dat in Le rouge et le noir als volgt (let op de beschrijving van het juist beginnend machinetijdperk): Het stadje Verrières kan voor een der aardigste van de Franche-Comté doorgaan. Zijn witte huizen met hun puntige rode pannendaken staan over de helling van een heuvel verspreid, waarvan groepen kloeke kastanjes de minste golving markeren. De Doubs stroomt een paar honderd voet beneden zijn vestingwerken, die vroeger door de Spanjaarden gebouwd en nu geruïneerd zijn. [...] Nauwelijks komt men de stad binnen of men wordt overvallen door het oorverdovend lawaai van een machine die schrikwekkend is om te zien. Twintig zware hamers die neervallen met een gebonk dat het plaveisel doet trillen, worden opgeheven door een rad dat door het water van de stortbeek in beweging wordt gebracht. Elk van die hamers produceert iedere dag ik weet niet hoeveel duizenden spijkers. Frisse, aardige jonge meisjes geven voor de slagen van die enorme hamers de stukjes ijzer aan die vlug in spijkers worden veranderd.Ga naar eindnoot10.
Naast de uiterste precisie waarmee de attributen op de achtergrond van de aanvangssituatie worden beschreven valt ook op dat de mensen die straks de handeling moeten dragen, kennelijk om de authenticiteit te verhogen, voorlopig achter worden gehouden. Ze worden ondergeschikt gemaakt aan hun omgeving en begrijpen zichzelf niet langer. Fontane laat zijn beroemde Effi Briest als volgt beginnen. (En het zal nog alinea's lang duren tot de eerste mens opduikt): Voor het reeds sinds keurvorst Georg Wilhelm door de familie von Briest bewoonde herenhuis te Hohen-Cremmen scheen de zon helder in de middagstilte van de dorpsstraat, terwijl aan de park- en tuinzijde een rechthoekig aangebouwde zijvleugel een brede schaduw wierp op eerst een pad van vierkante, witte en groene tegels en vervolgens een groot rond, waarvan het midden door een zonnewijzer en de rand door canna indica en rabarberplanten ingenomen werd. Ongeveer twintig passen verderop, in richting en ligging nauwkeurig beantwoordend aan de zijvleugel, liep een geheel met kleinbladig klimop bedekte, slechts op één plaats door een wit gepleisterd ijzeren poortje onderbroken kerkhofmuur, waarachter de Hohen-Cremmense spaantoren met zijn glinsterende, want eerst onlangs opnieuw vergulde weerhaan oprees.Ga naar eindnoot11.
Er zijn altijd meesters van het proza geweest met een nogal brute vorm van het in medias res. Ze beginnen hun verhaal met een exposé waarin ze alle raad over een zo onmerkbaar mogelijk begin in de wind lijken te slaan. Ze grijpen ons als het ware bij onze haren en duwen ons met de | |||||||||||||||
[pagina 626]
| |||||||||||||||
neus tussen hun regels. Ondanks hun bruuske aanpak zijn het niet de slechtste. Als voorbeeld noem ik Heinrich von Kleist. Welke lezer kan na een exposé als het volgende de verleiding weerstaan de volgende bladzijde om te slaan? In St. Jago, de hoofdstad van Chili, stond precies op het moment van de grote aardbeving van het jaar 1647, waarbij vele duizenden mensen het leven verloren, een jonge, van een misdaad beschuldigde Spanjaard, Jeronimo Rugera genaamd, tegen een pilaar van de gevangenis waarin men hem had opgesloten geleund, op het punt zich te verhangen.Ga naar eindnoot12. Een toegespitste soort van de realistische roman is de historische roman. Er is dan parallel controlemateriaal aanwezig om het vertelde te verifiëren. Het genre is te bekend dan dat ik er hier diep op in hoef te gaan. Feit is dat Engeland ook hier weer voorop liep met Walter Scotts Waverley in 1814. Via Hugo, Dumas, Manzoni en Tolstoj komen we ten slotte terecht bij brave produkten als Ben Hur en Quo Vadis of bij de opvoedende professorenromans als Felix Dahns Ein Kampf um Rom. Hier is het zaak het eigen onderzoek dat wat getrouwheid betreft optimaal is, maar slechts een bleek geraamte te bieden heeft, letterlijk ‘in geur en kleur’ in te kleden. Twee Nederlandse romans kunnen zich in mijn ogen meten met de grootste voortbrengselen op dit gebied van de wereldliteratuur zoals Flauberts Salammbô of Pasternaks Dokter Zjivago: Couperus' Iskander en Vestdijks Het vijfde Zegel. Wat een rijkdom aan coloriet en... aroma in de laatstgenoemde: Niet hun innerlijke radeloosheid, hun angst of de tweestrijd van hun geweten, neen, de geur der corozas was het veeleer, die hun op hun tocht langs het tierende en deinende volk de fataalste bedwelming aandeed. Deze kegelvormige, met duivels en puntige vlammen beschilderde schandmutsen stonken naar lijm, ontzenuwender dan de graflucht van tochtigende gevangenissen, te meer waar carnavalsherinneringen er zich in moesten mengen, ten minste bij Juan Sanchez, de jongste van de vier. Carnaval óók de gele boetepijen, de sanbenitos, voorzien van diezelfde vlammen en duivels weer, - bij de penitenten van rode Sint Andrieskruisen, voor en achter, - en de kleine, groene kruisen die men de veroordeelden door de handboeien had gestoken.Ga naar eindnoot13.
In de twintigste eeuw wordt het genre nogal eens door ridiculisering geobjectiveerd. (Voor de goede verstaander dan, veel lezers zullen eroverheen lezen.) Het hele consumptieve verwachtingspatroon van een historische roman wordt, om een voorbeeld te noemen, in het derde deel, ‘Hugeneau’, van Hermann Brochs meesterwerk Die Schlafwandler al in de openingszin gefrustreerd. We treffen er allerlei vertrouwde elementen in aan, maar door ‘dessen Vorfahren wohl Hagenau geheißen haben mochten’, door ‘durchaus’ en door ‘oder präziser gesagt’ wordt de voorstelling van (historische) zaken in een ironische sfeer getrokken: Huguenau, wiens voorouders met grote waarschijnlijkheid Hagenau hebben geheten voor de Elzas in 1692 door de troepen van de Condé werd bezet, had in ieder geval de habitus van een burgerlijke Aleman. Welgedaan en voorzien van een embonpoint droeg hij sinds zijn jeugd oogglazen, of preciezer gezegd, sedert die dagen dat hij zich in Schlettstadt had toegelegd op de studie der handelswetenschappen.Ga naar eindnoot14.
Een bijzondere vorm van de historische roman is de gothic novel, de Anglo-Amerikaanse horror-roman. Het verleden, de historie wordt hier min of meer misbruikt om de geschiedenis geloofwaardiger te maken en door de vreemde attributen of verschijnselen (zoals de pest) uit een andere tijd en van een ander volk de sfeer van het Unheimliche te verhogen. William Beckford laat Vathek, An Arabian Tale (1786!) als volgt beginnen: | |||||||||||||||
[pagina 627]
| |||||||||||||||
Vathek, de negende kalief van het geslacht van de Abassiden, was de zoon van Motassem, en de kleinzoon van Haroen al Raschid. Zijn vroege troonsbestijging, en de talenten die hij bezat om die te sieren, brachten zijn onderdanen ertoe te verwachten dat zijn regering lang en gelukkig zou zijn.Ga naar eindnoot15.
Het liefst - maar ook ingegeven door de beperking van de mij beschikbare tijd - zou ik verder alleen over de Engelstalige of Russische roman schrijven. Dit prozagenre lijkt in die landen het best te gedijen: de lange winters voor de haard, de Oblomov, de onderdrukte Oliver, de Geoffrey Firmin in ons allen? Maar nu beginnen de planken Duits op nadrukkelijk martiale wijze met hun pagina's te wapperen, zo ongeveer als The Birds in de gelijknamige Hitchcock-film. Ik houd me in verband met mijn gemoedsrust (en het gewapper) voor dat ik zes jaar Duits gestudeerd heb. Maar ja, alleen al de ontwikkeling van de beginzin bij één enkele Engelse schrijver als Dickens doet me in mijn professie wankelen. Hij bedacht ooit de onsterfelijke aanhef: ‘Marley was dead, to begin with.’ Alleen al deze geraffineerde blik (een trompe l'oeil) in zijn schrijverskeuken is in staat me van Goethe en Schiller af te doen wenden. Een beetje neuzen in de evolutie van zijn openingen en je ontdekt bijvoorbeeld de verbazingwekkende moderne en op de reportageroman vooruitlopende, maar ook aan het bijbelse ‘woest en vormloos’ herinnerende opening van Bleak House: Londen. De Sint Michielszitting juist voorbij, en de President zitting houdende in de rechtszaal van Lincolns Inn. Allerguurst Novemberweer. Evenveel modder in de straten, als hadden de wateren zich pas teruggetrokken van de oppervlakte der aarde en het zou niet vreemd zijn een Megalosaurus te ontmoeten van een veertig voet lang, die als een reusachtige hagedis tegen Holborn Hill opwaggelde. Rook, die uit de schoorsteenpotten neerzakt en een zwarte zachte motregen doet ontstaan, met roetvlokken erin zo groot als flinke sneeuwvlokken - in de rouw gegaan, zou men kunnen denken, om het sterven van de zon.Ga naar eindnoot16.
Echt schokkend en zelfs ontroerend door de eruit sprekende wanhoop een begin te vinden, bovendien direct aansluitend op de antinomie van Kant ten aanzien van het onoplosbare probleem van de aanvang, zijn de eerste regels van A Tale of Two Cities: Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden, het was de eeuw der wijsheid, het was die der dwaasheid, het was het tijdvak van het geloof, het was dat van het ongeloof, het was het jaargetijde van het licht, het was dat der duisternis, het was de lente van de hoop, het was de winter der wanhoop; wij hadden alles te verwachten, we hadden niets te verwachten, we gingen allen rechtstreeks naar de Hemel, we gingen allen rechtstreeks de andere kant uit - kortom, het tijdvak geleek zozeer op het tegenwoordige, dat ook toen sommige van zijn meest luidruchtige mannen van invloed er op stonden dat men het, ten goede of ten kwade, slechts in de overtreffende trap van vergelijking zou beschouwen.Ga naar eindnoot17.
Ach, dat ik niet kan stilstaan bij de prachtige ingang van Thackeray's Vanity Fair met de uit het raam van Miss Pinkerton's Academy for Young Ladies puilende bevallige hoofdjes, of bij het eerste dromerige hoofdstuk en zoals achteraf blijkt in halfslaap opdoemende omgeving van The Mill on the Floss van George Eliot. En al evenmin bij de goochelaarshoed met dubbele bodem, waarmee Meredith zijn Richard Feverel begint: ‘Some years ago a book was published under the title “the Pilgrim's Script”. It consisted of a selection of original aphorisms by an anonymous gentleman, who in this bashful manner gave a bruised heart to the world.’ En wie kent niet: ‘1801. - I have just returned from a visit to my landlord - the solitary neighbour that I shall be troubled with. This is certainly a beautiful country.’ Emily Brontë slaat de spijker op onze kop wat betreft haar voorgevoelens je- | |||||||||||||||
[pagina 628]
| |||||||||||||||
gens de buurman en je voelt in de argeloosheid van de landschapsbeschrijving het onweer op til op deze Wuthering Heights. Ja ja, ik hoor het gedruis van jullie protesterende pagina's wel. En jullie daar, die ik op de bovenste planken alleen maar met mijn trap kan bereiken, wachten jullie nog even voor je je op me stort. Beloofd is beloofd, jullie komen allemaal aan de beurt, al is het maar met een vertegenwoordiger. Vanaf nu zal ik systematischer te werk gaan. Ik zal jullie zelfs nummeren. Daarom, vaarwel Hardy en Austen, vaarwel Russen.
Enkele topoi van romaningangen zijn in de poging een ontstaansgeschiedenis te reconstrueren hierboven al de revue gepasseerd.
| |||||||||||||||
[pagina 629]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 630]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 631]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 632]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 633]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 634]
| |||||||||||||||
Ik vrees dat ik nu de mij beschikbare ruimte overtreed of reeds overtreden heb. Misschien heb ik me aan iets gewaagd dat niet in het bestek van één artikel te systematiseren viel. Ook de experimentele en de anti-roman bleven om reden van de volstrekte pluriformiteit buiten deze beschouwing, zelfs die van Queneau en Gadda, die toch min of meer op de hierboven beschreven romanpatronen voortborduren... Sorry, lieve boeken uit mijn bibliotheek. Jullie hebt alle reden zo woedend met je pagina's te fladderen. Zeg wil je wel eens ophouden, hou op, hou op! ‘Het moet in het holst van de nacht geweest zijn toen baron Limier de Wiarda, forensisch laborant in ruste, zijn ogen opende. Hij moest boven zijn tafel in slaap zijn gevallen. De wolken die voor de volle maan voorbijtrokken wierpen grillige patronen op de hoge kasten vol blinkende instrumenten. Was het een droom geweest waardoor het inzicht voor hem grijpbaar was geworden...? De eye-opener wat betreft de verdwijning van de essayist die vanuit zijn van binnen afgesloten bibliotheek nu al een week geleden op onnaspeurbare wijze in het niets leek te zijn opgelost. Hij sloeg een van de boeken open die de technische recherche om een spoor te vinden had meegenomen: [...] Zijn oog viel op een merkwaardige verkleuring in de eerste alinea. Mijn God...’ |
|